29 344 Terugkeerbeleid

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2011

Hierbij bied ik u in de bijlage, mede namens de minister voor Immigratie en Asiel, de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dam en Spekman (beiden PvdA) aan over de mogelijke strijdigheid van de Wet Inburgering Buitenland met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De Kamervragen zijn ingezonden op 30 mei 2011 (Aanhangsel Handelingen II, 2010/11, nr. 2891).

Daarnaast heeft mevrouw Van Gesthuizen (SP) tijdens het Algemeen Overleg inzake Vreemdelingen- en Asielbeleid op 8 juni jl. de minister voor Immigratie en Asiel gevraagd naar de betekenis van de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 31 maart 2011 voor de toekomst. De vraag van mevrouw Van Gesthuizen is tijdens het AO gesteld in de wetenschap dat er nog een uitspraak zou worden gedaan door het Europese Hof van Justitie inzake de mogelijke strijdigheid van de Wet Inburgering Buitenland met de Richtlijn gezinshereniging. Onverwacht heeft het Europese Hof van Justitie op 10 juni 2011 de prejudiciële verwijzing bij beschikking afgedaan zonder beslissing. Op 14 juni 2011 is deze beschikking aan Nederland betekend. Het Europese Hof van Justitie motiveert haar beslissing als volgt.

  • 1. De verwijzende rechter wenste, in die brief van 30 mei 2011, zijn verzoek om een prejudiciële beslissing weliswaar te handhaven, omdat betrokken vreemdeling overweegt bij hem beroep tot schadevergoeding in te stellen.

  • 2. De instelling van een dergelijk beroep is in dit stadium echter slechts een eventualiteit en is hypothetisch.

  • 3. Volgens vaste rechtspraak is de reden voor een prejudiciële verwijzing niet het formuleren van rechtsgeleerde adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken, maar de behoefte aan werkelijke beslechting van een geschil.

  • 4. Daaruit volgt dat geen uitspraak hoeft te worden gedaan over het verzoek om een prejudiciële beslissing.

In antwoord op de vraag van mevrouw Van Gesthuizen ben ik van mening dat in het algemeen niet vooruit moet worden gelopen op uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Wel is per 1 april 2011 een specifieke hardheidsclausule opgenomen in het Vreemdelingenbesluit om in individuele zaken vanwege bijzondere feiten en omstandigheden af te wijken van het beleid.

Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen in de bijlage.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven