29 344 Terugkeerbeleid

Nr. 132 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2017

De Vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer heeft mij op 9 februari jl. verzocht een reactie te geven op het rapport van Defence for Children «Ik wil terug naar Nederland. Monitoring van teruggekeerde gewortelde kinderen in Armenië». Met deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet.

Defence for Children en het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor kinderen en Vreemdelingenrecht van de Rijksuniversiteit Groningen hebben onderzocht hoe het met kinderen gaat die na langdurig verblijf in Nederland gedwongen zijn teruggekeerd naar Armenië. Uit het onderzoek komt naar voren dat de leefomstandigheden van de uitgezette gezinnen in Armenië slecht zijn. In het rapport worden aanbevelingen gedaan over ondersteuning bij terugkeer in het land van herkomst en over monitoring van de situatie van de kinderen die zijn uitgezet. U treft hieronder mijn reactie aan op deze aanbevelingen.

Ik vind het belangrijk om voorop te stellen dat het uitgangspunt van het kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht (meer) heeft op verblijf in Nederland, hij Nederland moet verlaten. Bij terugkeer naar het land van herkomst zullen afgewezen vreemdelingen en hun kinderen zich over het algemeen weer moeten inpassen in en aanpassen aan de samenleving in het herkomstland. Voor een deel van hen brengt dit beperkingen met zich mee in de mate waarin zij zich bij terugkeer kunnen ontwikkelen en ontplooien, in vergelijking met de Nederlandse situatie. Deze beperkingen kunnen ingrijpend zijn, maar vormen op zichzelf onvoldoende grond om een verblijfvergunning te verlenen. Het vertrek uit Nederland betreft een eigen verantwoordelijkheid van het gezin. Om die reden staat vrijwillige of zelfstandige terugkeer voorop. De Nederlandse overheid ondersteunt het gezin hierbij met diverse maatregelen waarin, naast de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), ook de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en een groot aantal ngo’s een belangrijke rol spelen om gezinnen te bereiken en te begeleiden bij terugkeer. Wanneer een vreemdeling, ondanks de inzet op vrijwillig vertrek en de gesprekken die de DT&V met dat oogmerk voert, niet bereid is aan zijn terugkeer te werken, kan een traject van gedwongen vertrek aan de orde komen. De terugkeerondersteuning kent hierbij dan zijn beperkingen.

Geef gewortelde kinderen die langdurig in Nederland hebben verbleven een verzekerde toekomst in Nederland. Erken verblijfsrecht na maximaal vijf jaar.

Met de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen is er beleid gekomen waaraan objectief kan worden getoetst of de overheid een vergunning dient te verlenen op basis van langdurig verblijf. Daarbij wordt het eigen handelen van de vreemdeling meegewogen. Deze regeling is restrictiever dan de «overgangsregeling» (het «Kinderpardon»). In het regeerakkoord (Kamerstuk 33 410, nr. 15) is opgenomen dat de definitieve regeling «naar zijn aard betrekking zal hebben op een klein aantal personen». Dit is er onder meer in gelegen dat de vreemdeling actief moet hebben gewerkt aan zijn terugkeer. Het betreft immers een regeling voor mensen die daadwerkelijk zelf hebben gewerkt aan terugkeer, maar die terugkeer om redenen gelegen buiten hun invloedssfeer niet hebben kunnen realiseren. Werken aan vertrek wordt dus niet pas verlangd als er al sprake is van langdurig verblijf, maar ook voordien en juist ter voorkoming van dat langdurige verblijf. Bij erkenning van verblijfsrecht na vijf jaar verliest het stelsel niet enkel een stimulans voor vreemdelingen om zelf invulling te geven aan de wettelijke vertrekplicht, maar ontstaat zelfs een stimulans om procedures te stapelen en niet te werken aan vertrek of dat vertrek zelfs te frustreren. Ik vind dat onwenselijk.

Voer een zorgvuldig en gemotiveerd assessment uit van het belang van het kind in de verblijfsrechtelijke procedures.

