Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 29338 nr. 248 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 29338 nr. 248 |
Vastgesteld 25 juni 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 12 oktober 2020 over het Evaluatierapport «De nieuwe weg van NWO. Schakel tussen wetenschap en samenleving» (Kamerstuk 29 338 , nr. 221).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 november 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I |
Vragen en opmerkingen uit de fracties |
2 |
Inbreng van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Inbreng van de leden van de CDA-fractie |
2 |
|
Inbreng van de leden van de D66-fractie |
2 |
|
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie |
2 |
|
Inbreng van de leden van de SP-fractie |
4 |
|
Inbreng van de leden van de SGP-fractie |
5 |
|
II |
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
5 |
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «de nieuwe weg van NWO» (Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 221) en danken de commissie voor haar onderzoek. De leden zijn dan ook erg benieuwd naar de reactie van het kabinet.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het eindrapport van de commissie Rinnooy Kan getiteld «de nieuwe weg van NWO» en zien uit naar de reactie van de Minister op de aanbevelingen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport over NWO. Deze leden zijn de commissie erkentelijk voor de scherpe analyse en aanbevelingen. Zij zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op het evaluatierapport en de aanbevelingen en beoordelen dan of er noodzaak is tot het stellen van vragen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van het evaluatierapport «De nieuwe weg van NWO». Voornoemde leden benadrukken dat het investeren in onderzoek en innovatie van cruciaal belang zijn. De COVID-19 pandemie illustreert dit zeer duidelijk. Deze leden zijn dan ook positief over de aantoonbare verbeteringen van de afgelopen jaren bij NWO. Voornoemde leden hebben enkele vragen over de aanbevelingen van de commissie.
De leden van deze fractie lezen in het evaluatierapport een aantal aanbevelingen die specifiek gericht zijn aan de Minister. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie van de Minister inzake deze aanbevelingen. De commissie-Rinnooy Kan stelt in haar rapport dat substantiële additionele middelen voor NWO noodzakelijk zijn. De leden constateren ook dat inmiddels meerdere commissies hebben gepleit voor additionele middelen voor onderzoek en innovatie. Derhalve vragen deze leden of er inmiddels niet voldoende aanleiding is om substantiële additionele middelen vrij te maken, en of de Minister hiertoe bereid is. Zo ja, aan welk bedrag zit de Minister te denken? Zo nee, waarom niet? Deze leden constateren dat de commissie wijst op de huidige disbalans tussen thematisch onderzoek en ongebonden onderzoek.1 De leden van de GroenLinks-fractie wijzen al langer op het belang van ongebonden onderzoek, en pleiten ook al langer voor meer middelen hiervoor. Is de Minister het met deze leden eens dat huidige situatie betreffende ongebonden onderzoek zeer problematisch is? Zo nee, waarom niet? Zij vragen of de Minister ook de noodzaak ziet van additionele middelen om de huidige disbalans te herstellen.
De commissie-Rinnooy Kan beveelt in haar rapport aan dat NWO zijn ongebonden onderzoek moet structureren en beoordelen op wetenschappelijke excellentie zoals dat gebeurt in de Excellent Science pijler van de Europese onderzoeksfinanciering; de programma’s van de European Research Council (ERC).2 De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van dr. Poot, ondertekend door 157 prominente wetenschappers, de aanbeveling voor extra fondsen voor bestaande ongebonden onderzoeksprogramma’s bij NWO zoals de open competities of de Vernieuwingsimpuls, programma’s die zijn ingericht volgens dezelfde principes als de ERC, of nieuwe programma’s zoals bijvoorbeeld een post-VICI programma, analoog aan de ERC advanced subsidie3. Voornoemde leden zijn benieuwd naar de appreciatie van de Minister inzake deze aanbeveling. Is de Minister het met deze leden eens dat extra fondsen voor bestaande ongebonden onderzoeksprogramma’s bij NWO in lijn is met de aanbeveling van de commissie en derhalve noodzakelijk om de huidige situatie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben hiertoe al naar aanleiding van commissie-Weckhuysen een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht met relevante stakeholders in gesprek te gaan om te zorgen voor een betere balans tussen middelen voor ongebonden onderzoek en strategisch onderzoek bij NWO4. Voornoemde leden vragen de Minister of zij dit advies van de commissie-Rinnooy Kan kan meenemen in die gesprekken en de Kamer hierover wil informeren.
Honoreringspercentage
De honoreringspercentages bij de door NWO verstrekte subsidies zijn laag, constateert de commissie.5 De oplossingen worden vaak gezocht in het verminderen van de aanvraagdruk. De leden van de GroenLinks-fractie zien liever dat de beschikbare middelen hiervoor worden verhoogd. Voornamelijk in het hoger beroepsonderwijs is de beperkte financiering, zowel in de eerste geldstroom als via NWO problematisch. Is de Minister het met de leden eens dat de aanvullende middelen noodzakelijk zijn ten einde de honoreringspercentages te verhogen? Tevens vragen zij of de Minister bereid is om specifiek met het hoger beroepsonderwijs in gesprek te gaan over aanvullende middelen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat in omringende landen, zoals Duitsland het honoreringspercentage hoger ligt.6 Welke lessen kan de Minister trekken uit de resultaten van onze buurlanden, zo vragen deze leden. Hoeveel is het honoreringspercentage gemiddeld in Europa? Is dit lager of hoger dan het percentage in Nederland? Indien laatstgenoemde, kan de Minister uiteenzetten hoeveel middelen noodzakelijk zijn om de honoreringspercentages op te krikken naar het Europees gemiddelde? Ten aanzien van het lage honoreringspercentage doet de commissie het voorstel om te werken met zogeheten rolling grants. Hiertoe is additioneel budget noodzakelijk, aldus de commissie.7 De commissie-Weckhuysen heeft dit voorstel eerder in haar evaluatierapport aangedragen, waarop de Minister heeft aangegeven het voorstel te verkennen. De leden van de voornoemde fractie zijn optimistisch over de voordelen. Derhalve zijn de leden benieuwd naar de stand van zaken betreft de verkenning. Kan de Minister aangeven hoe het hiermee staat en of zij voornemens is additioneel budget hiervoor vrij te maken, zo vragen deze leden. Zij vragen wat de bezwaren zijn van de Minister om dit niet te doen.
De leden van de GroenLinks-fractie missen in het evaluatierapport het aspect diversiteit. Deze leden vinden dit een gemiste kans gezien de maatschappelijke rol die NWO ambieert, zoals in het evaluatierapport staat beschreven. Daarbij moeten de leden ook constateren dat de samenstelling van de commissie-Rinnooy Kan te wensen overlaat als het gaat om vertegenwoordiging van etnische diversiteit. Deelt de Minister de mening dat NWO een belangrijke rol speelt in het bewerkstelligen van diversiteit in de wetenschappelijke gemeenschap? Kan de Minister uiteenzetten hoe NWO diversiteit en inclusie beter kan verankeren, in bijvoorbeeld de beoordeling van onderzoeksvoorstellen en het selecteren van onderzoekers. Hoe wordt NWO meegenomen in het nationaal actieplan voor diversiteit en inclusie in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek? Tevens vragen zij of er naast het impulsprogramma voor Nederlandse onderzoekers met een niet-westerse achtergrond en vluchtelingen andere maatregelen zijn die NWO kan treffen.
De voornoemde leden lezen dat NWO jaarlijks 40 miljoen euro misloopt, omdat de budgetten voor NWO – voor zover afkomstig van de begroting van OCW – in 2018 en 2019 niet zijn geïndexeerd8. Kan de Minister toelichten waarom deze budgetten niet worden geïndexeerd en deze alsnog indexeren? Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van «De nieuwe weg van NWO. Schakel tussen wetenschap en samenleving». De leden twijfelen aan de manier waarop NWO kwaliteit stimuleert en onderzoeksvoorstellen selecteert en subsidieert. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De evaluatiecommissie stelt dat de honoreringspercentages laag zijn, de beoordelingsprocedures ondoorzichtig en nodeloos bureaucratisch. De complexiteit van het aanvraagproces staat niet altijd in verhouding tot de honoreringskans en de omvang van de subsidie. Onlangs heeft NWO samen met VSNU9 een actieplan met maatregelen opgesteld. De commissie twijfelt aan de bepleite maatregelen van voorselectie. Zij stellen dat dit het probleem van aanvraagdruk niet zal oplossen. De leden vragen hoe de Minister hierover denkt.
