29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 361 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2024

In Nederland telt iedereen mee. Die notie is verankerd in het gelijkheidsbeginsel van onze Grondwet. En het is een ideaal waar we als politiek en samenleving iedere dag invulling aan moeten geven. Mensen moeten via hun opvattingen, hun keuzes en hun handelen invloed kunnen uitoefenen op hun omgeving. Om op die manier vorm te geven aan hun eigen leven. En aan de gedeelde ruimte waarin we met elkaar samenleven.

Deze onzekere tijd vraagt veel van burgers. We staan voor grote vraagstukken op het gebied van klimaat, demografie, technologische ontwikkeling en AI, migratie, en ingrijpende geopolitieke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die soms moeilijk bij te sturen lijken, maar wel voelbaar zijn in persoonlijke levens. Voor mensen kan het voelen alsof ze controle op hun leven en omgeving missen of kwijtraken.

Het rapport «Grip» van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) gaat over het belang van controle. Wanneer mensen te veel onzekerheid moeten verwerken, en een gebrek aan handelingsperspectief voelen, neemt hun controle af. Ze ervaren minder grip. Met negatieve gevolgen voor henzelf, én voor de maatschappij, via bijvoorbeeld een slechtere gezondheid en sterker maatschappelijk onbehagen.

De WRR werkt in dit rapport een perspectief uit, in plaats van een set concrete beleidsaanbevelingen. Daarmee werpt het de fundamentele vraag op hoe de overheid zich tot burgers moet verhouden. De overheid kan niet alle onzekerheid uitbannen, maar mensen wel de handvatten bieden om hun eigen leven vorm te geven, ondanks soms grillige omstandigheden. Het kabinet verwelkomt dit soort fundamentele overwegingen, vanuit de overtuiging dat reflectie hierop uiteindelijk ook praktische beleidskeuzes kan verbeteren. Het kabinet herkent het belang van het perspectief dat de WRR aandraagt en ziet «Grip» als welkome aanvulling op eerdere rapporten van de WRR over het belang van het gedragswetenschappelijke perspectief voor beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en toezicht.1 Vanwege de breedte van het rapport is deze kabinetsreactie mede namens de Minister van VWS, de Minister van BZK, de Minister van OCW, de Minister voor APP, de Minister voor MZ, de Minister voor PVO en de Staatssecretaris van VWS. Deze reactie gaat eerst kort in op wat de WRR bedoelt met grip-denken. Dan volgen enkele voorbeelden van maatschappelijke opgaven waar het grip-perspectief van toegevoegde waarde kan zijn, waar het volgende kabinet mee aan de slag zou kunnen gaan.

Grip-denken in het WRR-rapport

Mensen ervaren grip op hun leven als ze met hun eigen handelen invloed kunnen hebben op hun situatie. Kennis, vaardigheden, tijd en (mentale) ruimte bij mensen zijn daarvoor belangrijk, én de omgeving moet zo ingericht zijn dat deze voldoende navigeerbaar is. Mensen kunnen directe grip ervaren, waarbij zij zelf invloed hebben, of indirecte grip, waarbij zij baat hebben van de invloed die anderen (voor en/of namens hen) uitoefenen.

De WRR noemt een aantal facetten van het leven waar groepen burgers aangeven weinig grip te ervaren:

  • Werk en inkomen. Werkenden die ongewild de zekerheid van een vast contract missen, ervaren minder werkzekerheid en grip op hun werkende leven. Veel levensstappen, van een hypotheek afsluiten tot kinderen krijgen, vereisen enige stabiliteit van werk en inkomen. Onzekerheid op dat vlak vertaalt zich dus naar beperkte grip op het leven.

  • Gezondheid en zorg. Mensen die kampen met gezondheidsproblemen ervaren enkel daardoor al minder grip. De WRR signaleert daarnaast dat het ideaal van «eigen regie» van cliënten en patiënten over hun zorg vaak nog moeilijk te realiseren blijkt.

  • Wonen. Krapte op de woningmarkt vermindert de controle die mensen voelen over hun woonsituatie, en kan leiden tot uitstel van levenskeuzes zoals het starten van een gezin of het verhuizen voor een baan.

  • Fysieke omgeving. Er is behoefte van mensen om mee te praten over de ruimtelijke inrichting van hun leefomgeving. Directe inspraak geeft burgers meer grip, maar komt mogelijk vooral ten goede aan mondige burgers die goed hun weg kennen in de inspraakregels. De WRR noemt daarom ook het belang van democratische vertegenwoordiging, die ook grip geeft aan burgers voor wie dat minder opgaat.

  • Sociale omgeving. Burgers ervaren weinig mogelijkheden om de sociale kwaliteit van hun buurt te verbeteren. Bij overlast voelen burgers zich vaak machteloos.

Voldoende grip is belangrijk voor het welzijn van mensen, via verschillende kanalen. Een gevoel van grip hangt bijvoorbeeld samen met betere gezondheidsuitkomsten, waarbij de causale relatie beide kanten op kan werken. Mensen die grip ervaren, maken gemakkelijker gezonde keuzes, zijn minder vatbaar voor stress, kunnen hun emoties beter reguleren, en weten in tijden van tegenslag gemakkelijker sociale steun te organiseren. De WRR stelt dat de hardnekkige gezondheidskloof tussen mensen met verschillende sociaaleconomische status mogelijk beter begrepen kan worden vanuit grip-perspectief.

Daarnaast geeft de WRR aan dat een gebrek aan grip in de persoonlijke sfeer gepaard kan gaan met een gevoel van maatschappelijk onbehagen. Volgens de raad zijn maatschappelijke zorgen soms verhulde persoonlijke zorgen. Ook beschrijft de WRR een psychologisch mechanisme waarbij een gebrek aan grip kan leiden tot het ten onrechte toeschrijven van grip aan anderen.

De boodschap aan de overheid is om het grip-perspectief mee te nemen bij het afwegen van beleidsopties. Daarbij is het van belang om bewust te kijken naar hoe beleid uitpakt voor verschillende groepen in de samenleving. De WRR benoemt drie wegen om grip te vergroten:

  • 1. Door de directe controle van mensen op hun omgeving te vergroten. Dit kan door te zorgen voor meer vaardigheden, rechten en middelen voor burgers. En door te zorgen dat zij die kunnen benutten in een «navigeerbare omgeving», waarin regels begrijpelijk, doenlijk en stabiel zijn.

  • 2. Door de indirecte controle van mensen te vergroten via representatieve democratie. Politici met een democratische meerderheid kunnen de wetgevende en financiële macht van de staat aanwenden om iets te doen voor de mensen die op ze hebben gestemd. Ook instituties in het maatschappelijk middenveld, zoals vakbonden, coöperaties, NGO’s, belangenorganisaties, en burgerinitiatieven bieden indirecte grip.

  • 3. Door de collectieve controle te vergroten en te zorgen dat de politieke gemeenschap als geheel grip heeft op de gedeelde toekomst van dit land. Daarin ziet de WRR een belangrijke rol voor solide en aansprekende regeringsplannen. Solide, omdat ze uitvoerbaar zijn en op wetenschap gebaseerd. En aansprekend, toekomstgericht en met het oog op het gewenste eindbeeld. Voorbeelden uit het verleden zijn het «Deltaplan», het programma «Ruimte voor de rivier» en «Vinex» (Vierde nota ruimtelijke ordening extra).

De WRR geeft aan dat de overheid niet alle onzekerheid weg kan nemen bij burgers. En dus geen volledige zekerheid kan bieden. Daarom noemt de WRR grip een «richtinggevend ideaal». Ondanks de onvoorspelbaarheid van de wereld, heeft de overheid een taak om de middelen en voorzieningen te bieden die mensen in staat stellen controle uit te oefenen op hun leven.

Grip kan volgens de WRR ook een verdelingsvraagstuk zijn. Meer grip voor de een betekent soms minder grip voor de ander. Dit is evident bij de herverdeling van inkomens via de belastingen, maar het speelt ook op andere terreinen. Inspraak bieden kan mensen meer grip geven op de ontwikkelingen in hun leefomgeving. Maar als meer grip voor omwonenden leidt tot weerstand tegen de bouw van nieuwe woningen (vanuit een «not in my backyard»-houding), krijgen woningzoekenden juist minder grip op hun woonsituatie, doordat het woningaanbod kleiner is. De overheid staat voor de taak om de juiste balans te vinden in de verdeling van grip, met oog voor de spanning tussen botsende belangen.

Reactie kabinet

Het kabinet vindt het belangrijk om gedragswetenschappelijke kennis structureel en gedurende het gehele beleidsproces te benutten, van beleidsontwikkeling tot beleidsuitvoering en toezicht.2 Het grip-denken als onderdeel van het gedragswetenschappelijke perspectief maakt hier een integraal onderdeel vanuit. Het kabinet ziet grip in de kern als een balans van twee fundamentele psychologische behoeften, namelijk de behoefte aan zekerheid en de behoefte aan vrijheid of autonomie. Grip zit op het snijvlak tussen die behoeften. Het laat zien hoe ze niet per se tegengesteld zijn, en dat beiden nodig zijn om burgers in staat te stellen hun leven vorm te geven.

Daarmee biedt het grip-perspectief ook een uitgangspunt voor het denken over de verantwoordelijkheid van de overheid. De WRR stelt dat mensen niet beter af zijn als onzekerheid volledig wordt weggenomen. De overheid kan ook geen volledige zekerheid garanderen. Daarvoor is het leven inherent te onzeker. De overheid kan sommige risico’s collectief afdekken, maar niet alles. Het kabinet ziet grip dus als het kunnen omgaan met onzekerheid, bijvoorbeeld door mensen in staat te stellen terug te vallen op omstandigheden die houvast bieden. Waar nodig ondersteund door de overheid. Een geïsoleerd huis biedt meer grip bij onzekere energieprijzen en via scholing kunnen mensen hun grip op hun positie op de arbeidsmarkt vergroten. Het grip-perspectief leert dat we mensen adequate ondersteuning moeten bieden, op zo’n manier dat zij de onzekerheid in hun leven kunnen dragen.

Dit kabinet ziet het rapport daarmee ook als bijdrage aan het gesprek over het bieden van bestaanszekerheid in den brede, en over de rol van de overheid in onze samenleving en economie. En verwelkomt de wisseling van perspectief die de WRR hiermee inbrengt.

Maatschappelijke thema’s en grip-denken

Het kabinet ziet toegevoegde waarde van het grip-perspectief bij verschillende maatschappelijke thema’s. Hieronder bespreek ik een aantal voorbeelden: vertrouwen in de samenleving, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, ongelijkheid, onderwijs, gezondheid, en een betrouwbare overheid.

Vertrouwen in de samenleving

De WRR ziet een verband tussen gebrek aan grip en polarisatie, bubbelvorming, wij-zij denken, zoeken naar een zondebok en complotdenken. Juist om meer grip te ervaren zoeken mensen gelijkgestemden op. Met als paradox het risico op verlies van grip door verlies van het vermogen om constructief met andere meningen om te gaan. De beleidsinzet rondom maatschappelijk onbehagen moet dus niet alleen gebaseerd zijn op het benadrukken van de feiten, maar moet rekenschap geven van de verbinding met ervaren machteloosheid.

Het kabinet is dankbaar voor deze analyse, die aansluit bij de interdepartementale inzet vanuit het netwerk Maatschappelijke Onrust. Met dat netwerk kijkt het kabinet met een brede blik naar het omgaan met onbehagen, polarisatie en complotconstructies. Hierbij wordt gekeken vanuit de breedte die ook het grip rapport benadrukt, en rekening gehouden met wonen, werk en gezondheid. Het is niet voldoende om burgers te vertellen dat het eigenlijk goed gaat met Nederland, terwijl ze dat zelf niet zo ervaren. Het streven naar een beter begrip van de bronnen van onbehagen, met name de persoonlijke doelen en uitdagingen van burgers, zal bijdragen aan een meer effectieve aanpak van maatschappelijke vraagstukken.

Onbehagen hangt samen met ervaren grip op de eigen levensloop, en gaat dus ook over sociale mobiliteit. Als stijgen op de sociale ladder moeilijker wordt, en mensen tegen glazen plafonds aanlopen, vermindert dat hun gevoel dat hun acties ertoe doen, en hebben ze minder grip. Aan de andere kant kunnen mensen juist het gevoel hebben dat hun sociale positie wankel is, en dat zijzelf of hun kinderen er zomaar op achteruit kunnen gaan.3 Die onzekerheid hangt ook samen met onbehagen en verlies van grip.

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid

Zoals de WRR stelt, zijn maatschappelijk zorgen soms verhulde persoonlijke zorgen. Vertrouwen in de samenleving vereist dat mensen zich voldoende zeker voelen over hun eigen leven, en met vertrouwen vooruit kunnen kijken. Een projectie op de eigen toekomst geeft grip. Onzekerheid betekent dat mensen zich zorgen maken over de looptijd van een tijdelijk contract, of het loonstrookje aan het einde van de maand, en daardoor minder ruimte hebben om bezig te zijn met de lange termijn.

De WRR benadrukte eerder het belang van grip op werk, grip op geld en grip op leven.4 Met aandacht voor de breedte van factoren die werk waardevol maken zoals voldoende zekerheid, een adequaat inkomen, een goede werk-privébalans, voldoende autonomie en ruimte voor ontwikkeling op de werkplek.

Als mensen minder grip ervaren door hun arbeidsmarktpositie, kan dat ervoor zorgen dat werkenden belangrijke beslissingen in hun leven uitstellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een groep kwetsbare flexwerkers. Flexwerkers beginnen gemiddeld later aan het krijgen van kinderen, of kunnen moeite hebben met het vinden van een woning. Ook wordt er door werkgevers en flexwerkers zelf gemiddeld minder geïnvesteerd in hun ontwikkeling via scholing, wat betekent dat zij minder grip kunnen hebben op hun toekomstige loopbaan.

Door mensen meer grip te geven op hun arbeidsmarktpositie, kunnen zij beter omgaan met de andere uitdagingen die het leven biedt. Dat biedt hen ook meer autonomie in hun werk en hun leven. Mede daarom is het kabinet gekomen met een evenwichtig arbeidsmarktpakket.

Daarin zit een integraal en samenhangend geheel aan maatregelen om de zekerheid van werkenden én de wendbaarheid van ondernemingen te vergroten. Het arbeidsmarktpakket is mede gebaseerd op adviezen van de Sociaal Economische Raad, de commissie Borstlap en de WRR. Het arbeidsmarktpakket is een voorbeeld van indirecte grip: via de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers is een gebalanceerd pakket tot stand gekomen.

De wetgeving is nu uitgewerkt zodat een volgend kabinet in de gelegenheid is om voortvarend met deze wet- en regelgeving aan de slag te gaan.

Wanneer mensen (tijdelijk) niet of minder in staat zijn om via werk in hun inkomen te voorzien, biedt sociale zekerheid inkomensondersteuning. Waardoor zij grip op hun leven kunnen behouden. Tegelijkertijd is de sociale zekerheid uitgegroeid tot een complex geheel aan regelingen en voorwaarden, met verspreide uitvoering, waarvan het gebruik door een brede groep mensen als ingewikkeld wordt ervaren. Ingewikkelde en tegen elkaar inwerkende regelingen zorgen ervoor dat het voor mensen vaak nog nauwelijks te voorspellen is wat de som van de regelingen gaat zijn. Zeker bij een verandering in iemands situatie, zoals weer aan het werk gaan. Ook de verspreiding van sociale zekerheid over verschillende loketten vergroot de complexiteit voor gebruikers, en vermindert hun grip op hun situatie. Dit staat op gespannen voet met de onderliggende doelen om bestaanszekerheid te borgen en participatie te bevorderen.5

Het grip-denken en het meenemen van het burgerperspectief is door gedragsadviseurs van de betrokken departementen en publieke dienstverleners toegepast bij het Interdepartementale Beleidsonderzoek Vereenvoudiging Sociale Zekerheid.

Het kabinet zet in op vereenvoudiging van verschillende regelingen waar mensen mee te maken kunnen hebben, zoals de arbeidsongeschiktenregelingen, de Participatiewet en de toeslagen. Daarnaast werkt het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen (VIM) aan domeinoverstijgende stelselvarianten voor eenvoudiger stelsel van inkomensondersteuning met samenhang tussen toeslagen, fiscaliteit, sociale zekerheid, lokale regelingen en eigen bijdragen. Hierbij staat telkens het perspectief van burgers centraal. Eind 2024 ontvangt Uw Kamer een hoofdlijnenbrief met een eerste overzicht van de stelselvarianten. Verdere uitwerking volgt in het voorjaar van 20256.

Naast complexiteit kunnen ook hardheden in de sociale zekerheid zorgen voor onzekerheid en minder grip. Uitvoeringsorganisaties moeten dus voldoende ruimte krijgen om regelingen in lijn met hun achterliggende bedoeling toe te passen. En de ruimte die ze daarvoor hebben ook durven benutten.

Ongelijkheid

Zoals de WRR stelt, is grip ook een verdelingsvraagstuk. De rechten en middelen die nodig zijn om grip te hebben, zijn in onze samenleving ongelijk verdeeld. Dat kan in de weg kan staan van kansengelijkheid. Bijvoorbeeld als sommige werkzoekenden vanuit hun ouderlijk milieu minder toegang hebben tot een professioneel sociaal netwerk en daardoor moeilijker een passende baan vinden. Daarbij is de gelijkheid tussen mensen in concrete mogelijkheden om invulling te geven aan hun leven (equity) soms belangrijker dan een puur formele gelijkheid (equality). Ook het wegnemen van drempels die deze ongelijkheid veroorzaken is cruciaal (liberty).

Ongelijkheid heeft dus meer verschijningsvormen dan enkel inkomens- en vermogensongelijkheid. Het raakt ook aan andere hulpbronnen zoals gezondheid of toegang tot sociale netwerken. Het SCP-rapport «Eigentijdse Ongelijkheid» laat dit helder zien en toont ook dat er sprake is van samenhang tussen de afwezigheid van bepaalde hulpbronnen. Het grip-denken helpt om die samenhang te begrijpen. Als de ene vorm van ongelijkheid ertoe leidt dat iemand minder grip ervaart, werken de negatieve effecten van onvoldoende grip ook breder door in iemands leven en leidt het daarmee tot andere vormen van ongelijkheid.

Inkomen speelt een belangrijke rol bij ongelijkheid, zoals het kabinet heeft toegelicht in de kabinetsreactie op het SCP-rapport Eigentijdse ongelijkheid. Zowel de hoogte als de zekerheid van inkomens zijn belangrijk voor ongelijkheid en grip. Het Continu onderzoek Burgerperspectieven7 van SCP laat zien dat mensen die grip op hun eigen leven ervaren, hun financiële situatie vaker met een voldoende beoordelen. De terugkerende onderzoeksreeks laat ook zien dat sinds 2021 één van de meestgenoemde maatschappelijke zorgen het inkomen van mensen betreft.8 Deze zorgen gaan over stijgende prijzen, inflatie, de hoge energiekosten, armoede en (groeiende) inkomensverschillen. Dergelijke zorgen kunnen leiden tot minder grip. Het kabinet heeft voor 2023 en 2024 koopkrachtpakketten met maatregelen getroffen om deze knelpunten te adresseren. De wetenschap dat burgers er bij zulke tegenslagen niet alleen voor staan, biedt hen ook een vorm van indirecte grip.

Onderwijs

De WRR constateert dat onderwijs een bepalende factor is voor mensen om grip op hun leven te hebben. De kennis en vaardigheden die in het onderwijs worden opgedaan vergroten de kans op het verkrijgen van goed werk en inkomen en dragen bij aan iemands mentale en fysieke gezondheid. Het stelt burgers ook in staat om met veranderende omstandigheden en onzekerheid om te gaan.

Iets nieuws leren draagt bij aan je eigen ontwikkeling en vergoot het gevoel van controle over je eigen leven. Leren begint bij een goede beheersing van de basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap) die je nodig hebt om je te redden in de maatschappij en verder te kunnen leren. Het Masterplan basisvaardigheden is twee jaar geleden in het leven geroepen met als doel de basisvaardigheden van leerlingen duurzaam te verbeteren. Met het Masterplan zorgen we voor een duidelijke opdracht voor scholen door de vernieuwing van het curriculum en wordt evidence-informed werken gestimuleerd door kennis te verspreiden en expertise aan te bieden. Aan het einde van het schooljaar 2027/2028 willen we over de hele linie een grote verbetering zien in de prestaties op de basisvaardigheden. Ook in aansluiting op het vervolgonderwijs is verbetering van prestaties op de basisvaardigheden urgent. Zo wordt vanuit het mbo gewerkt aan het versterken van de basisvaardigheden via de aanpak basisvaardigheden mbo.

Om de persoonlijke controle op je leven en werk te vergroten is het nodig ook na het afronden van je opleiding te blijven leren. Leven Lang Ontwikkelen moet voor iedereen vanzelfsprekend worden. De concrete stappen die daarvoor nodig zijn, zijn eind vorig jaar in de onderwijsagenda LLO gepresenteerd.9

De mogelijkheid om te leren is cruciaal voor je eigen ontwikkeling en het ervaren van controle, maar niet alle leerlingen en studenten krijgen dezelfde kansen in het onderwijs. In alle onderwijssectoren heeft het bevorderen van gelijke kansen daarom een hoge prioriteit; zo is begin 2023 in het funderend onderwijs de visie Kansengelijkheid gepubliceerd en is kansengelijkheid een belangrijk onderwerp in de Werkagenda mbo.10 Het grip-denken biedt een aanvullend perspectief op kansenongelijkheid. Voor leerlingen en studenten moet voorspelbaar zijn welke ondersteuning en begeleiding zij krijgen ongeacht waar je naar school gaat en niet belemmerd door vooroordelen of discriminatie.

Gezondheid

De WRR geeft aan dat kijken vanuit grip ook een ander licht werpt op sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Een gebrek aan grip door onzekerheid op terreinen als inkomen, wonen en leefomgeving werkt door op iemands mentale en fysieke gezondheid. Dit komt zowel door stress, als door keuzes en levensomstandigheden die volgen uit weinig grip.

Er is een belangrijke wisselwerking tussen (ervaren) gezondheid en de omstandigheden waarin iemand opgroeit, woont en werkt.11 De SER heeft onlangs het advies «Gezond opgroeien, wonen en werken» uitgebracht,12 met de oproep om sociaaleconomische gezondheidsverschillen terug te dringen via een domeinoverstijgende aanpak. Het terugdringen van deze verschillen kan volgens de SER alleen slagen als we inzetten op de achterliggende maatschappelijke oorzaken en ongelijkheden.

Via een collectieve inspanning van overheid tot werkgevers en vakbonden, in aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid van mensen zelf. Het kabinet streeft ernaar om rond de zomer een reactie op het advies aan uw Kamer te sturen.

Een slechte gezondheid werkt ook door naar andere terreinen die belangrijk zijn voor grip. Mensen die door een slechte gezondheid of beperking weinig grip op het leven ervaren, zullen het moeilijker hebben om een passende baan te vinden, omdat ze bijvoorbeeld vaker uitvallen of naar het ziekenhuis moeten. Het CPB heeft ook laten zien dat problemen in de gezondheid problemen op de arbeidsmarkt kunnen voorspellen.

De komende decennia stijgt de vraag naar zorg snel, onder andere door de vergrijzing en de toenemende behandelmogelijkheden in de zorg. Er zal niet altijd genoeg personeel zijn om de stijgende vraag naar zorg te vervullen. Dit kan leiden tot oplopende wachtlijsten en hoge druk op zorgmedewerkers. De grip van burgers op hun gezondheid zou kunnen afnemen doordat het niet meer als vanzelfsprekend wordt ervaren dat zorg in de toekomst direct voor iedereen beschikbaar is. De technische werkgroep macrobeheersing zorguitgaven heeft verschillende uitvoeringsvarianten verkend om de inzet van schaarse mensen en middelen op macroniveau te verbeteren. Dit is bedoeld om een volgend kabinet in staat te stellen om weloverwogen keuzes te maken.13

Het Ministerie van VWS heeft de afgelopen jaren samen met diverse partijen verschillende programma’s en akkoorden gesloten om een omgeving te creëren die burgers ondersteunt en stimuleert om gezonder te leven, zoals het Nationaal Preventieakkoord, het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Met het GALA worden bijvoorbeeld gemeenten gestimuleerd om sociaaleconomische gezondheidsachterstanden terug te dringen door een integrale aanpak die zich richt op factoren zoals de sociale basis en de fysieke leefomgeving.14

Bij «Health in all Policies» hebben alle domeinen, van de gezondheidszorg tot het sociaal en fysiek domein, een rol bij het beschermen en bevorderen van de gezondheid in het algemeen en het verkleinen van gezondheidsachterstanden in het bijzonder. We moeten met een bredere blik naar gezondheid kijken. Bestaans(on)zekerheid gaat ook over gezondheid. Gezondheid moet meer worden meegenomen en afgewogen in gerelateerd overheidsbeleid. Vanuit dit principe zet VWS samen met andere departementen in op een samenhangende Health in all Policies-agenda, met daarbij ook specifieke aandacht voor sociaaleconomische gezondheidsachterstanden. In de uitwerking daarvan zal ook het «grip-denken» worden meegenomen.15

Wonen en Woningbouw

Wonen is een grondrecht en het niet kunnen vinden van een woning in een fijne leefomgeving is een bron van zorg voor veel mensen. Dit kabinet heeft de regie op de volkshuisvesting hernomen en het weer een kerntaak van de overheid gemaakt. Daarbij worden ook maatregelen toegepast die de WRR benoemt om de voorraad beter te benutten. Bijvoorbeeld door het delen van een woning te vergemakkelijken en door de doorstroming tussen woningen te bevorderen.

De Wet Versterking regie volkshuisvesting zorgt voor de wettelijke verankering van alles wat op het gebied van volkshuisvesting in gang is gezet. Overheden krijgen hiermee de wettelijke instrumenten in handen om met meer regie – en meer tempo – meer betaalbare woningen te bouwen. Dit versterkt de collectieve grip op dit thema. Daarnaast probeert het kabinet door de Wet betaalbare huur de individuele grip op de woningmarkt te verhogen door meer bescherming en zekerheid te bieden voor huurders en het betaalbare aanbod te verhogen. Verder wil het kabinet starters op de koopwoningmarkt ondersteunen met het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen. Ook wil het kabinet mensen meer ruimte geven om zelf de regie te nemen om een gezamenlijke woonwens te realiseren door wooncoöperaties te ondersteunen, een goed voorbeeld van het versterken van grip door indirecte controle.

In het rapport wordt ook gesproken over participatie onder de Omgevingswet. Volgens de WRR hangt de mate van controle van burgers op hun fysieke leefomgeving door participatie af van hoe gemeenten, provincies en waterschappen in de praktijk de participatie gaan invullen. De Omgevingswet stimuleert vroegtijdige participatie en bevat regels om participatie te borgen. Zo is bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een aanvraagvereiste opgenomen waarbij het bevoegd bezag, vraagt of er participatie heeft plaatsgevonden. Participatie is echter maatwerk, daarom schrijft de wet niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Dit is aan de initiatiefnemer, want de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, de locatie en de betrokkenen zijn elke keer anders. Het bevoegd gezag betrekt de informatie over participatie bij haar integrale belangenafweging om wel of niet de omgevingsvergunning te verlenen. Er moet te allen tijde oog blijven voor alle belangen, vooral ook van betrokkenen die zich niet hebben laten horen. Omdat het bevoegd gezag altijd verantwoording aflegt aan een representatief orgaan komt de grip van inwoners die niet meedoen in het participatietraject niet in gevaar.

Betrouwbare overheid

Het is belangrijk dat burgers begrijpen hoe de keuzes van de overheid passen bij de uitdagingen van de toekomst. Daarom moet de overheid op basis van wetenschappelijke kennis solide en aansprekende plannen maken, die doorwerken over kabinetten heen en waarbij rekening wordt gehouden met het effect van grote koerswijzigingen op de grip die burgers hebben.

Op dit moment zijn er verschillende trajecten en rapporten die een stevig onderbouwde blik op de toekomst bieden, en die een volgend kabinet houvast kunnen geven bij het opstellen van aansprekende en solide plannen. Voorbeelden hiervan zijn het rapport van de Staatscommissie Demografie16, de nieuwe Nota Ruimte17, en de Mobiliteitsvisie.18 Ook de Europese AI verordening is een voorbeeld van beleid dat houvast biedt op een grote trendmatige ontwikkeling door duidelijkheid te bieden over welke AI toepassingen mogen worden ingezet, en onder welke voorwaarden.

Solide beleidsplannen vereisen een sterke en brede kennisbasis. De wetenschap speelt hierbij een belangrijke rol. Daarom is er sinds vorig jaar een Science for Policy-team vanuit het Ministerie van OCW actief. Het team streeft er naar dynamische en multidisciplinaire interacties tussen wetenschap en beleid tot stand te brengen, met als doel goed geïnformeerd en betrouwbaar beleid op complexe maatschappelijke opgaven (zoals bijvoorbeeld de gevolgen van AI voor onderwijs en arbeidsmarkt).

Ook kennis van hoe beleid wordt ervaren door burgers is cruciaal. Door oog te hebben voor het perspectief van mensen zelf.

En waar relevant ook in beeld te brengen of zij bij en na de implementatie van plannen daadwerkelijk meer grip ervaren.

Conclusie

De overheid kan onzekerheid niet uitbannen, maar er wel aan bijdragen dat mensen grip krijgen op het vormgeven van hun eigen leven. Sommige burgers hebben meer dan anderen de tijd, ruimte, kennis of vaardigheden om te voorzien in de vervulling van hun behoeften. Grip-denken helpt dat in beeld te houden bij het denken over eerlijke verdeling van hulpbronnen. Ook helpt het bij het inrichten van stelsels om mensen te ondersteunen.

Grip biedt een perspectief om het structurele karakter van maatschappelijke problemen in beeld te krijgen. En de negatieve spiralen waar burgers in kunnen belanden, als tegenslag op één terrein via minder grip doorwerkt in iemands hele leven. Waarbij ook persoonlijke problematiek en maatschappelijk onbehagen interacteren, met het risico op sociaal afhaken.

Het rapport benadrukt nogmaals het belang van het perspectief van burgers zelf op beleid beter mee te nemen, naast bijvoorbeeld het financiële en juridische perspectief op beleid. Het toepassen van gedragswetenschappelijke kennis is inmiddels een integraal onderdeel van het Beleidskompas.19 Het meenemen van grip-denken in de kwaliteitseis voor doenvermogen is een logische vervolgstap.

In 2014 is door de Ministeries het Behavioural Insights Netwerk NL (BIN NL) opgericht. BIN NL faciliteert het onderling uitwisselen van kennis en ervaring en speelt daarnaast een ondersteunende en aanjagende rol als het gaat om het benutten van gedragswetenschappelijk kennis binnen de overheid. BIN NL zal ook aandacht besteden aan het grip-denken als onderdeel van het gedragswetenschappelijke perspectief. Het blijft een leerproces om het grip-denken goed te integreren in beleid en verder te concretiseren. Het kabinet is bijzonder geïnteresseerd in het vervolgtraject van de WRR en wil graag samen met de WRR verder kijken naar hoe er handen en voeten kunnen worden gegeven aan het vergroten van grip.

Om de opgaven waar we als samenleving voor staan het hoofd te bieden, moeten we burgers grip bieden. Lukt dat niet, dan dreigt een negatieve spiraal waar minder grip leidt tot minder sociale samenhang, en daarmee tot minder succes bij de gezamenlijke aanpak van maatschappelijke opgaven, met nog minder grip tot gevolg. Burgers met grip kunnen met vertrouwen in elkaar hun rol in de samenleving vervullen, om samen te werken aan de opgaven van nu en van de toekomst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Zie de WRR-rapporten «De menselijke beslisser» (2009), «Met kennis van gedrag beleid maken» (2014) en «Weten is nog geen doen» (2017).

X Noot
2

Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 140

X Noot
3

Zoals beschreven in Fear of Falling van Barbara Ehrenreich, en door de WRR: De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden | Verkenning | WRR.

X Noot
4

Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht | Rapport | WRR;

Het rapport van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten maakt inzichtelijk welke problemen er ontstaan bij arbeidsmigranten voor wie deze voorwaarden voor goed werk geenszins op orde zijn. Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan | Rapport | Rijksoverheid.nl

X Noot
6

Op 8 december 2023 is de brief «Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen» naar Uw Kamer toegestuurd. Kamerstukken 2023/24, 29 362, nr. 347.

X Noot
7

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de procedurevergadering van 16 mei 2023 aan demissionair Minister Schouten verzocht om een reactie te geven op de SCP-publicatie «Burgerperspectieven 2023». Middels voorliggende Kamerbrief wordt aan dit verzoek voldaan.

X Noot
10

Kamerstukken 2023/24, 31 293, nr. 660; Kamerstukken 2023/24, 31 524, nr. 549.

X Noot
12

SER-advies 23/07 van december 2023 aan de demissionair Minister van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid, de demissionair Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de demissionair Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag. advies 23/07 Gezond opgroeien, wonen en werken (ser.nl)

X Noot
14

Kamerstukken 2023/24, 32 793, nr. 653.

X Noot
15

Kamerstukken 2023/24, 32 793, nr. 709.

X Noot
19

Het Beleidskompas is de centrale werkwijze voor het ontwikkelen van Beleid, met als belangrijk onderdeel het meewegen van eindgebruikersperspectief.

Naar boven