Het Nederlandse vreemdelingenbeleid houdt rekening met de positie van minderjarigen (zowel in gezinsverband als voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen), waarmee onder meer recht wordt gedaan aan het Kinderrechtenverdrag (IVRK). In zowel de asielprocedure als reguliere toelatingsprocedures heeft het belang van het kind een duidelijke plaats en dit komt tot uitdrukking in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop procedures zijn ingericht waarbij kinderen betrokken zijn. Het belang van het kind wordt daarbij nadrukkelijk betrokken bij de belangenafweging in het licht van artikel 8 EVRM. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf. Ook bij de toepassing van de Regeling langdurig verblijvende kinderen, die begunstigend beleid behelst, geldt dit. Juist uit artikel 8 EVRM volgt dat de band tussen ouders en kind onlosmakelijk is verbonden. Het gedrag van de ouders dient daarom ook betrokken te worden bij de beoordeling of de regeling toegepast kan worden. Indien het gedrag van de ouders niet bij de beoordeling kan worden betrokken, doorkruist dit de mogelijkheden om een effectief vreemdelingenbeleid te voeren en wordt illegaal verblijf onnodig gestimuleerd, wat naar het oordeel van het kabinet juist niet in het belang van kinderen is.

Zet gezinnen op een menselijke manier uit, bij voorkeur op vrijwillige basis. Bereid mensen voor, geef hen tijd om hun spullen te pakken, bejegen hen vriendelijk en licht mensen niet van hun bed.

Maak een terugkeerplan waarin niet de theoretische mogelijkheden staan van scholing, gezondheidszorg en behuizing, maar waarin wordt beschreven hoe hier in ieder individueel geval praktisch invulling aan wordt gegeven. Neem barrières weg waardoor kinderen hun recht op onderwijs in de praktijk kunnen brengen en zij gebruik kunnen maken van gezondheidszorg en sociale voorzieningen.

Onderzoek waar de ouders concreet kunnen werken na terugkeer om zo snel mogelijk in het levensonderhoud van het gezin te kunnen voorzien.

Overleg met de kinderen of en hoe zij afscheid willen nemen van vriendjes en vriendinnetjes en maak dit mogelijk.

Zelfstandig vertrek heeft de voorkeur van het kabinet. Zoals aangegeven biedt Nederland daar een breed scala aan mogelijkheden. Bij de vertrekprocedure wordt door een regievoerder van de DT&V een vertrekplan gemaakt. Het vertrekplan vormt onderdeel van een persoonsgerichte aanpak om een vreemdeling te bewegen – zelfstandig – te vertrekken uit Nederland, dan wel, als dit niet lukt, gedwongen te laten vertrekken. Het vertrekplan is de basis voor het ontwikkelen van een strategie hoe het vertrekproces uit te gaan voeren. Deze strategie zal van persoon tot persoon verschillen en kan gaandeweg worden aangepast. Het vertrekplan kan worden gebruikt in overleggen met andere betrokken organisaties om informatie te delen over de stand van zaken in het vertrekproces, om afspraken met de vreemdeling vast te leggen en te volgen, om de nog te ondernemen acties en te volgen strategie vast te leggen om zo te komen tot het beoogde resultaat. Zowel bij zelfstandig als gedwongen vertrek informeert de regievoerder gedurende het vertrekproces de vreemdeling over de mogelijkheden tot het verkrijgen van ondersteuning bij terugkeer en zijn re-integratie door IOM of andere ngo’s. Deze informatie is ook terug te vinden op www.infoterugkeer.nl. Door de regievoerder wordt met de vreemdeling besproken welke belemmeringen er eventueel zijn om terug te keren en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen, zoals bijvoorbeeld hulp bij het vinden van onder meer huisvesting, werk en school. Dit geldt ook voor de kinderen van het gezin. Op individuele basis kan gekeken worden waar behoefte aan is. Bij zelfstandig vertrek kan met de regievoerder ook over praktische zaken worden gesproken over hoeveel bagage er meegenomen kan worden, wanneer het vertrek plaatsvindt en welke voorbereidingen het gezin nog moet treffen voor dit vertrek. Zo kan er bij zelfstandig vertrek ook besproken worden hoe een kind afscheid wil nemen van vrienden op school.

Uitgangspunt bij het goed kunnen aanbieden van ondersteuning is dat het gezin de wil heeft om te vertrekken, zodat er met het gezin besproken kan worden wat er voor hen nodig is om terug te keren. Als een gezin niet bereid is om terug te keren, betekent dit ook dat er minder ruimte is voor het organiseren van terugkeerondersteuning en dat gedwongen terugkeer aan de orde kan zijn. Het niet zelfstandig willen vertrekken, heeft ook als gevolg dat een inbewaringstelling plaats kan vinden, waarbij in het belang van de veiligheid van alle aanwezigen, zowel het gezin, maar ook de begeleiders, meerdere personen aanwezig kunnen zijn.