De leden vragen of het niet doelmatiger is om NWO af te schalen en het geld dat daarbij vrijkomt toe te voegen aan de eerste geldstroom of direct uit te keren aan wetenschappers. De wetenschappers Krist Vaesen en Joel Katzav onderzochten of een basisbeurs voor wetenschappers mogelijk zou zijn.10 Deze basisbeurs voor wetenschappers zou uitkomen op ongeveer 500.000 euro voor vijf jaar voor een onderzoeker. Dit zou betekenen dat onderzoekers geen projectvoorstellen hoeven te schrijven en in commissies hoeven te zitten om die van anderen te beoordelen, waardoor wetenschappers meer tijd en geld hebben voor hun onderzoek. Afschaling van NWO zou tevens kunnen leiden tot meer mankracht op de werkvloer, daling van de frustratie bij wetenschappers, minder competitie en meer samenwerking. De leden vragen in hoeverre de Minister openstaat voor dit idee.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het evaluatierapport over de NWO.
De leden vragen een reactie op de wenselijke verhouding tussen ongebonden en strategisch onderzoek, mede in het licht van de verhouding die bij de ERC11. Deze leden constateren dat deze verhouding in Nederland met de meest gunstige presentatie 1:2,5, terwijl dit bij de ERC ongeveer 1:2 zou zijn. Vindt het kabinet het ook wenselijk dat duidelijker gepresenteerd wordt wat die verhouding op basis van de bestaande budgetten in Nederland is en of een streefnorm als toekomstperspectief zou moeten gelden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat nog steeds veel onvrede bestaat bij onderzoekers over de hoge aanvraagdruk. De veranderingen van de afgelopen jaren bieden voor dat probleem geen wezenlijke oplossing. Deze leden vragen of het kabinet vanuit de gedachte in het rapport dat NWO duidelijker als nationaal instituut geprofileerd kan worden het niet voor de hand ligt de toekenning van middelen door NWO meer te richten op de voorstellen die door de beoordelaars als kennelijk excellent gelden en de andere voorstellen meer op basis van loting of buiten NWO af te doen. Eveneens vragen deze leden in hoeverre het kabinet actief instellingen voor hoger onderwijs ondersteunt bij het zoeken naar methoden voor eerlijke selectie in eigen huis.
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de aanbeveling in het rapport om NWO een prominenter rol te laten vervullen als boegbeeld van wetenschap en onderzoek. Deze leden vragen in hoeverre het kabinet in deze begrijpelijke suggestie ook risico’s onderkent voor het onafhankelijke imago van NWO.
Ik dank de leden voor hun inbreng. Allereerst vragen de VVD-, CDA-, D66- en GroenLinks-fracties naar de kabinetsreactie op het evaluatierapport. Deze stuur ik gelijktijdig naar de Kamer.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er inmiddels niet voldoende aanleiding is om additionele middelen vrij te maken, al dan niet specifiek voor ongebonden onderzoek, het verhogen van de honoreringspercentages en rolling grants. Dit vraagt om budgettaire afwegingen. Die dienen door het volgende kabinet te worden gemaakt.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie, evenals de leden van de SGP-fractie, naar de balans tussen ongebonden en strategisch onderzoek. De SGP-fractie vraagt daarnaast of er een streefnorm zou moeten gelden en verwijst naar de balans bij de European Research Council. Ik acht een goede balans van belang. De commissie Weckhuysen12 adviseert om in te zetten op gelijkwaardige balans (incl. gelijke omvang in budget) tussen ongebonden en strategisch onderzoek, maar geeft ook aan dat hiervoor extra investeringen noodzakelijk zijn. Ik acht een sterke basis van vrij en ongebonden onderzoek onverminderd van belang. Wetenschap staat daarbij niet op zichzelf, maar is ingebed in een onderzoeks- en innovatie-ecosysteem. Daarbij is de hele kennisketen van belang. Voor wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke doorbraken zijn zowel ongebonden als thematisch onderzoek belangrijk, en zowel toegepast als fundamenteel onderzoek. Een wijziging in de huidige geldstromen vraagt om budgettaire afwegingen, dat is aan een volgend kabinet.
Verder wordt gevraagd naar de uitvoering van de motie Westerveld13 over de balans tussen middelen voor ongebonden en strategisch onderzoek bij NWO. Zij verzoekt daarin de regering zo spoedig mogelijk met relevante stakeholders in gesprek te gaan over de vraag hoe de aanbeveling van de commissie Weckhuysen te implementeren. Zoals aangegeven in de bijlage van de voortgangsrapportage van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek en de Wetenschapsbrief14 is invulling gegeven aan deze motie tijdens het vervolgtraject van de commissie Weckhuysen. Met NWO en de universiteiten heb ik reeds vaker gesproken over de balans tussen middelen voor ongebonden en strategisch onderzoek. Die gesprekken hebben ook naar aanleiding van dit rapport plaatsgevonden. Het is echter aan een nieuw kabinet om te besluiten over de financiële implicaties hiervan.
Op het gebied van rolling grants vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar de status van de verkenning. Dit tweede rapport van de commissie Weckhuysen – dat is opgesteld samen met de veldpartijen – is reeds aan de Kamer gezonden en besproken met de Kamer tijdens een technische briefing.15 Zoals hierboven aangegeven dient een volgend kabinet te besluiten over de financiële implicaties.
De commissie Weckhuysen heeft in dit rapport aangegeven dat universiteiten de eerstaangewezen partij in de selectie en begeleiding van wetenschappelijk talent zouden moeten zijn. Aanvullend stellen zij dat een toename van 1e geldstroommiddelen universiteiten in staat zou stellen die verantwoordelijkheid ten volle op te pakken. Zij adviseren hiertoe een fonds van permanente «rolling grants» in de 1e geldstroom zodat wetenschappers gedurende hun gehele loopbaan ondersteund kunnen worden met deze middelen.16 Ik sta nog steeds positief tegenover het idee van «rolling grants». Het rolling grantfonds voorziet onderzoekers vanaf het begin van hun carrière van een eigen werkkapitaal in de vorm van – niet competitieve – onderzoeksbeurzen, zodat een stabiele financiering van onderzoek in de eerste geldstroom en doorlopende onderzoekslijnen ontstaan. Het is een eenvoudig en effectief instrument dat bijdraagt aan een oplossing voor de disbalans in de basisfinanciering t.a.v. middelen voor onderzoek die wordt veroorzaakt door de grote groei van het aantal studenten en wetenschappelijk personeel17. Het gaat tevens het aantal tijdelijke contracten tegen, omdat alleen UD’s, UHD’s en hoogleraren met een vaste aanstelling in aanmerking komen voor een grant.
De leden vragen voorts naar de lessen die getrokken kunnen worden uit de resultaten van onze buurlanden, onder andere op het gebied van honoreringspercentages. NWO staat in goed contact met andere Europese wetenschapsfinanciers en wisselt ook best practices uit, maar een eenduidige vergelijking van wetenschapsfinanciering is niet direct mogelijk. De nationale systematiek van wetenschapsfinanciering is in de verschillende Europese landen vaak zeer verschillend ingericht. Een van de weinig beschikbare rapporten op dit vlak is van de Oostenrijkse financier WIFO.18 Dit rapport laat ook zien dat er veel onderlinge verschillen zijn die een goede vergelijking lastig maken: genoemde wetenschapsfinanciers hebben veelal verschillende doelen (sommige financieren bijvoorbeeld geen thematisch onderzoek) en ook de vergeleken instrumenten streven niet altijd eenzelfde doel na.
De leden vragen ook naar diversiteit en inclusie. Ik onderschrijf dat NWO een grote rol kan spelen in het bewerkstelligen van meer diversiteit en inclusie. NWO is dan ook een belangrijke partner in de uitvoering van het nationale actieplan diversiteit. Het verankeren van diversiteit en inclusie in bestaande programma’s, zoals die van NWO, is één van de vijf ambities van het actieplan. De adviescommissie die is ingesteld naar aanleiding van het actieplan diversiteit zal OCW, NWO en andere veldpartijen adviseren over de praktische invulling van deze ambitie. Zodra dit advies gereed is, informeer ik uw Kamer hierover. Op basis daarvan worden verder stappen ondernomen.
Tot slot vragen de leden naar de indexatie van budgetten. Het klopt dat de bijdragen aan NWO voor 2018 en 2019 niet volledig zijn geïndexeerd. De reden hiervan is dat het niet-verplichte deel van de loon- en prijsontwikkeling (lpo)19 is ingezet voor tegenvallers op de begroting van OCW in die jaren. Dit ging om tegenvallers op de leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering in 2018 en de tegenvaller bij onderhoud en vervangingen van de ICT-systemen bij DUO. De bijdragen aan NWO voor 2018 en 2019 zullen niet meer geïndexeerd worden, omdat daarvoor in latere jaren geen dekking is.
De leden van de SP-fractie stellen dat de evaluatiecommissie Rinnooy Kan twijfelt over het nut van voorselectie als instrument om de aanvraagdruk te verminderen en vragen naar mijn mening. Ook de SGP-fractie vraagt hier naar, inclusief de mogelijkheid om te loten. Op mijn verzoek hebben NWO en de VSNU een «Integraal plan verlagen druk op het wetenschapssysteem» opgesteld20waarin zij gezamenlijke maatregelen aankondigen om de aanvraagdruk en de grote werkdruk bij het wetenschappelijk personeel te kunnen reduceren en te beheersen. Dit komt bovenop maatregelen die NWO in het verleden al heeft ingevoerd, zoals een «vooraanmelding op basis van cv» in de Veni-ronde om de werklast in het veld te reduceren. Als onderdeel van de nieuwe maatregelen onderzoeken NWO en VSNU onder andere wat het effect van aanvraagquota kan zijn om de aanvraagdruk verder te reduceren. Voor NWO gaat het dan om NWO-instrumenten met een bijzonder hoge aanvraagdruk. Er kan dan bijvoorbeeld naar analogie met het instrument Zwaartekracht een gemaximeerd aantal (consortium)aanvragen per instelling worden opgelegd. Randvoorwaarde is dat er geen sprake mag zijn van verschuiving van de druk van NWO naar de universiteiten en de quotumregel geen afbreuk doet aan de doelen van een betreffend financieringsinstrument. De universiteiten kijken of zij een rol kunnen spelen bij de voorselectie van voorstellen of indieners. Ook kijken ze of zij in hun beoordeling minder waarde kunnen hechten aan het verkrijgen van beurzen. Dit past binnen de cultuuromslag van erkennen en waarderen. Daar horen ook meer diverse carrièrepaden bij die de universiteiten als nieuw talentbeleid ontwikkelen. Afhankelijk van de ontwikkelingen kan dit nieuw ontwikkelde talentbeleid op de middellange termijn dus ook als een vorm van voorselectie gezien worden. Ik volg deze experimenten met interesse en als blijkt dat nieuwe vormen van voorselectie bijdragen aan het oplossen van de aanvraagdruk, dan verken ik die mogelijkheden graag.
In enkele andere landen wordt nagedacht over loting, als onderdeel van de selectieprocedure. NWO is van deze ontwikkelingen op de hoogte en neemt deel aan RoRI, het Research on Research Institute, een internationaal samenwerkingsverband van onderzoeksfinanciers met als doel de eigen werkwijze te (laten) onderzoeken om deze te kunnen verbeteren. Eén project van RoRI richt zich op «randomisation» in het selectieproces. Publieke en private onderzoeksfinanciers uit verschillende landen die loting toepassen of daar in geïnteresseerd zijn wisselen in dit project hun ervaringen uit. Inzet van «randomisation» gebeurt met uiteenlopende doelstellingen en op verschillende momenten in het selectieproces; de eerste resultaten van het project worden eind 2021 verwacht. NWO wacht de uitkomsten van dit project af en zal de verschillende opties meewegen in hun aanpak van de aanvraagdruk.
Ook vragen de leden van de SP-fractie naar de mogelijkheid om de financiële bijdrage aan NWO af te schalen. Hier sta ik niet voor open. NWO zorgt ervoor dat de kwaliteit van onderzoek op topniveau blijft, door onafhankelijke beoordeling en de openheid van de competitie. Op deze manier kunnen onze wetenschappers meedoen in de wereldtop. Een onafhankelijke beoordeling op nationaal niveau zorgt voor de hoogste wetenschappelijke kwaliteit en impact, aangezien op deze manier over de verschillende kennisinstituten en universiteiten heen gekeken kan worden. Daarbij maakt een beoordeling op nationaal niveau het mogelijk om andere belangrijke uitdagingen te adresseren, zoals het stimuleren van een interdisciplinaire aanpak; het ontsluiten van wetenschappelijke onderzoeksresultaten (open science); het verbinden van wetenschappelijk onderzoek aan maatschappelijke uitdagingen; het wetenschapsbreed bevorderen van het nieuwe erkennen en waarderen en het stimuleren van diversiteit en inclusie. NWO bevordert de samenwerking in onderzoek tussen veel verschillende spelers in het wetenschapsveld en daarbuiten. Deze conclusie volgt ook uit het evaluatierapport van de commissie Rinnooy Kan. Ten slotte draagt een beoordeling op nationaal niveau bij aan gelijke kansen voor iedereen, buiten de onderzoekslijnen bij universiteiten, zoals het evaluatierapport ook aangeeft. Geen enkele universiteit of instelling alleen kan diezelfde mate van onafhankelijkheid en kwaliteit borgen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de profilering van NWO als nationaal instituut en als boegbeeld van wetenschap en onderzoek, inclusief de mogelijke risico’s. Ik ben NWO erkentelijk voor de manier hoe zij haar «nexusrol» oppakt binnen onderzoek en wetenschap. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het stimuleren van de transitie in Open Science en het bevorderen van het nieuwe erkennen en waarderen. Mede dankzij NWO is Nederland hierbij een gidsland voor andere landen. Er zijn mij geen signalen bekend dat deze rol risico’s met zich meebrengt voor het onafhankelijke imago van NWO. Juist door de onafhankelijke positie van NWO en de vaststelling van haar wettelijke taken kan zij bij uitstek fungeren als «nexus» binnen wetenschap en onderzoek. Het is daarom nu en in de toekomst van groot belang om de wettelijke taken van NWO te borgen en de rol van NWO niet af te schalen.
Commissie-Rinnooy Kan (september 2020). De nieuwe weg van NOW. Schakel tussen wetenschap en samenleving. Blz. 5 (Kamerstuk 29 338, nr. 221)
Brief van 30 oktober 2020 van dr. Raymond Poot inzake de inbreng schriftelijk overleg, 3 november 2020, NWO evaluatierapport 2020
Commissie-Rinnooy Kan (september 2020), De nieuwe weg van NWO: Schakel tussen wetenschap en samenleving, 5.
NWO. Maatregelen NWO om aanvraagdruk te verminderen (2017). Blz. 3. Te raadplegen via https://www.scienceguide.nl/media/1956956/maatregelen_nwo_om_aanvraagdruk _te_reduceren_september_2017__1_.pdf
Commissie-Rinnooy Kan (september 2020). De nieuwe weg van NWO: Schakel tussen wetenschap en samenleving, 5.
Commissie-Rinnooy Kan (september 2020), De nieuwe weg van NWO: Schakel tussen wetenschap en samenleving, 6.
Het recente PwC rapport toont dat het vrij besteedbare onderzoeksbudget per fte wetenschappelijk personeel beperkt en dalende (bij benadering van € 8.000 in 2010 naar € 5.100 per fte in 2018) is. Het vrij besteedbare onderzoeksbudget maakt naar schatting slechts 4% uit van de totale onderzoeksinkomsten van het wo&o. De academische ruimte om nieuwe onderzoeksterreinen te ontginnen die niet vastliggen in individuele onderzoekaanvragen is daarmee beperkt.
Overigens is het merendeel van de OCW lpo (€ 895 miljoen in 2019) verplicht en daarom wel uitgekeerd. Van het andere deel (€ 145 miljoen in 2019) is alleen de loonbijstelling op de apparaatskosten van KNAW, NWO en de KB uitgekeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29338-248.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.