Sinds 2014 worden de inbewaringstellingen van gezinnen met kinderen vanaf de gezinslocaties gedaan door de DT&V in samenwerking met de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). Juist omdat het hier gedwongen terugkeer betreft, worden mensen vooraf niet ingelicht. Toen het beleid werd gevoerd dat gezinnen niet in bewaring werden gesteld, bleek dat nadat mensen de notificatie hadden ontvangen en zich konden voorbereiden en hun spullen konden pakken, zij met onbekende bestemming vertrokken. Om ervoor te zorgen dat een gezin zo min mogelijk overlast ervaart, wordt een gezin ’s ochtends in bewaring gesteld waarbij DV&O zorgvuldig en correct handelt jegens het gezin. Daarbij mogen zij spullen meenemen en alles wat zij niet op dat moment kunnen inpakken wordt door het COA naar de gesloten gezinsvoorziening gestuurd waar mensen hun spullen mogen uitzoeken.

Terugkeerondersteuning wordt geboden om te zorgen dat mensen die geen verblijfsrecht hebben in Nederland zo snel mogelijk zelfstandig en duurzaam terugkeren. Deze terugkeerondersteuning bestaat in beginsel uit het wegnemen van praktische belemmeringen (via de REAN-regeling) door hulp bij het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument, voorlichting over terugkeer en een ticket. Daarnaast kunnen afgewezen asielzoekers in sommige gevallen in aanmerking komen voor in natura en financiële ondersteuning.

Er worden door IOM en andere ngo’s terugkeerprojecten uitgevoerd via de beschikbare subsidieregelingen. De ondersteuning die een vreemdeling vanuit een project krijgt is gericht op in natura ondersteuning, zoals opleidingen, medische ondersteuning of hulp bij het vinden van werk of het starten van een bedrijf. Voor gezinnen met minderjarige kinderen zijn nog extra middelen per minderjarig kind beschikbaar voor ondersteuning in natura. Bepaalde groepen vreemdelingen kunnen naast de ondersteuning in natura ook in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Deze financiële ondersteuning dient om in de eerste behoeften na vertrek uit Nederland te voorzien dan wel om een extra impuls te geven aan de herintegratie in het land van herkomst.

Voor Armenen die gedwongen vertrekken is er een Post Arrival Assistance project beschikbaar, wat bestaat uit in natura ondersteuning na aankomst in Armenië, gericht op re-integratie zoals het voorzien van tijdelijke huisvesting, medische zorg of hulp bij het vinden van een baan of het opzetten van een klein bedrijf. Dit geldt ook voor de kinderen van het gezin bij bijvoorbeeld het vinden een opleiding.

Verzeker dat de noodzakelijke medische overdracht in de praktijk wordt gebracht.

In het rapport wordt naast de terugkeerondersteuning ook een aanbeveling gedaan over medische overdracht. Als uit het rapport van het Bureau Medische Advisering volgt dat een medische overdracht moet plaatsvinden, bereidt de DT&V deze overdracht voor. De DT&V organiseert de directe fysieke overdracht aan een medische instelling of behandelaar in het land van bestemming zodat de (noodzakelijke) medische behandeling direct na aankomst voortgezet kan worden. De fysieke overdracht wordt door de DT&V vóór het daadwerkelijk vertrek geregeld. Een medewerker van de DT&V reist mee met de vreemdeling en zorgt er zelf voor dat de overdracht daadwerkelijk fysiek plaatsvindt in het land van herkomst.

De regievoerder zal van te voren de vreemdeling voorbereiden op de geplande medische overdracht, zodat de vreemdeling weet wat hij kan verwachten wanneer hij is teruggekeerd. Het kan voorkomen dat de vreemdeling de georganiseerde medische behandeling in het land van herkomst niet accepteert. In dat geval wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling en indien mogelijk aangegeven dat de vreemdeling op een later moment alsnog op eigen gelegenheid gebruik kan maken van de aangeboden medische behandeling.

Zorg voor onafhankelijke monitoring/evaluatie van de situatie van kinderen die zijn teruggekeerd naar hun land van herkomst om inzicht te verkrijgen in de factoren die bijdragen aan duurzame terugkeer en zo gezinnen goed te kunnen ondersteunen bij terugkeer en hervestiging in het land van herkomst.

De inzet is erop gericht om zij die niet mogen blijven zo snel mogelijk vrijwillig te laten terugkeren. Hierbij staat zorgvuldigheid voorop. De Nederlandse asielprocedure en het terugkeerproces zijn met voldoende waarborgen omkleed. Vóór de terugkeer vindt een individuele beoordeling van de situatie plaats op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat terugkeer veilig en verantwoord is. Er is dan ook geen aanleiding om in te zetten op monitoring van de effectiviteit na terugkeer.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven