29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr. 157 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 december 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 30 juni 2023 over het Nationaal Actieplan Dakloosheid en beschermd wonen (Kamerstuk 29 325, nr. 155).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 september 2023 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 11 december 2023 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agema

Adjunct-griffier van de commissie, Heller

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

00

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

00

     

II.

Reactie van de Staatssecretaris

00

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis en de bijbehorende brief van de Staatssecretaris. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie merken op signalen te krijgen uit de praktijk dat er een tekort is aan met name veilige vrouwenopvang. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Staatssecretaris in de brief aangeeft bezig te zijn met het dashboard dat naar aanleiding van de motie van de leden Mohandis en Van den Hil1 wordt opgesteld. Zij lezen verder dat de Staatssecretaris daar eind 2023 uitgebreider op terugkomt. Genoemde leden kijken uit naar een hopelijk zo spoedig mogelijk nader bericht hierover.

In de brief van de Staatssecretaris staat verder vermeld dat gemeenten een regionaal plan ontwikkelen gebaseerd op het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis. Waar staan de gemeenten in de ontwikkeling van dit plan? De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de gemeenten deze plannen klaar moeten hebben.

Het nationaal actieplan heeft als leidend principe dat huisvesting een mensenrecht is. Hoe veel woonplekken zijn er tot nu toe als onderdeel van het actieplan gerealiseerd? Is het aantal gerealiseerde woonplekken onderdeel van de monitor?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of het tempo waarmee woonplekken voor dak- en thuisloze mensen beschikbaar komen voldoende is om het groeiend aantal dak- en thuisloze mensen te huisvesten. Heeft de Staatssecretaris zicht op waar centrumgemeenten staan in de kwantitatieve opgave om dak- en thuisloze mensen te huisvesten? Worden de doelgroep van dak- en thuisloze mensen voldoende meegenomen in de woonzorgvisies die gemeenten in regionaal verband ontwikkelen?

De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Staatssecretaris of alle gemeenten beleid hebben ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid. Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om (terugval in) dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

Heeft de Staatssecretaris zicht op het aantal slaapzalen in de maatschappelijke opvang? Op welke termijn worden slaapzalen getransformeerd naar eenpersoonskamers?

De leden van de VVD-fractie merken op dat als onderdeel van het plan van aanpak kwetsbare EU-burgers zes gemeenten middelen hebben ontvangen om dakloosheid onder EU-burgers aan te pakken. Welke acties hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Kan de Staatssecretaris dit inzichtelijk maken? Hoe veel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Gaan meer gemeenten hiermee aan de slag? Zo ja, welke?

Bemoeizorg is een belangrijke vorm van hulp om zorgmijders te bereiken. Het kabinet heeft toegezegd voor de zomer met een actieonderzoek naar bemoeizorg te komen en de Kamer te informeren. De leden van de VVD-fractie merken op dat blijkt dat er enorme verschillen tussen gemeenten zijn wat de inzet van bemoeizorg betreft. Wat gaat de Staatssecretaris vanuit zijn rol doen om de inzet van bemoeizorg te stimuleren? Vindt de Staatssecretaris dat bemoeizorg decentraal belegd moet blijven? Waarom wel, of waarom niet?

Kan de Staatssecretaris, in samenwerking met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), tellingen volgens de Ethos-definitie mogelijk maken en hen hierbij gezamenlijk ondersteunen in alle regio’s die nog geen telling gepland hebben staan?

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid?

De leden van de VVD-fractie willen van de Staatssecretaris weten wat er nu concreet gebeurt om dakloosheid onder jongeren te voorkomen. Zij vragen de Staatssecretaris of er extra stappen gezet worden om te voorkomen dat jongeren dakloos raken. Zo ja, hoe pakt de Staatssecretaris dat aan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden delen de zorgen van de Staatssecretaris over de druk over de maatschappelijke opvang. Met name nu de winter voor de deur staat, is het van belang dat de opvang voldoende is, voor iedereen die daar aanspraak op wil maken. Een aantal steden biedt permanente winteropvang aan, terwijl andere steden enkel de koudweerregeling hanteren om dakloze mensen op te vangen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze verschillen tussen gemeenten? Gaat de Staatssecretaris een standaard ontwikkelen voor de winteropvang van dakloze mensen (werkwijze en ruimtelijke- en bouweisen)? Daarnaast hebben de leden van de D66-fractie nog de volgende vragen.

Inzicht dakloosheid

Het Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis heeft als leidend principe dat huisvesting een mensenrecht is. Hoe veel woonplekken zijn er tot nu toe als onderdeel van het Nationaal Actieplan gerealiseerd? Is het aantal gerealiseerde woonplekken onderdeel van de monitor? Wanneer wordt de monitor voor het eerst door centrumgemeenten ingevuld en wanneer wordt daarover voor het eerst gerapporteerd aan de Kamer? Heeft de Staatssecretaris zicht op het aantal slaapzalen in de maatschappelijke opvang? Op welke termijn worden slaapzalen getransformeerd naar eenpersoonskamers?

De Staatssecretaris schrijft dat er verschillende acties in gang zijn gezet om dakloosheid beter in kaart te brengen. De leden van de D66-fractie delen de opvatting dat het duidelijker in kaart moet worden gebracht waar dakloosheid zich afspeelt. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre de voorgenomen acties volgens planning verlopen? Is bijvoorbeeld het dashboard dakloosheid inmiddels bestuurlijk vastgesteld, zoals vermeld? En hoe verhoudt dit dashboard zich weer tot de kwantitatieve meting op basis van Ethos-Light? Kan in de doorontwikkeling van de monitor dakloosheid, in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van de ethoslight categorieën en de Ethoslight telmethode?

Deze leden hebben ook vragen aan de Staatssecretaris over de lokale uitvoering. In de Kamerbrief van de Staatssecretaris staat vermeldt dat gemeenten een regionaal plan ontwikkelen gebaseerd op het Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis. Waar staan de gemeenten in ontwikkeling van dit plan? Wanneer vindt de Staatssecretaris dat gemeenten deze plannen klaar moeten hebben? Kunnen de gemeenten in deze regionale plannen en de uitwerking daarvan, hun gemeenteraden inzicht en uitleg geven in de kosten en de uitgaven voor preventie, om- en afbouw van de opvang en ondersteunend aanbod aan dakloze mensen? Kunnen (centrum)gemeenten tenminste eenmaal per jaar een voortgangsrapportage (kwantitatief en kwalitatief) voorleggen aan hun gemeenteraad ter informatie en verantwoording? Hoeveel centrumgemeenten rapporteren jaarlijks aan hun gemeenteraad? Er lijken ook lokale verschillen te zijn in de ambities. Zo constateren deze leden dat bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam de ambitie die door de Staatssecretaris wordt gesteld niet deelt. Hoe kan de landelijke ambitie gehaald worden als die niet breed wordt gedragen? Voor maatschappelijke opvang en aanpak dakloosheid is jaarlijks 450 miljoen euro (via de Wmo 2015) beschikbaar. Vindt de Staatssecretaris het van belang dat gemeenteraden zich kunnen buigen over de besteding daarvan? Hebben alle gemeenten beleid ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid en het voorkomen van huisuitzettingen? Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om (terugval in) dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen, zo vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie zouden ook nog graag zien dat mensen met ervaringskennis kunnen meepraten over het lokale beleid. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat ervaringsdeskundigen meepraten met het lokale beleid en hoe monitort hij dit, zo vragen deze leden.

Ook maken de leden van de D66-fractie zich zorgen over de haalbaarheid van de transformatie van opvang naar wonen. Maatschappelijke opvangpartijen ontvangen door stijging van het aantal dakloze mensen in Nederland in toenemende mate de vraag van verschillende gemeenten om over te gaan tot slaapzalen en vooralsnog niet te transformeren naar wonen of naar eenpersoonskamers. Hoe monitort de Staatssecretaris deze transformatie, welke (financiële) middelen kunnen gemeenten inzetten voor de transformatie en hoe gaat de Staatssecretaris deze transformatie verder stimuleren?

De paradigmashift volgens de bewezen effectieve Housing First systeemaanpak, is gebaseerd op een aantal kernprincipes. De introductie van de Nederlandse term Wonen Eerst zorgt in de praktijk voor veel nodeloze begripsverwarring, en gaat gepaard met het risico dat een wildgroei aan pragmatische tussenoplossingen ontstaat. Dit riskeert het uitblijven van de noodzakelijke omslag van opvang naar wonen. De Housing First systeemaanpak is géén keuzemenu. Het is zaak dat dat het Rijk hierop toeziet en begripsverwarring voorkomt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het verschil is tussen Wonen Eerst en Housing First als systeemverandering? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij denkt dat Wonen Eerst zal leiden, uiteindelijk, tot Housing First? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij aankijkt tegen gemeenten die middelen gaan inzetten voor meer/en of kwalitatief betere opvang in plaats van wonen? In hoeverre is dat in lijn met het Housing first-principe? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe 2,8 miljoen euro aan onderzoeksgelden (NWO) gaan bijdragen aan het onderbouwen van de paradigmashift en de noodzaak tot radicale verandering?

Belangenbehartigers

Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor de aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers in alle centrumgemeenten? De aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers kan geborgd worden door een andere actie in het plan van aanpak, namelijk een landelijk dekkend netwerk van sociaal-juridische ondersteuners. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?

Hoe gaat de Staatssecretaris monitoren of mensen met ervaringskennis op een betekenisvolle manier meepraten over het lokale plan van aanpak? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris plannen die niet tot stand zijn gekomen met ervaringskennis en onafhankelijke belangenbehartigers?

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid (het onderzoek waarmee invulling wordt gegeven aan de motie van het lid Westerveld (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73), zoals beschreven in de brief van 30 juni jl. (Kamerstuk 29 325, nr. 155))?

EU-burgers

De leden van de D66-fractie hebben geconstateerd dat de Staatssecretaris niks schrijft over de aanpak van dakloze EU-burgers. In hoeverre onderschrijft hij dat de regel is dat EU-burgers met een arbeidsverleden minimaal een halfjaar de werknemersstatus behouden en dus recht op gelijke behandeling hebben, en dat dit bij burgers die langer dan een jaar aaneengesloten hebben gewerkt zelfs voor onbepaalde tijd het geval is, zolang zij ingeschreven zijn bij het UWV en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt? Klopt het dat veel gemeenten daar nu geen uitvoering aan geven? Kan de Staatssecretaris inzicht bieden in hoeveel EU-burgers dakloos zijn in Nederland en in hoeverre dit aantal toeneemt? Worden er vanuit het demissionaire kabinet middelen beschikbaar gesteld om dakloosheid onder EU-burgers te bestrijden als uit de evaluatie blijkt dat meer nodig is? Worden deze middelen gefinancierd vanuit de reguliere middelen voor de aanpak dakloosheid of komt er kabinetsbrede financiering voor de aanpak van dakloosheid onder arbeidsmigranten?

Als onderdeel van het Plan van Aanpak kwetsbare EU-burgers hebben zes gemeenten middelen ontvangen om dakloosheid onder EU-burgers aan te pakken. Welke actie hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Hoeveel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Gaan meer gemeenten hiermee aan de slag? Zo ja, welke?

Ook zijn deze leden zeer benieuwd zijn naar de evaluatie van het Plan van Aanpak EU-migranten. De evaluatie van de pilot die in 2023 in zes steden draaide zou doorslaggevend zijn voor het vervolg van opvang en ondersteuning aan EU-migranten. Hoe staat het hiermee en wat gebeurt er met de nu opgebouwde hulp en opvang als de pilots onverhoopt niet voldoende succesvol zijn voor een vervolg? Wanneer krijgen gemeenten uitsluitsel over het vervolg van deze aanpak? Gaan ook de Ministers van SZW en van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een bijdrage leveren aan de opvang van op straat gezette arbeidsmigranten? Genoemde leden zien in de G40 een toename van dakloze EU-migranten en vragen een passend ondersteuningsaanbod voor deze doelgroep.

In 2020 heeft Bureau HHM onderzoek gedaan naar de zogenaamde remigrantengezinnen. Er is geen vervolg gegeven aan dit onderzoek en de aanbevelingen. Noch het Actieplan Dakloosheid, noch het Programma «Een Thuis voor Iedereen» besteden aandacht aan deze groep dakloze gezinnen, die zogenaamd zelfredzaam zijn. Zowel de G4, als de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman hebben om beleid gevraagd om dakloosheid van deze groep te voorkomen en aan te pakken. Waarom heeft de Staatssecretaris de aanbevelingen uit dit rapport niet opgepakt?

Beschermd wonen/thuis

Het wetsvoorstel met het woonplaatsbeginsel is door de Kamer controversieel verklaard. Kan de Staatssecretaris toelichten welke stappen hij nog wel doorzet op dit thema, zo lang er nog geen nieuw kabinet is? Welke stappen nemen gemeenten nu al om de beweging naar Beschermd Thuis te realiseren? Leidt dit uitstel tot vertraging van de stappen die gemeenten nu al ondernemen om van Beschermd Wonen naar Beschermd Thuis te gaan? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit voorkomen? Wat vindt de Staatssecretaris dat er aan voorzieningenaanbod en ondersteuningsstructuur in gemeenten aanwezig moet zijn om succesvol door te decentraliseren?

Onbegrepen gedrag

De Staatssecretaris schrijft dat hij voor het einde van dit jaar de Kamer informeert over de uitkomsten van het gesprek met het Leger des Heils over passende ondersteuning voor dakloze mensen met onbegrepen gedrag. Tegelijkertijd hebben de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) een Kamerbrief verstuurd2 over de vervolgaanpak van mensen met onbegrepen gedrag. Waarom is de Staatssecretaris hier niet bij betrokken, zo vragen deze leden. Nu is de aanpak vormgegeven samen met ggz en politie, maar was het niet ook nuttig geweest om gemeenten en maatschappelijke opvangpartijen hieraan bij te laten dragen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en hebben daarover nog enkel vragen en opmerkingen.

Deelt de Staatssecretaris de mening van het CBS dat de statistieken tienduizenden daklozen verbergen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening van het CBS dat het aantal daklozen rond de 100.000 uitkomt? Zo nee, waarom niet? Komen de illegale immigranten hier nog bovenop? Welk deel van de daklozen betreft mensen met de Nederlandse nationaliteit? Welk deel komt uit Midden- en Oost-Europa? Wat gaat de Staatssecretaris doen aan de explosieve toename van mensen die in tentjes in parken slapen, zoals in Den Haag bij de Joodse begraafplaats en de Bosjes van Poot? Wanneer hebben de Nederlanders die in tentjes slapen een huis en zijn de niet-Nederlanders terug naar het land van herkomst?

De Staatssecretaris zet in op «eerst een huis» en hij omarmt het idee dat dakloosheid in eerste instantie een woonprobleem is. De leden van de PVV-fractie merken op dat er een groot tekort aan woningen is en vragen hem hoe het doel van nul daklozen in 2030 bereikt gaat worden in de huidige oververhitte woningmarkt. Genoemde leden willen weten hoe de Staatssecretaris op korte termijn gaat zorgen voor een woning voor al deze 100.000 daklozen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de groep mensen met een baan maar zonder huis toeneemt. Wat doet de Staatssecretaris voor deze mensen? Herkent de Staatssecretaris de signalen dat steeds meer mensen in hun auto wonen?

Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat er aankomende winter mensen op straat belanden omdat er een gigantische tekort aan betaalbare woningen is, de maatschappelijke opvang vol zit en de doorstoom naar een reguliere woning veel te lang duurt? Is de Staatssecretaris bereid deze mensen op te vangen in cruiseschepen of hotels? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie vrezen voor meer huisuitzettingen door betaalachterstanden door de hogere lasten. De Staatssecretaris geeft aan dat er bij huisuitzettingen passende hulp wordt geboden, zoals een andere huisvestingsoplossing. Kan de Staatssecretaris aangeven welke opties er nog voorhanden zijn? Waar is nog plek om te wonen?

Hoeveel huisuitzettingen hebben er het afgelopen jaar plaatsgevonden? Voor hoeveel mensen is er na huisuitzetting een andere huisvestingsoplossing gevonden?

Het aantal dakloze jongeren is de afgelopen jaren met vijftig procent gestegen. In de brief is hierover slechts een alinea van vijf zinnen opgenomen, waarin de Staatssecretaris onder meer verwijst naar de Voortgangsbrief Jeugd. Welke concrete maatregelen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat jongeren uit een gesloten instelling vertrekken zonder passende woonruimte?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende en verduidelijkende vragen te stellen naar aanleiding van de brief van de staatsecretaris.

Volgens het CBS is het aantal daklozen in Nederland afgelopen jaar gedaald. Uit de cijfers blijkt dat er in 2022 26.600 mensen tussen de 18 en 65 jaar dakloos waren. Het jaar daarvoor ging het nog om 32.000 mensen. Daklozenorganisaties herkennen de afname niet en vragen zich af of er niet grote groepen buiten beeld blijven. Zij stellen zelfs dat het aantal dak- en thuislozen stijgt. Kan de Staatssecretaris op deze verschillende standpunten/cijfers reageren? Van welke cijfers gaat het Ministerie van VWS uit? Het CBS gaat namelijk uit van registraties, maar de opvangorganisaties hebben vaak te maken met dak en thuislozen die niet geregistreerd zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dit probleem?

Dan de brief van de staatsecretaris over de uitvoering van het Nationaal Actieplan Dakloosheid en beschermd wonen. De leden van de CDA-fractie lezen deze brief als «»werk in uitvoering». Er wordt nog veel overlegd, voorbereid en samen met gemeenten en organisaties op zaken teruggekomen. De leden van de CDA-fractie snappen dat de uitvoering van dit beleid overleg en afstemming vraagt, maar zij vragen de Staatssecretaris of hij wat meer kan inzoomen op uitkomsten /resultaten. Welke actie(s) hebben concreet geleid tot vermindering van het aantal dak en thuislozen sinds het commissiedebat van december 2022? Het is immers nu eind september 2023. Wat is er al bereikt en waar zijn wij op de goede weg? Hoe verhouden deze acties zich tot de – aldus de hulporganisaties – toename van het aantal dak- en thuislozen?

Dan de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Werner en Mohandis3 over het in overleg met veldpartijen te bevorderen dat bij een vertrek uit de gesloten jeugdzorg, omdat een jongere 18 jaar is geworden (of 21 jaar in geval van verlengde jeugdhulp), ook uit wordt gegaan van het principe «wonen eerst» en tijdig overleg wordt gevoerd om te zorgen dat er een woonplek is voor de jongere. De leden van de CDA-fractie vinden het positief om te horen dat de Staatssecretaris dit wettelijk wil regelen, maar wat heeft het overleg met de veldpartijen nu opgeleverd? Een wetgevingstraject is iets van de lange adem. Wat doet de staatsecretaris in de tussentijd om dit op de agenda van veldpartijen te houden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris zich bewust is van de signalen en de zorgen die er leven rondom het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Genoemde leden vinden echter dat bepaalde zorgen onvoldoende geadresseerd worden. Zo vragen de leden van de SP-fractie zich af hoe de ambitie in het Nationaal Actieplan Dakloosheid kan worden behaald als gemeenten zelf niet overtuigd lijken van de haalbaarheid van die ambitie? Kan de ambitie wel worden behaald wanneer bepaalde gemeenten, zoals bijvoorbeeld Rotterdam, deze ambitie niet delen? Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe hij ervoor gaat zorgen dat gemeenten nu en in de toekomst de nationale ambitie onderstrepen en blijven onderstrepen. Welke stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen of heeft hij reeds ondernomen om gemeenten daarnaast ervan te doordringen van de noodzaak om te komen met een integrale aanpak van dakloosheid?

Genoemde leden vragen de Staatssecretaris daarnaast aan te geven wat het verschil is tussen Wonen Eerst en de oorspronkelijke systeemaanpak Housing First? Als er geen verschillen zijn, kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoe zij denkt dat Wonen Eerst uiteindelijk zal leiden tot de systeemverandering van Housing First?

De leden van de SP-fractie verzoeken de staatsecretaris verder aan te geven hoe hij aankijkt tegen gemeenten die middelen gaan inzetten voor meer en/of kwalitatief betere opvang in plaats van wonen? Deze leden verzoeken de Staatssecretaris ook aan te geven hoe de 2,8 miljoen onderzoeksgelden (NWO) gaan bijdragen aan het onderbouwen van de paradigmashift en de noodzaak tot radicale verandering? Deelt de Staatssecretaris de zorg van de leden van de SP-fractie dat er geen sprake kan zijn van een paradigmashift, noodzakelijk om de ambitie te behalen, indien de aanpak dakloosheid vooral of uitsluitend de verantwoordelijkheid blijft van afdelingen die gaan over maatschappelijke opvang en/of zorg?

Tot slot willen genoemde leden nog het belang van het voldoende betrekken van ervaringsdeskundigen en andere belangenbehartigers bij het Nationaal Actieplan Dakloosheid verder onderstrepen. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe hij gaat zorgen voor de aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers in alle centrumgemeenten. De aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers kan geborgd worden door een andere actie in het plan van aanpak, namelijk een landelijk dekkend netwerk van sociaal-juridische ondersteuners. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij dit ziet? De leden van de SP-fractie vragen ook hoe de Staatssecretaris gaat monitoren of mensen met ervaringskennis op een betekenisvolle manier meepraten over het lokale plan van aanpak? Hoe zullen plannen worden beoordeeld die niet tot stand zijn gekomen met ervaringskennis en onafhankelijke belangenbehartigers? Kan de Staatssecretaris tot slot aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid?

Tot slot vragen genoemde leden hoe de Staatssecretaris tellingen volgens de Ethos-definitie mogelijk gaat maken. Gaat de Staatssecretaris alle regio’s, die nog geen telling gepland hebben staan, financieel ondersteunen? Zo ja, op welke manier en zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris met interesse gelezen. Zij waren wat teleurgesteld over de inhoud van de brief. Bij de meeste onderwerpen wordt verwezen naar het einde van het jaar voor updates of meer informatie. Deze leden hadden gehoopt dat er inmiddels al meer voortuitgang te melden is en hopen de in de brief toegezegde informatie vóór het commissiedebat dat gepland is in december te ontvangen.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de nieuwe cijfers van het CBS over het aantal daklozen gezien. Het CBS concludeert dat het aantal daklozen gedaald is, maar daklozenorganisaties stellen hier grote vraagtekens bij. Zij herkennen de afname niet en registeren juist een stijging van het aantal geregistreerde dakloze mensen en vragen de Staatssecretaris of grote groepen niet buiten beeld blijven. Kan de Staatssecretaris reageren op deze discrepantie tussen de cijfers en het praktijkveld? Klopt het dat minderjarige kinderen, daklozen boven 65, economisch daklozen, mensen die tijdelijk in een gevangenis of ggz-kliniek verblijven en na ontslag geen woning hebben, niet worden meegeteld? Waarom is dat zo? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een andere rekenmethode om daklozen letterlijk te tellen, wat onder andere door Valente wordt voorgesteld? Kan de Staatssecretaris bij het CBS de cijfers per gemeente opvragen van het aantal mensen dat in de gemeente staat ingeschreven via een briefadres en deze cijfers aan de Kamer sturen? En hoe staat het met de implementatie van de Ethos-light classificatie? Is er een concreet implementatieplan?

Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een thuis

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen in de Kamerbrief dat alle centrumgemeenten een regionaal plan maken in lijn met het Actieplan Dakloosheid, dat wordt vastgesteld door alle colleges van burgemeester en Wethouders (B&W) in de regio. Hoe staat het met het ontwikkelen van deze regionale plannen? Is er een deadline wanneer de gemeenten deze plannen klaar moeten hebben?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd hoeveel woonplekken tot nu toe zijn gerealiseerd als onderdeel van het Nationaal Actieplan. Is het tempo waarmee woonplekken voor dak- en thuisloze mensen beschikbaar komen voldoende om het aantal dak- en thuisloze mensen te huisvesten? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn ook benieuwd of het dashboard inmiddels voor het eerst is ingevuld door de centrumgemeenten? Is het aantal gerealiseerde woonplekken ook onderdeel van het dashboard? Wanneer is het dashboard echt beschikbaar? Hoe wordt gevolg gegeven aan het dashboard, als daaruit blijkt dat er problemen zijn? Wat is de taakverdeling dan? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op waar centrumgemeenten staan in de kwantitatieve opgave om dak- en thuisloze mensen te huisvesten. Wat gaat de Staatssecretaris doen wanneer gemeenten achterblijven in de huisvestingsopgave?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie krijgen signalen dat er in toenemende mate de vraag is van gemeenten om – door de stijging van het aantal dakloze mensen – over te gaan tot slaapzalen en dus niet te transformeren naar wonen of eenpersoonskamers. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Zo ja, wat vindt hij daarvan? Monitort hij deze transformatie? Hoeveel slaapzalen zijn er op dit moment? Welke financiële middelen kunnen gemeenten inzetten om wel toe te werken naar deze transformatie? En hoe gaat de Staatssecretaris de transformatie verder stimuleren? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zien dat er ook in het komend jaar 65 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor de aanpak van dakloosheid, zoals ook afgesproken in het coalitieakkoord. Zij begrijpen dat in de septembercirculaire van het gemeentefonds 55 miljoen euro is toegekend aan de centrumgemeenten via een decentralisatieuitkering (Brede aanpak dakloosheid). Voor 2024 en daarna staat geen bedrag vermeld in de septembercirculaire. Hoe en wanneer komen gemeenten te weten welk bedrag zijn tot 2030 gaan ontvangen om de doelstelling van de Verklaring van Lissabon te halen? Waarom staat in de septembercirculaire 2023 geen reeks voor de komende jaren? Waar wordt de ontbrekende 10 miljoen euro in 2023 aan besteed?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de Staatssecretaris invulling aan de motie van het lid Westerveld4 wil geven door een onderzoek in te plannen naar de voortgang van de aanpak van dakloosheid, inclusief financiële middelen en de daaraan gekoppelde doelstelling uit de Lissabon Verklaring, om in 2030 het aantal dakloze mensen naar nul te reduceren. Dit onderzoek wil hij echter pas uitvoeren in de periode 2024–2026, zodat het gebruikt kan worden als tussentijdse evaluatie om de voortgang op het behalen van de doestellingen te evalueren en indien nodig bij te sturen. Genoemde leden vinden de uitvoering van het onderzoek in de periode 2024–2026 wat laat. De motie is in 2022 aangenomen, en het was juist de bedoeling om op tijd onderzoek te doen, zodat er nog bijgestuurd kan worden om de doelstelling in 2030 te halen. Is dit bijstellen nog wel haalbaar als de eerste resultaten pas in 2026 bekend worden? Dan zijn er immers nog maar vier jaar te gaan. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij dit ziet en waarom het onderzoek niet eerder wordt gedaan?

Verschillende hulporganisaties slaan alarm over het gebrek aan opvangplakken van dakloze EU-burgers. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd hoe het staat met de evaluatie van het Plan van Aanpak EU-migranten? Welke actie hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Hoeveel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Hoe staat het met de evaluatie en wat gebeurt er met de nu opgebouwde hulp en opvang als de pilots onverhoopt niet voldoende succesvol zijn voor een vervolg? Wanneer krijgen gemeenten uitsluitsel over het vervolg van deze aanpak? Leveren de Ministers van SZW en EZK ook een bijdrage aan de opvang van op straat gezette arbeidsmigranten? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn ook benieuwd op welke manier vervolg is gegeven aan het onderzoek naar remigrantengezinnen uit 2020 door Bureau HHM? Wat is er gedaan met dit onderzoek en de aanbevelingen?

We zitten inmiddels in het najaar van 2023 en over een paar maanden is het weer winter. De leden van de GroenLinks- en PvdA- fractie zijn benieuwd hoe hierop wordt voorbereid. Een aantal steden bieden permanente winteropvang aan, terwijl andere steden enkel de koudweerregeling hanteren om dakloze mensen op te vangen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze verschillen tussen gemeenten? Hoe reflecteert de Staatssecretaris op het feit dat de koudweerregeling enkel van kracht is bij vorst? Vindt de staatsecretaris dat gemeenten gedurende de winterperiode op permanente basis extra opvang moeten beiden? Gaat de Staatssecretaris een standaard ontwikkelen voor de winteropvang van dakloze mensen, hierbij denkend aan een bepaalde standaard werkwijze, eisen aan veiligheid en hygiëne en eisen aan gebouwen/ruimtes?

Huisuitzettingen

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie ondersteunen het beleid om huisuitzettingen zoveel mogelijk te voorkomen. Hebben alle gemeenten beleid ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid en het voorkomen van huisuitzettingen? Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om terugval in dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

Voorkomen van dakloosheid onder jongeren de uit de jeugdzorg uitstromen

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen in de brief een verwijzing naar de Voortgangsbrief Jeugd. In die brief waren echter weinig concrete acties te lezen vanuit de Staatssecretaris om dakloosheid onder jongeren te voorkomen. Welke extra stappen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat jongeren na verblijf in de jeugdzorg dakloos worden? En in hoeverre wordt deze groep ook apart geregistreerd in de monitor waar het CBS en de VNG aan werken voor het in beeld brengen van daklozen?

Bemoeizorg

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de Staatssecretaris in de brief een actieonderzoek aankondigt naar bemoeizorg. Voor de zomer zou de Kamer geïnformeerd worden over de planning hiervan. Hoe staat het inmiddels hiermee? Er zijn enorme verschillen tussen gemeenten wat de inzet van bemoeizorg betreft. Wat gaat de Staatssecretaris vanuit zijn rol doen om de inzet van bemoeizorg te stimuleren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris met interesse gelezen. De leden van de fractie delen de zorgen over de ontvangen signalen en de urgentie om acties uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid tot uitvoering te brengen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de motivatie van de Staatssecretaris om dak- en thuisloosheid terug te dringen. Zij hebben enkele vragen over het huidige beleid.

In het actieplan is een grote taak weggelegd voor de gemeenten. In de taakstelling voor de gemeenten staat dat gemeenten eigen beleid moeten ontwikkelen, wat vervolgens vastgesteld moet worden door het College van B&W. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris hoe ver gemeenten hiermee over het algemeen zijn. Wanneer vindt de Staatssecretaris dat gemeenten deze plannen klaar moeten hebben? Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat gemeenten de ambitie uit het actieplan onderschrijven en daarbij de streefdatum halen. Deze leden vragen hem ook wat de stand van zaken is rond de uitvoering van motie van de leden Grinwis en Werner5.

Er zijn groepen dak- en thuislozen die in het huidige beleid tussen wal of schip dreigden te raken in dit actieplan. Denk aan EU-burgers, (arbeids)migranten, migranten die geen status hebben gekregen, derdelanders, jongeren, en ga zo maar door. In hoeverre zijn groepen als deze voldoende in beeld bij gemeenten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? In hoeverre is er extra aandacht nodig voor speciale groepen dak- en thuislozen? Hoe wil de Staatssecretaris extra aandacht voor deze groepen realiseren?

In het actieplan staat dat er met betrekking tot EU-burgers pilots gestart zijn en worden gestart. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of deze pilots succesvol geweest zijn en welke lessen hier nu al uit getrokken kunnen worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris toeziet op het inzetten van ervaringsdeskundigen door gemeenten. Worden alle geluiden uit de samenleving gewogen en meegenomen door de Staatssecretaris? Zij vragen hem verder of de doelgroep dak- en thuislozen meegenomen wordt in de woonzorgvisies die gemeenten ontwikkelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de wijze waarop de overheid schulden int bij haar burgers. De stappen die het Rijk de afgelopen jaren heeft gezet, zoals betalingsregelingen, gaan in de goede richting, maar de overheid blijft de grootste schuldeiser en deze schulden zijn vaak mede de reden dat mensen dak- of thuisloos raken. Genoemde leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op het effect van de wijze van schuldinning door het Rijk als oorzaak van het dak- of thuisloos raken van mensen. Zij vragen of er naast betalingsregelingen ook andere manieren zijn om de schuldinning menselijker te maken. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hierover ook hoe gemeenten in deze manier van werken kunnen worden meegenomen, gezien zij ook schulden eisen en in schulden en dak- of thuislozen verschillende verantwoordelijkheden hebben, namelijk als schuldeiser, schuldhulpverlener en als verantwoordelijke voor opvangbeleid voor dak- en thuislozen.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen om de instroom van dak- en thuislozen en hebben hierover een aantal vragen. Allereerst vragen deze leden of de Staatssecretaris op de hoogte is van de situatie in verschillende gemeenten, waar, door de bouwcrisis, te weinig conventionele opvangplekken zijn voor dak- en thuislozen. Is de Staatssecretaris welwillend om in kaart te brengen om hoeveel woonplekken het in alle gemeenten gaat, en of gemeenten ondersteund kunnen worden in het opzetten van tijdelijke onconventionele woonplekken?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vervolgens een vraag over huisuitzettingen. Deze leiden in duizenden gevallen nog steeds tot dak- en thuisloosheid, ook onder gezinnen. De ombudsman heeft hier recent nog uitspraken over gedaan. Gezinnen belanden in allerlei tijdelijke woonoplossingen en mensen voelen zich feitelijk dakloos door onrust en stress. Kinderen zijn hier volgens de ombudsman vaak onzichtbaar. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het kan dat er ondanks de inspanningen van de Staatssecretaris nog steeds gezinnen uit huis gezet worden? Kan de Staatssecretaris ook in kaart brengen om hoeveel kinderen het hier gaat? Is er in alle gevallen goede aandacht voor hun situatie?

De invoeringsdatum van het woonplaatsbeginsel en het nieuwe verdeelmodel is nader uitgesteld. De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich hier zorgen om, omdat de VNG voorheen aangaf dat de regionale samenwerking onder druk komt te staan als hier niet tijdig stappen op gezet worden. Het leidt tot onrust en vragen bij de gemeenten. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de invoering op 1 januari 2025 wel lukt? En hoe worden gemeenten in de tussentijd tegemoetgekomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre er beleid is op het realiseren van woonvoorzieningen voor mensen die ontslagen worden uit een (gesloten) (zorg)instelling. Deze leden vragen of het mogelijk is om gemeenten een huisvestingsplicht te geven voor mensen die uit een (gesloten) (zorg)instelling. Genoemde leden vragen in het bijzonder of de Staatssecretaris op de hoogte is van de problemen bij de huisvesting van gedetineerde burgers na detentie. Kan de visie hierop worden meegenomen in de inventarisatie die de Minister van JenV gaat doen met betrekking tot de uitstroom van cliënten uit een forensische kliniek?

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen om signalen vanuit maatschappelijke opvang. De druk daar wordt hoger doordat er steeds meer «zorgbehoevende gevallen» aankloppen. Hoe verklaart de Staatssecretaris deze toename? Hoe kunnen organisaties en gemeenten geholpen worden bij de opvang van deze gevallen? Hoe kunnen gemeenten voorkomen dat deze groep mensen op straat belanden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen verder in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op de ontwikkelingen bij het afbouwen van het aantal slaapzalen en het in plaats daarvan opzetten van eenpersoonskamers.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

In afwachting van de brede, uitgebreide voortgangsrapportage eind dit jaar nemen de leden van de BBB-fractie kennis van de brief van de Staatssecretaris.

De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris hoe kan worden voorkomen dat het omarmen van het uitgangspunt dat dakloosheid in de eerste plaats een woonprobleem is en geen zorgprobleem die onverhoopt leidt tot een tekort aan aandacht voor problematiek rond dakloosheid die géén woonprobleem is. Deze leden zijn benieuwd of in beeld is gebracht welke types dakloosheid vallen te onderscheiden, voor welke mensen en welke problematiek daarbij speelt. Niet om nodeloze statistieken te fabriceren, maar vanuit de behoefte aan inzicht in wat werkt – en wat niet werkt.

De Staatssecretaris schrijft dat dakloosheid geen individueel probleem is, maar een probleem van ons allemaal. Dat klinkt fraai, maar de leden van de BBB-fractie kunnen zich voorstellen dat mensen zonder dak boven hun hoofd de gedachte zouden kunnen krijgen dat hun individuele probleem als minder urgent wordt ervaren wanneer het wordt gecollectiviseerd. Een probleem van iedereen kan een probleem zijn van niemand in het bijzonder. Deze leden ontvangen graag een reflectie daarop van de Staatssecretaris. Dezelfde aarzeling hebben deze leden bij het lezen van de uitweiding over integrale samenwerking, afstemming en bestuurlijke afspraken. Betekent deze alomvattende aanpak voor de individuele dakloze dat er sneller zicht komt op een dak boven zijn hoofd? We hebben het tenslotte over een Nationaal Actieplan, niet over een Landelijk Vergaderplan. De leden van de BBB-fractie hopen dan ook dat het door VNG te ontwikkelen dashboard geen misverstand laat bestaan over de harde resultaten op weg naar het ambitieuze doel van nul daklozen in 2030.

De invoering van het woonplaatsbeginsel voor Beschermd Wonen, dat gemeenten verantwoordelijk maakt voor beschermd wonen voor hun eigen inwoners, verschuift met een jaar naar 1 januari 2025. De leden van de BBB-fractie zijn benieuwd of het gesteggel rond het verdelen van de middelen een negatieve weerslag heeft op het streven om dakloosheid te verminderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris erop toe te zien dat allerlei discussies over de verdeling van taken en bevoegdheden, over afstemming en samenwerking, over verantwoordelijkheden en geldstromen de energie niet wegzuigt van de eigenlijke opgave: actie ondernemen tegen dakloosheid.

Terugkomend op het uitgangspunt dat dakloosheid geen zorgprobleem is, vragen de leden van de BBB-fractie zich toch af of hierbij mogelijk de wens de vader van de gedachte is. Met reden, immers gaat de Staatssecretaris in zijn brief uitvoerig in op allerlei situaties van dakloosheid en beschermd wonen die rechtstreeks verband houden met uiteenlopende zorggerelateerde zaken. Wat in de aanpak mist, althans in zijn brief gaat de Staatssecretaris niet nader daarop in, is het aspect werk. Werk geeft stabiliteit in het leven, een inkomen en het draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde. Graag vernemen deze leden hoe de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt.

II. Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis en de bijbehorende brief van de Staatssecretaris. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie merken op signalen te krijgen uit de praktijk dat er een tekort is aan met name veilige vrouwenopvang. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

Het uitgangspunt voor alle gemeenten is dat vrouwen die een veilige plek nodig hebben, die plek krijgen. Naar aanleiding van signalen over tekorten in 2019 is destijds samen met de VNG onderzoek uitgezet naar de stand van zaken en de redenen voor de eventuele tekorten.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek is vanaf 2020 vanuit het Rijk 14 miljoen per jaar structureel extra beschikbaar gekomen voor gemeenten om knelpunten in de in- door- en uitstroom van de vrouwenopvang aan te pakken.

In 2022 heeft de VNG een uitvraag gedaan onder gemeenten naar de inzet van deze middelen. De meerderheid had middelen gereserveerd dan wel uitgegeven voor acute crisissituaties in de vrouwenopvang en het aanpakken van door- en uitstroomproblematiek.

Alleen met het creëren van extra plekken in de vrouwenopvang is het knelpunt niet opgelost, ook de door- en uitstroom moet worden bevorderd. Hiervoor wordt het beleidskader «in- door- en uitstroom vrouwenopvang» als onderdeel van de Ontwikkelagenda Vrouwenopvang geactualiseerd.

De leden van de VVD-fractie merken verder op dat de Staatssecretaris in de brief aangeeft bezig te zijn met het dashboard dat naar aanleiding van de motie van de leden Mohandis en Van den Hil6 wordt opgesteld. Zij lezen verder dat de Staatssecretaris daar eind 2023 uitgebreider op terugkomt. Genoemde leden kijken uit naar een hopelijk zo spoedig mogelijk nader bericht hierover. In de brief van de Staatssecretaris staat verder vermeld dat gemeenten een regionaal plan ontwikkelen gebaseerd op het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis. Waar staan de gemeenten in de ontwikkeling van dit plan? De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de gemeenten deze plannen klaar moeten hebben.

Het Nationaal Actieplan: Eerst een Thuis is door middel van bestuurlijke afspraken tussen zorgaanbieders, gemeenten, woningcorporaties en het Rijk bekrachtigd7. Eén van de bestuurlijke afspraken is dat alle gemeenten een regionaal plan van aanpak opstellen in lijn met het Nationaal Actieplan. Beleid ter voorkoming van dakloosheid is onderdeel van deze plannen. In het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid dat dit jaar met partners en gemeenten ontwikkeld is, wordt gemonitord wat hier de voortgang van is. Ik verwacht van alle centrumgemeenten dat zij in 2024 hun plannen in lijn hebben gebracht met het Nationaal Actieplan.

Het nationaal actieplan heeft als leidend principe dat huisvesting een mensenrecht is. Hoe veel woonplekken zijn er tot nu toe als onderdeel van het actieplan gerealiseerd? Is het aantal gerealiseerde woonplekken onderdeel van de monitor?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of het tempo waarmee woonplekken voor dak- en thuisloze mensen beschikbaar komen voldoende is om het groeiend aantal dak- en thuisloze mensen te huisvesten. Heeft de Staatssecretaris zicht op waar centrumgemeenten staan in de kwantitatieve opgave om dak- en thuisloze mensen te huisvesten? Worden de doelgroep van dak- en thuisloze mensen voldoende meegenomen in de woonzorgvisies die gemeenten in regionaal verband ontwikkelen?

Het realiseren van woonplekken voor dakloze mensen wordt door de Minister van BZK meegenomen binnen de nationale woon- en bouwagenda en het interbestuurlijke programma «Een thuis voor Iedereen». De Minister van BZK heeft onder meer afspraken gemaakt over de bouw van 290 duizend sociale huurwoningen, waar ook dakloze mensen voor in aanmerking komen.

Daarnaast werkt het Ministerie van BZK aan de Wet Versterking Regie op de Volkshuisvesting. Met dit wetsvoorstel worden gemeenten gevraagd de woonopgave voor aandachtsgroepen, waaronder dakloze mensen, in kaart te brengen en op basis hiervan de woningbouwprogrammering passend te maken. Daarnaast wordt elke gemeente verplicht een urgentieregeling te hebben, waarbij onder meer mensen die toegang hebben tot de maatschappelijke opvang met voorrang moeten worden gehuisvest. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat dakloze mensen sneller een woning krijgen. De bouw van specifieke woningen voor aandachtsgroepen wordt onder meer gestimuleerd door de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen.

Hoeveel woningen worden verhuurd aan (ex) dakloze mensen wordt op dit moment niet centraal bijgehouden. Het voornemen met het wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting is dat gemeenten vanaf 2026 het aantal gerealiseerde en toegewezen woningen voor aandachtsgroepen gaan monitoren met het dashboard dat wordt ingericht als onderdeel van het programma «Een thuis voor iedereen».

De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de Staatssecretaris of alle gemeenten beleid hebben ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid. Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om (terugval in) dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

Preventie van dakloosheid acht ik van het grootste belang. Daarom ondersteun ik regio’s hun (regionale) preventiebeleid dakloosheid te versterken via de Preventie Alliantie (Impuls werkplaats van Radboud/UMC)8. Tot nu toe hebben tussen 2021 en 2023 ruim 90 gemeenten deelgenomen aan de preventiescan van de Preventie Alliantie. Tijdens deze scan wordt het preventiebeleid ten aanzien van dakloosheid onder de loep genomen én geeft de Preventie Alliantie adviezen voor de versterking van dit beleid. Gemeenten geven op verschillende manieren vorm aan het preventiebeleid en het aanbod van voorzieningen voor dreigend dakloze mensen. Er wordt niet gemonitord hoeveel gemeenten time-out en/of respijtvoorzieningen hebben gecreëerd. Er zijn verschillende goede voorbeelden bekend van time-out en respijtvoorzieningen voor dreigend dakloze mensen zoals bijvoorbeeld het respijthuis Amerbos in Amsterdam9. Deze goede voorbeelden breng ik actief onder de aandacht.

De oorzaak van dakloosheid is complex en vaak meervoudig. Aan dakloosheid gaat in de meeste gevallen een jarenlange opeenstapeling van problemen vooraf. In het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving10 worden verschillende routes naar dakloosheid geschetst op basis van de meest genoemde oorzaken van dakloosheid die in onderzoeken naar voren komen. In dit rapport wordt gebrek aan goede en voldoende nazorg bij uitstroom uit een instelling genoemd als een risicofactor voor dakloosheid. Met het Nationaal Actieplan wordt ingezet op de versterking van passende ondersteuning op maat bij zelfstandig wonen en de beschikbaarheid van laagdrempelige steunpunten in de wijk.

Heeft de Staatssecretaris zicht op het aantal slaapzalen in de maatschappelijke opvang? Op welke termijn worden slaapzalen getransformeerd naar eenpersoonskamers?

Eén van de indicatoren uit het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is hoeveel eenpersoonskamers en hoeveel meerpersoonskamers in de maatschappelijke opvang aanwezig zijn in de gemeente. We verwachten de eerste resultaten op dit onderdeel in de eerste helft van 2024. Hiermee krijgen we dus een beeld van het aantal slaapzalen, en op de langere termijn over hoe het staat met de transformatie hiervan naar eenpersoonskamers. Een van de doelen uit het Nationaal Actieplan is om de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk af- en om te bouwen naar eenpersoonskamers. Op welke termijn dit gaat lukken is afhankelijk van de mate waarin gemeenten erin slagen de instroom te verlagen door te werken aan preventie van dakloosheid en de doorstroom naar reguliere huisvesting te bevorderen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat als onderdeel van het plan van aanpak kwetsbare EU-burgers zes gemeenten middelen hebben ontvangen om dakloosheid onder EU-burgers aan te pakken. Welke acties hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Kan de Staatssecretaris dit inzichtelijk maken? Hoe veel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Gaan meer gemeenten hiermee aan de slag? Zo ja, welke?

De pilot opvang dakloze EU-burgers wordt door onderzoeksbureau Significant geëvalueerd. In juni 2024 wordt de eindevaluatie opgeleverd. Deze evaluatie richt zich op zowel kwantitatieve (zoals het aantal naar werk terug begeleide personen) en kwalitatieve indicatoren (zoals de positieve effecten van dit type opvang en daarin geboden hulpverlening volgens betrokkenen). De evaluatie zal inzicht bieden in wat de gemeenten in gang hebben gezet en dus bijvoorbeeld ook het aantal opvangplekken dat door gemeenten is gerealiseerd. Ook zal de evaluatie inzicht moeten opleveren in wat werkt en wat niet werkt. Vanuit de gesprekken die mijn ministerie voert met de zes pilotgemeenten (Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Venlo) weet ik dat in de pilotgemeenten opvang gerealiseerd wordt en dat met behulp van bijvoorbeeld Stichting Barka en Stichting De Regenboog groep meer inzet wordt gepleegd op terugleiden naar werk of het land van herkomst. Of andere gemeenten deel kunnen nemen aan het vervolg van de pilot is o.a. afhankelijk van de eindevaluatie. Die verwacht ik in juni 2024.

Bemoeizorg is een belangrijke vorm van hulp om zorgmijders te bereiken. Het kabinet heeft toegezegd voor de zomer met een actieonderzoek naar bemoeizorg te komen en de Kamer te informeren. De leden van de VVD-fractie merken op dat blijkt dat er enorme verschillen tussen gemeenten zijn wat de inzet van bemoeizorg betreft. Wat gaat de Staatssecretaris vanuit zijn rol doen om de inzet van bemoeizorg te stimuleren? Vindt de Staatssecretaris dat bemoeizorg decentraal belegd moet blijven? Waarom wel, of waarom niet?

Bemoeizorg is een belangrijke gemeentelijke taak die deel uitmaakt van de Wmo 2015. Het is vooral gericht op mensen die niet (tijdig) uit zichzelf hulp en ondersteuning zoeken. Zij worden waar mogelijk toegeleid naar passende ondersteuning en zorg die – veelal – ook lokaal georganiseerd is. Gemeenten geven inderdaad op verschillende manieren vorm aan bemoeizorg-taken. Veel gemeenten werken samen op regionaal niveau. Omdat een uitgebreid beeld van de huidige uitvoeringspraktijk ontbreekt laat het kabinet op dit moment een onderzoek uitvoeren naar bemoeizorg in de praktijk. Het onderzoek bevindt zich momenteel in de opstartfase en bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel betreft een inventarisatie van de huidige uitvoeringspraktijk en beschikbare kennis. Dit deel is naar verwachting begin 2024 gereed. Het tweede deel bestaat uit het uitvoeren van een aantal lerende praktijken, waarbij ook gekeken wordt hoe de inzet van bemoeizorg gestimuleerd kan worden. Dit deel is naar verwachting in de loop van 2025 gereed. Uw Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek en (mogelijke) acties om bemoeizorg verder te stimuleren. Op dit moment ziet het kabinet geen aanleiding om de huidige verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van bemoeizorg te heroverwegen of aan te passen.

Kan de Staatssecretaris, in samenwerking met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), tellingen volgens de Ethos-definitie mogelijk maken en hen hierbij gezamenlijk ondersteunen in alle regio’s die nog geen telling gepland hebben staan?

Ik vind het heel belangrijk dat we beter zicht krijgen op de aard en omvang van dakloosheid. Het hanteren van de Ethos Light definitie van dakloosheid biedt hier kansen voor. Daarbij moet wel aangegeven worden dat het krijgen van een landelijk beeld door cijfers op te halen uit alle regio’s een traject is van een lange adem, omdat eenduidig registreren en monitoren veel inspanning vraagt. Ik heb samen met VNG de opdracht gegeven aan het CBS en VNG-realisatie om de kwantitatieve landelijke monitor zoals opgezet door mijn voorganger door te ontwikkelen. Hiermee worden mensen in noodopvang en in tijdelijke opvang voor dakloze mensen geteld (ethos Light categorie 2 en 3). Daarnaast ben ik voornemens het Kansfonds en de Hogeschool Utrecht financieel te ondersteunen bij de volgende ronde van hun telling waarbij een aantal nieuwe regio’s meedoen. Ik motiveer alle overige regio’s zich aan te melden voor de volgende ronde tellingen en zal in gesprek blijven met het Kansfonds over de capaciteit om dit onderzoek uit te voeren.

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid?

Het onderzoek naar de voortgang op de aanpak dakloosheid conform motie van het lid Westerveld (Motie van het lid Westerveld Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73.) staat gepland in de periode 2024–2026. Het is voor mij vanzelfsprekend dat onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis worden betrokken bij het onderzoek; de manier waarop is onderwerp van gesprek zodra gestart wordt met de onderzoeksopzet in 2024.

De leden van de VVD-fractie willen van de Staatssecretaris weten wat er nu concreet gebeurt om dakloosheid onder jongeren te voorkomen. Zij vragen de Staatssecretaris of er extra stappen gezet worden om te voorkomen dat jongeren dakloos raken. Zo ja, hoe pakt de Staatssecretaris dat aan?

In het Nationaal Actieplan wordt specifiek aandacht gevraagd voor de behoeften van jongeren. Om dakloosheid onder jongeren te voorkomen is het belangrijk om te zorgen dat de verschillende leefgebieden op orde zijn (de «Big 5»: wonen, zinvolle daginvulling (werk/school/dagbesteding), financiën (inkomen en hulp bij schulden), zorg en informele support). Het voorkomen van dakloosheid onder jongeren vraagt daarom om een integrale aanpak met acties vanuit deze verschillende domeinen.

Concreet wordt gewerkt aan de volgende zaken:

  • In de Hervormingsagenda Jeugd én in het Nationaal Actieplan is het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. In de Hervormingsagenda Jeugd is opgenomen dat jeugdhulpaanbieders en gemeenten niet-vrijblijvende afspraken maken over jongeren die jeugdhulp met verblijf gaan verlaten. Dit moet worden vastgelegd in een (toekomst)plan. In dit plan moet aandacht zijn voor de Big 5.

  • In oktober startte het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)in opdracht van VWS met intensieve ondersteuning in vier á zes regio’s. Het OZJ ondersteunt deze regio’s bij het creëren van een sluitend aanbod in ondersteuning op de verschillende leefgebieden. De geleerde lessen en best practices worden breed verspreid via de (communicatie)kanalen van de VNG waaronder het Platform Sociaal Domein, kennisinstituten, aanbieders, professionals en de websites voor Jeugd & Gezin voordejeugdenhetgezin.nl) en Eersteenthuis.nl.

  • Toekomstgericht werken11 is een werkwijze om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Ook hier is de Big 5 het uitgangspunt. Vanuit het Nederlands Jeugd instituut (NJI) wordt momenteel in samenwerking met beroepsverenigingen gewerkt aan de Richtlijn Toekomstgericht Werken voor jeugdprofessionals. Dit kwaliteitskader draagt bij aan de verbetering van ondersteuning aan jongeren bij het volwassen worden.

  • Goede praktijkvoorbeelden voor ondersteuning aan jongeren in een kwetsbare positie worden opgeschaald via de genoemde communicatiekanalen. Recent heeft de VNG in dit kader een inspiratiegids «Versnellers op de Big 5» voor een integrale aanpak 16–27 gepubliceerd12.

  • Het kabinet zet vanuit verschillende programma’s actief in op het verbeteren van de informatievoorziening voor jongeren die 18 jaar worden. Een combinatie van digitale vindplekken (bijv. via de app Kwikstart13) en fysieke laagdrempelige inlooppunten is daarbij essentieel. Gemeenten worden actief gestimuleerd om te zorgen voor een goede informatievoorziening voor jongeren, zij kunnen bijvoorbeeld via Kwikstart een pagina met informatie over het lokale aanbod aanmaken.

  • Vanuit het programma «Een Thuis Voor Iedereen» wordt gewerkt aan passende en betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen. Daarnaast is de Minister van BZK voornemens met het Wetvoorstel «versterken regie op de volkshuisvesting» jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een (gesloten) accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep aan te merken, waardoor zij voorrang krijgen op toewijzing van woonruimte.

  • Vanuit de programma’s Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden én het traject Participatiewet in Balans wordt gewerkt aan het verbeteren van de inkomenspositie van jongeren in een kwetsbare positie. Het programma Geldzorgen, Armoede en Schulden zet actief in op het voorkomen van schulden bij jongeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden delen de zorgen van de Staatssecretaris over de druk over de maatschappelijke opvang. Met name nu de winter voor de deur staat, is het van belang dat de opvang voldoende is, voor iedereen die daar aanspraak op wil maken. Een aantal steden biedt permanente winteropvang aan, terwijl andere steden enkel de koudweerregeling hanteren om dakloze mensen op te vangen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze verschillen tussen gemeenten? Gaat de Staatssecretaris een standaard ontwikkelen voor de winteropvang van dakloze mensen (werkwijze en ruimtelijke- en bouweisen)?

Winteropvang wordt door veel gemeenten bovenwettelijk aangeboden om op die manier een zo laagdrempelig mogelijke opvang aan te kunnen bieden aan mensen die op basis van de Wmo2015 geen recht hebben op opvang. Er is geen sprake van een «standaard». Wel heeft de VNG in april 2023 een handreiking14 gepubliceerd met daarin de belangrijkste elementen van een goede winterkouderegeling zoals de verantwoordelijke partijen, werkafspraken, regels en voorwaarden. Het doel van deze handreiking is ambtenaren, colleges en gemeenteraden houvast te geven tijdens het opstellen van hun eigen winterkouderegeling. De inhoud is gebaseerd op de ervaring die door de jaren heen is ontwikkeld. Desondanks bestaan er verschillen tussen gemeenten in het vormgeven van deze opvang vanwege de beleidsvrijheid die zij hebben en de politieke keuzes die zij daarin maken. Ik zie vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de Wmo2015 geen taak of mogelijkheid voor het opleggen van standaarden aan gemeenten.

Daarnaast hebben de leden van de D66-fractie nog de volgende vragen.

Inzicht dakloosheid

Het Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis heeft als leidend principe dat huisvesting een mensenrecht is. Hoe veel woonplekken zijn er tot nu toe als onderdeel van het Nationaal Actieplan gerealiseerd? Is het aantal gerealiseerde woonplekken onderdeel van de monitor?

Het realiseren van woonplekken voor dakloze mensen wordt door de Minister van BZK meegenomen binnen de nationale woon- en bouwagenda en het interbestuurlijke programma «Een thuis voor Iedereen». De Minister van BZK heeft onder meer afspraken gemaakt over de bouw van 290 duizend sociale huurwoningen, waar ook dakloze mensen voor in aanmerking komen.

Daarnaast werkt het Ministerie van BZK aan de Wet Versterking Regie op de Volkshuisvesting. Met dit wetsvoorstel worden gemeenten gevraagd de woonopgave voor aandachtsgroepen, waaronder dakloze mensen, in kaart te brengen en op basis hiervan de woningbouwprogrammering passend te maken. Daarnaast wordt elke gemeente verplicht een urgentieregeling te hebben, waarbij onder meer mensen die toegang hebben tot de maatschappelijke opvang met voorrang moeten worden gehuisvest. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat dakloze mensen sneller een woning krijgen. De bouw van specifieke woningen voor aandachtsgroepen wordt onder meer gestimuleerd door de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen.

Hoeveel woningen worden verhuurd aan dakloze mensen wordt op dit moment niet centraal bijgehouden. Het voornemen met het wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting is dat gemeenten vanaf 2026 het aantal gerealiseerde en toegewezen woningen voor aandachtsgroepen gaan monitoren met het dashboard dat wordt ingericht als onderdeel van het programma «Een thuis voor iedereen».

Wanneer wordt de monitor voor het eerst door centrumgemeenten ingevuld en wanneer wordt daarover voor het eerst gerapporteerd aan de Kamer? Heeft de Staatssecretaris zicht op het aantal slaapzalen in de maatschappelijke opvang? Op welke termijn worden slaapzalen getransformeerd naar eenpersoonskamers?

Het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is dit jaar met het veld en gemeenten ontwikkeld en op 26 september jl. bestuurlijk vastgesteld. Op dit moment zijn de regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein in gesprek met alle regio’s. Dit levert een eerste beeld op dat mogelijk nog niet helemaal compleet is.

Hierop kan ik naar verwachting in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen die u in december 2023 ontvangt, uitgebreider in gaan. Tegelijkertijd wordt aan de technische applicatie gewerkt, die naar verwachting voor het eind van dit jaar gereed is. Dit betekent dat het dashboard vanaf 2024 online gevuld kan gaan worden. Een eerste volledig beeld op alle indicatoren van het dashboard verwacht ik medio 2024 aan de kamer te kunnen rapporteren.

Eén van de indicatoren uit het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is hoeveel eenpersoonskamers en hoeveel meerpersoonskamers in de maatschappelijke opvang aanwezig zijn in de gemeente. We verwachten de eerste resultaten op dit onderdeel in de eerste helft van 2024. Hiermee krijgen we dus een beeld van het aantal slaapzalen, en op de langere termijn over hoe het staat met de transformatie hiervan naar eenpersoonskamers. Een van de doelen uit het Nationaal Actieplan is om de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk af- en om te bouwen naar eenpersoonskamers. Op welke termijn dit gaat lukken is afhankelijk van in hoeverre gemeenten erin slagen de instroom te verlagen door te werken aan preventie van dakloosheid en de doorstroom naar reguliere huisvesting te bevorderen.

De Staatssecretaris schrijft dat er verschillende acties in gang zijn gezet om dakloosheid beter in kaart te brengen. De leden van de D66-fractie delen de opvatting dat het duidelijker in kaart moet worden gebracht waar dakloosheid zich afspeelt. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre de voorgenomen acties volgens planning verlopen? Is bijvoorbeeld het dashboard dakloosheid inmiddels bestuurlijk vastgesteld, zoals vermeld? En hoe verhoudt dit dashboard zich weer tot de kwantitatieve meting op basis van Ethos-Light? Kan in de doorontwikkeling van de monitor dakloosheid, in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van de ethoslight categorieën en de Ethoslight telmethode?

Het dashboard over de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid is in een Bestuurlijk Overleg tussen Rijk en gemeenten vastgesteld op 26 september jl. De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein van de VNG gaan op dit moment het land door om de benodigde informatie bij gemeenten op te halen om het dashboard te vullen. Dit dashboard dient als middel om zicht te krijgen op de beoogde transformatie uit het Nationaal Actieplan, de beweging naar betere preventie van dakloosheid, Wonen Eerst en om- en afbouw van de opvang. Daarnaast wordt in beeld gebracht welke regio’s een vastgesteld regioplan hebben, en de mate van inzet van ervaringskennis in beleid en uitvoering. Ik verwacht van alle centrumgemeenten dat zij in 2024 hun plannen in lijn hebben gebracht met het Nationaal Actieplan.

Het dashboard is dus gericht op het volgen de beoogde transformatie door middel van het ophalen van de beleidsmatige transformatie. Daarnaast wil ik beter inzicht in het aantal dakloze mensen in Nederland. Dat doen we op twee manieren:

  • 1. Een kwantitatieve landelijke monitor van het CBS en VNG-Realisatie waarbij zij gegevens opvragen bij gemeenten en opvang-organisaties op basis van de Ethos Light categorieën. In 2024 worden categorie 2 en 3 uitgevraagd. Voor de andere categorieën geldt dat het op korte termijn nog niet mogelijk is om uit te vragen op landelijk niveau. Deze monitor is dus nadrukkelijk een groeimodel.

  • 2. Kansfonds en Hogeschool Utrecht werken aan een pilot om per regio een Ethos Light telling te doen. Dit is een zeer intensieve methode die niet op korte termijn landelijk opgeschaald kan worden. De resultaten van de eerste tellingen in twee regio’s zijn onlangs gepubliceerd15. In 2024 start de volgende ronde waar nog eens zes regio’s aan meedoen.

Deze leden hebben ook vragen aan de Staatssecretaris over de lokale uitvoering. In de Kamerbrief van de Staatssecretaris staat vermeld dat gemeenten een regionaal plan ontwikkelen gebaseerd op het Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis. Waar staan de gemeenten in ontwikkeling van dit plan? Wanneer vindt de Staatssecretaris dat gemeenten deze plannen klaar moeten hebben? Kunnen de gemeenten in deze regionale plannen en de uitwerking daarvan, hun gemeenteraden inzicht en uitleg geven in de kosten en de uitgaven voor preventie, om- en afbouw van de opvang en ondersteunend aanbod aan dakloze mensen? Kunnen (centrum)gemeenten tenminste eenmaal per jaar een voortgangsrapportage (kwantitatief en kwalitatief) voorleggen aan hun gemeenteraad ter informatie en verantwoording? Hoeveel centrumgemeenten rapporteren jaarlijks aan hun gemeenteraad?

Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken hebben gemeenten zich gecommitteerd aan het ontwikkelen van een dashboard dat zicht geeft op de beoogde omslag van maatschappelijke opvang naar preventie en Wonen Eerst. Onderdeel van het dashboard is ook een indicator die inzage geeft in de stand van de planontwikkeling in de regio’s. Naar verwachting kan ik u eind december in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen een eerste beeld geven over de regioplannen. Ik verwacht dat alle centrumgemeenten in 2024 hun plannen in lijn hebben gebracht met het Nationaal Actieplan.

Gemeenten hebben de opdracht om te zorgen voor een goede aanpak voor (dreigend) dakloze jongeren en volwassenen. Zij rapporteren hier periodiek over aan hun gemeenteraad, allemaal jaarlijks via de gemeentelijke begrotingsbehandeling en daarnaast inhoudelijk, aan de raadscommissies die verantwoordelijk zijn voor de opgave dakloosheid en huisvesting voor aandachtsgroepen. De frequentie van inhoudelijke rapportages hangt onder andere af van de verzoeken uit de raad. Gemeenteraden hebben de taak kaders te stellen en de colleges te controleren. Gemeenteraadsleden kunnen invloed uitoefenen door het stellen van vragen en door middel van moties of amendementen voorstellen doen om verbeteringen aan te brengen die beter in lijn zijn met het Nationaal Actieplan Dakloosheid. We zien dat regio’s niet stilzitten terwijl zij deze plannen maken. De omslag naar preventie en Wonen Eerst was immers in het vorige kabinet al ingezet.

Er lijken ook lokale verschillen te zijn in de ambities. Zo constateren deze leden dat bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam de ambitie die door de Staatssecretaris wordt gesteld niet deelt. Hoe kan de landelijke ambitie gehaald worden als die niet breed wordt gedragen?

Alle regio’s staan achter de beoogde transformatie en ambitie van het Actieplan Dakloosheid. Dat uit zich onder meer in het ondertekenen van de bestuurlijke afspraken die onderdeel zijn van het Actieplan. Ook uit de gesprekken die ik met gemeenten voer, heb ik geen signalen ontvangen dat zij niet achter deze ambitie staan. Tegelijkertijd hebben gemeenten realistische zorgen over de woonopgave, en de huidige krapte op de woningmarkt. Gemeenten hebben beleidsvrijheid in hoe zij uitvoering geven aan het behalen van de doelen. Daarnaast is het zo dat lokale en regionale verschillen in onder meer aard en omvang van de problematiek, en ook lokale politieke keuzes, groot kunnen zijn. Dat vertaalt zich in regionale en lokale keuzes en beleidsplannen. Dit doet echter niets af aan de gezamenlijke, breed gedragen ambitie van het Actieplan Dakloosheid.

Voor maatschappelijke opvang en aanpak dakloosheid is jaarlijks 450 miljoen euro (via de Wmo 2015) beschikbaar. Vindt de Staatssecretaris het van belang dat gemeenteraden zich kunnen buigen over de besteding daarvan?

Ik vind het zeker van belang dat gemeenteraden zich buigen over de besteding van de middelen die beschikbaar worden gesteld via de decentralisatie uitkeringen ten behoeve van maatschappelijke opvang en de aanpak dakloosheid. Het gaat in de strijd tegen dakloosheid echter niet alleen om Wmo-middelen. Juist ook dossiers ten aanzien van het versterken van bestaanszekerheid, schuldhulpverlening, sociale basis (preventie) en wonen en ruimtelijke ordening (Wonen Eerst) zijn van cruciaal belang om te worden betrokken in een effectieve strategie om dakloosheid terug te dringen. In ons decentraal stelsel hebben gemeenteraden de verantwoordelijkheid kaders te stellen en te sturen op grote integrale opgaven als deze. De beschikbare middelen voor zowel maatschappelijke opvang als aanpak dakloosheid worden dan ook in 2023 via decentralisatie uitkeringen verstrekt aan centrumgemeenten waardoor zij zelf aan zet zijn om het beleid lokaal vorm te geven, incl. besteding en verantwoording over de financiële middelen.

Hebben alle gemeenten beleid ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid en het voorkomen van huisuitzettingen? Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om (terugval in) dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen, zo vragen deze leden?

Preventie van dakloosheid acht ik van het grootste belang. Daarom ondersteun ik regio’s bij het versterken van hun (regionale) preventiebeleid dakloosheid via de Preventie Alliantie (Impuls werkplaats van Radboud/UMC)16. Tot nu toe hebben tussen 2021 en 2023 ruim 90 gemeenten deelgenomen aan de preventiescan van de Preventie Alliantie. Tijdens deze scan wordt het preventiebeleid ten aanzien van dakloosheid onder de loep genomen én geeft de Preventie Alliantie adviezen voor de versterking van dit beleid. Gemeenten geven op verschillende manieren vorm aan het preventiebeleid en het aanbod van voorzieningen voor dreigend dakloze mensen. Er wordt niet gemonitord hoeveel gemeenten time-out en/of respijtvoorzieningen hebben gecreëerd. Er zijn verschillende goede voorbeelden

bekend van time-out en respijtvoorzieningen voor dreigend dakloze mensen zoals bijvoorbeeld het respijthuis Amerbos in Amsterdam17. Deze goede voorbeelden breng ik actief onder de aandacht.

De oorzaak van dakloosheid is complex en vaak meervoudig. Aan dakloosheid gaat in de meeste gevallen een jarenlange opeenstapeling van problemen vooraf. In het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving18 worden verschillende routes naar dakloosheid geschetst op basis van de meest genoemde oorzaken van dakloosheid die in onderzoeken naar voren komen. In dit rapport wordt gebrek aan goede en voldoende nazorg bij uitstroom uit een instelling genoemd als een risicofactor voor dakloosheid. Met het Nationaal Actieplan wordt ingezet op de versterking van passende ondersteuning op maat bij zelfstandig wonen en de beschikbaarheid van laagdrempelige steunpunten in de wijk.

De leden van de D66-fractie zouden ook nog graag zien dat mensen met ervaringskennis kunnen meepraten over het lokale beleid. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat ervaringsdeskundigen meepraten met het lokale beleid en hoe monitort hij dit, zo vragen deze leden.

Vanuit de ervaring die ik heb opgedaan bij de totstandkoming van het Nationaal Actieplan Dakloosheid, waarbij ervaringskenners actief hebben bijgedragen en meegeschreven, weet ik dat dit van grote meerwaarde is om tot een beter gedragen aanpak te komen. Ik wil regio’s die beleid maken zonder de mensen voor wie het bedoeld is, dan ook van harte aanmoedigen mensen met ervaring consequent actief te betrekken. Niet voor niets is er ook aandacht voor de inzet van ervaringskennis in het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid. Het dashboard dient als een graadmeter voor hoe het staat met de inbreng van mensen met ervaringskennis op lokaal niveau. Of dit echt betekenisvol is, moet wat mij betreft onderdeel zijn van het goede gesprek dat partners in de regio en tussen de regio’s met elkaar voeren. Ik weet uit gesprekken met lokale belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis dat hun inzet op veel plekken nog moet groeien. Dit heeft tijd nodig. Ik stimuleer deze beweging op landelijk niveau o.a. door financiering voor de oprichting van het landelijk platform belangenhartiging. Op die manier wordt de stem van inwoners met ervaring krachtiger en kan hun input ook worden meegenomen in Rijksbeleid.

Ook maken de leden van de D66-fractie zich zorgen over de haalbaarheid van de transformatie van opvang naar wonen. Maatschappelijke opvangpartijen ontvangen door stijging van het aantal dakloze mensen in Nederland in toenemende mate de vraag van verschillende gemeenten om over te gaan tot slaapzalen en vooralsnog niet te transformeren naar wonen of naar eenpersoonskamers. Hoe monitort de Staatssecretaris deze transformatie, welke (financiële) middelen kunnen gemeenten inzetten voor de transformatie en hoe gaat de Staatssecretaris deze transformatie verder stimuleren?

Eén van de indicatoren uit het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is hoeveel eenpersoonskamers en hoeveel meerpersoonskamers in de maatschappelijke opvang aanwezig zijn in de gemeente. We verwachten de eerste resultaten daarvan in de eerste helft van 2024. Hiermee krijgen we dus een beeld van het aantal slaapzalen, en op de langere termijn een beeld van hoe het staat met de transformatie hiervan naar eenpersoonskamers. Een van de doelen uit het Nationaal Actieplan is om de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk af- en om te bouwen naar eenpersoonskamers. Op welke termijn dit gaat lukken is afhankelijk van de mate waarin gemeenten erin slagen de instroom te verlagen door forser in te zetten op preventie van dakloosheid en de doorstroom naar reguliere huisvesting te bevorderen.

Gemeenten kunnen voor de transformatie de reguliere middelen inzetten die zij ontvangen vanuit de decentralisatie uitkering maatschappelijke opvang (jaarlijks 385 miljoen) en de middelen die zij krijgen vanuit het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) (55 miljoen via de decentralisatie uitkering Nationaal Actieplan Dakloosheid). Daarnaast kunnen gemeenten gebruik maken van de verschillende regelingen die het Ministerie van BZK aanbiedt, zoals de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen. Ook kunnen gemeenten de middelen ter versterking van bestaanszekerheid en voorkomen van geldzorgen betrekken in het kader van preventie van dakloosheid.

Eind dit jaar is een brede ondersteuningsstructuur van start gegaan om regio’s verder te stimuleren en ondersteunen bij de transformatie. Hier ga ik dieper op in in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen die u in december 2023 ontvangt.

De paradigmashift volgens de bewezen effectieve Housing First systeemaanpak, is gebaseerd op een aantal kernprincipes. De introductie van de Nederlandse term Wonen Eerst zorgt in de praktijk voor veel nodeloze begripsverwarring, en gaat gepaard met het risico dat een wildgroei aan pragmatische tussenoplossingen ontstaat. Dit riskeert het uitblijven van de noodzakelijke omslag van opvang naar wonen. De Housing First systeemaanpak is géén keuzemenu. Het is zaak dat dat het Rijk hierop toeziet en begripsverwarring voorkomt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het verschil is tussen Wonen Eerst en Housing First als systeemverandering? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij denkt dat Wonen Eerst zal leiden, uiteindelijk, tot Housing First?

Wonen Eerst is de Nederlandse benaming voor de systeemaanpak in het denken over structurele oplossingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen volgens een huisvestingsgerichte aanpak. Deze systeemaanpak geldt voor alle dakloze jongeren en volwassenen in Nederland. Wonen Eerst volgt uit de zes leidende principes van het actieplan: huisvesting is een mensenrecht; dakloosheid voorkomen is altijd het beste; respect voor eigen regie en keuze; herstelondersteuning en inzet ervaringsdeskundigheid; scheiden van wonen en zorg; en ondersteuning is flexibel en op maat. In het Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis wordt Wonen Eerst expliciet neergezet als systeembenadering. Mensen moeten liefst zonder, en alleen als dat echt niet kan met zo min mogelijk tussenstappen, een stabiele woonplek met ondersteuning op maat krijgen. Hiermee stappen we in Nederland af van het woonladdermodel (straat, opvang, tijdelijke huisvesting, begeleid of beschermd wonen en tot slot zelfstandig wonen). Een veilige stabiele woonplek is het startpunt. Niet het eindpunt.

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij aankijkt tegen gemeenten die middelen gaan inzetten voor meer/en of kwalitatief betere opvang in plaats van wonen? In hoeverre is dat in lijn met het Housing first-principe?

Ik begrijp dat gemeenten worstelen met het creëren van meer woonplekken en het afbouwen van de opvang wanneer er wachtlijsten zijn voor de opvang en nog onvoldoende betaalbare huisvesting beschikbaar is. Deels zijn de wachtlijsten van de opvang zo lang omdat de uitstroom stokt en het gemeenten nog niet lukt de instroom te verminderen in verband met het aantal mensen dat dakloos raakt en een beroep doet op maatschappelijke opvang. Toch is het uitbreiden van de opvang niet de oplossing om dakloosheid te verminderen. Een stabiele woonplek met ondersteuning op maat zorgt ervoor dat mensen beter herstellen, minder snel terugvallen én dakloosheid vaker kan worden voorkomen. Dit sluit aan bij het principe van Wonen Eerst, de systeemaanpak in het denken over structurele oplossingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen in Nederland. Daarom is het belangrijk dat gemeenten vooral inzetten op het creëren van voldoende stabiele woonplekken en dat zij fors inzetten op preventie van dakloosheid.

Gemeenten kunnen de reguliere middelen die zij ontvangen vanuit de decentralisatie uitkering maatschappelijke opvang (jaarlijks 385 miljoen) en de extra beschikbare middelen die zij krijgen vanuit het coalitieakkoord (55 miljoen via de decentralisatie uitkering Nationaal Actieplan Dakloosheid) inzetten voor de transformatie van maatschappelijke opvang naar preventie en Wonen Eerst. Daarnaast kunnen gemeenten gebruik maken van de verschillende regelingen die het Ministerie van BZK aanbiedt, zoals de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen. Ook kunnen gemeenten de middelen ter versterking van bestaanszekerheid en voorkomen van geldzorgen betrekken in het kader van preventie van dakloosheid.

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe 2,8 miljoen euro aan onderzoeks-gelden (NWO) gaan bijdragen aan het onderbouwen van de paradigmashift en de noodzaak tot radicale verandering?

Er is nog onvoldoende wetenschappelijke kennis in de Nederlandse (en Europese) context. Veel onderzoek op bijvoorbeeld het gebied van Housing First komt uit de VS en Canada. Deze onderzoekscall van het NWO19 moet bijdragen aan fundamenteel onderzoek over wat (niet) werkt op het gebied van wonen voor (ex) dakloze mensen en/of mensen met een psychische kwetsbaarheid in de Nederlandse praktijk. De onderzoeksgelden die beschikbaar worden gesteld zijn nadrukkelijk bedoeld om in beeld te brengen welke woonvormen met begeleiding voor (ex)dakloze mensen en mensen die beschermd hebben gewoond er zijn en wat de werkzame elementen zijn in deze woonvormen. De onderzoeksresultaten die hier uit voortvloeien moeten bijdragen aan een onderbouwing van de beoogde systeemverandering van Wonen Eerst. Dergelijk onderzoek is dan ook een essentiële bouwsteen in de paradigmashift, en zal naar verwachting bijdragen aan beter onderbouwde beleidskeuzes in de aanpak van dakloosheid in Nederland.

Belangenbehartigers

Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor de aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers in alle centrumgemeenten? De aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers kan geborgd worden door een andere actie in het plan van aanpak, namelijk een landelijk dekkend netwerk van sociaal-juridische ondersteuners. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?

Ik verwacht van centrumgemeenten dat zij de inzet van onafhankelijke belangenbehartigers in toenemende mate mogelijk maken en stimuleren. Veelal zijn het deze mensen die aan (dreigend) dakloze mensen ondersteunen met betrekking tot vragen over wat hun rechten en plichten zijn. Op termijn moet dit leiden tot een landelijk dekkend netwerk van lokale belangenbehartigers, clientondersteuners – die ook sociaal-juridische kennis in huis hebben –, en mensen met ervaringskennis die meedenken over beleid.

Hoe gaat de Staatssecretaris monitoren of mensen met ervaringskennis op een betekenisvolle manier meepraten over het lokale plan van aanpak? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris plannen die niet tot stand zijn gekomen met ervaringskennis en onafhankelijke belangenbehartigers?

Vanuit de ervaring die ik heb opgedaan bij de totstandkoming van het Nationaal Actieplan Dakloosheid, waarbij ervaringskenners actief hebben bijgedragen en meegeschreven, weet ik dat dit van grote meerwaarde is om tot een beter gedragen aanpak te komen. Ik wil regio’s die beleid maken zonder de mensen voor wie het bedoeld is, dan ook van harte aanmoedigen mensen met ervaring consequent actief te betrekken. Niet voor niets is er ook aandacht voor de inzet van ervaringskennis in het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid. Het dashboard dient als een graadmeter voor hoe het staat met de inbreng van mensen met ervaringskennis op lokaal niveau. Of dit echt betekenisvol is, moet wat mij betreft onderdeel zijn van het goede gesprek dat partners in de regio en tussen de regio’s met elkaar voeren. Ik weet uit gesprekken met lokale belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis dat hun inzet op veel plekken nog moet groeien. Dit heeft tijd nodig. Ik stimuleer deze beweging op landelijk niveau o.a. door financiering voor de oprichting van het landelijk platform belangenhartiging. Op die manier wordt de stem van inwoners met ervaring krachtiger en kan hun input ook worden meegenomen in Rijksbeleid.

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid (het onderzoek waarmee invulling wordt gegeven aan de motie van het lid Westerveld, zoals beschreven in de brief van 30 juni jl.)?

Het onderzoek naar de voortgang op de aanpak dakloosheid conform motie van het lid Westerveld (Motie van het lid Westerveld Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73.) staat gepland in de periode 2024–2026. Het is voor mij vanzelfsprekend dat onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis worden betrokken bij het onderzoek; de manier waarop is onderwerp van gesprek zodra gestart wordt met de onderzoeksopzet in 2024.

EU-burgers

De leden van de D66-fractie hebben geconstateerd dat de Staatssecretaris niks schrijft over de aanpak van dakloze EU-burgers. In hoeverre onderschrijft hij dat de regel is dat EU-burgers met een arbeidsverleden minimaal een halfjaar de werknemersstatus behouden en dus recht op gelijke behandeling hebben, en dat dit bij burgers die langer dan een jaar aaneengesloten hebben gewerkt zelfs voor onbepaalde tijd het geval is, zolang zij ingeschreven zijn bij het UWV en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt? Klopt het dat veel gemeenten daar nu geen uitvoering aan geven?

Het klopt dat EU-burgers met een aantoonbaar arbeidsverleden minimaal een half jaar de werknemersstatus behouden en dus recht hebben op gelijke behandeling en dat EU-burgers die langer dan een jaar aaneengesloten hebben gewerkt de werknemersstatus voor onbepaalde tijd behouden, mits zij aantoonbaar werkzoekend zijn (o.a. door inschrijving bij het UWV) én zicht hebben op werk. Het is, voor uitvoeringsorganisaties en gemeenten, juridisch complex om de rechten van individuele EU-burgers op opvang conform de Wmo2015 te boordelen. De rechtentool die momenteel door het Ministerie van VWS, JenV en SZW wordt ontwikkeld, is bedoeld om gemeenten en uitvoeringsorganisaties handvatten te geven om het recht van de individuele EU-burger op opvang in het kader van de Wmo 2015 beter inzichtelijk te maken. De werknemersstatus en recht op gelijke behandeling zullen in de rechtentool aan bod komen. Hierdoor zullen naar verwachting gemeenten eenduidiger tot een beoordeling komen en EU-burgers bieden waar zij recht op hebben.

Kan de Staatssecretaris inzicht bieden in hoeveel EU-burgers dakloos zijn in Nederland en in hoeverre dit aantal toeneemt?

Er zijn geen betrouwbare cijfers over het aantal dakloze EU-burgers. De enige schatting die we hebben is afkomstig van een rapportage van het IVO.20 Zij gebruiken cijfers van stichting Barka. Stichting Barka zag een stijging van het aantal migranten waar Barka contact mee had; in 2018 ruim 2.200, in 2019 ruim 2.400 en in 2020 ruim 3.200. Het grootste deel, namelijk 65%, zou dakloos zijn. Ook ontvangen wij signalen uit het veld dat het aantal toeneemt, maar dat is niet met kwantitatieve bronnen te onderbouwen.

Worden er vanuit het demissionaire kabinet middelen beschikbaar gesteld om dakloosheid onder EU-burgers te bestrijden als uit de evaluatie blijkt dat meer nodig is? Worden deze middelen gefinancierd vanuit de reguliere middelen voor de aanpak dakloosheid of komt er kabinetsbrede financiering voor de aanpak van dakloosheid onder arbeidsmigranten?

Dakloze EU-burgers maken deel uit van het Nationaal Actieplan: Eerst een Thuis. Regio’s dienen de aanpak dakloze EU-burgers als onderdeel van de regionale aanpak en middelen dakloosheid op te nemen.

De huidige pilot EU-burgers wordt gefinancierd vanuit de door het demissionaire kabinet beschikbaar gestelde extra middelen voor de aanpak dakloosheid.

Als uit de evaluatie blijkt dat de werkwijze uit de aanpak succesvol is, ligt het voor de hand dat andere gemeenten de werkwijze overnemen. Als tegelijkertijd zou blijken dat het aantal dakloze EU-migranten stijgt, dan is het aan de nieuwe Tweede Kamer en een volgend kabinet om hierin keuzes te maken.

Als onderdeel van het Plan van Aanpak kwetsbare EU-burgers hebben zes gemeenten middelen ontvangen om dakloosheid onder EU-burgers aan te pakken. Welke actie hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Hoeveel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Gaan meer gemeenten hiermee aan de slag? Zo ja, welke?

De pilot opvang dakloze EU-burgers wordt door onderzoeksbureau Significant geëvalueerd. In juni 2024 wordt de eindevaluatie opgeleverd. Deze evaluatie richt zich op kwantitatieve (zoals het aantal naar werk terug begeleide personen) en kwalitatieve indicatoren (zoals de positieve effecten van dit type opvang en daarin geboden hulpverlening volgens betrokkenen). De evaluatie zal inzicht bieden in wat de gemeenten in gang hebben gezet en dus bijvoorbeeld ook het aantal opvangplekken dat door gemeenten is gerealiseerd. Ook zal de evaluatie inzicht moet opleveren in wat werkt en wat niet werkt. Vanuit de gesprekken die mijn ministerie voert met de pilotgemeenten (G4, Eindhoven en Venlo) weet ik dat in de pilotgemeenten opvang gerealiseerd wordt en dat met behulp van bijvoorbeeld Stichting Barka en Stichting De Regenboog groep meer inzet wordt gepleegd op kortdurende opvang, terugleiding naar werk of het land van herkomst.

Dakloze EU-burgers maken deel uit van het Nationaal Actieplan: Eerst een Thuis. Regio’s dienen de aanpak dakloze EU-burgers als onderdeel van de regionale aanpak en middelen dakloosheid op te nemen. Als uit de evaluatie blijkt dat de werkwijze uit de aanpak succesvol is, ligt het voor de hand dat andere gemeenten de werkwijze overnemen.

Ook zijn deze leden zeer benieuwd zijn naar de evaluatie van het Plan van Aanpak EU-migranten. De evaluatie van de pilot die in 2023 in zes steden draaide zou doorslaggevend zijn voor het vervolg van opvang en ondersteuning aan EU-migranten. Hoe staat het hiermee en wat gebeurt er met de nu opgebouwde hulp en opvang als de pilots onverhoopt niet voldoende succesvol zijn voor een vervolg?

De pilot opvang dakloze EU-burgers wordt door onderzoeksbureau Significant geëvalueerd. In juni 2024 wordt de eindevaluatie opgeleverd. Deze evaluatie richt zich op kwantitatieve (zoals het aantal naar werk terug begeleide personen) en kwalitatieve indicatoren (zoals de positieve effecten van dit type opvang en daarin geboden hulpverlening volgens betrokkenen). De evaluatie zal inzicht bieden in wat de gemeenten in gang hebben gezet en het aantal extra opvangplekken die voor deze groep door gemeenten zijn gerealiseerd. Ook zal de evaluatie inzicht opleveren in wat werkt en wat niet werkt. Deze lessen worden gevat in een handreiking en breed gedeeld onder alle gemeenten. Indien de opgebouwde hulp en opvang niet voldoende succesvol worden geacht voor een vervolg, dan is het aan gemeenten zelf om te bezien of en zo ja hoe zij dit soort opvang en hulp door willen zetten.

Wanneer krijgen gemeenten uitsluitsel over het vervolg van deze aanpak?

Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie die momenteel wordt uitgevoerd door Significant (einde looptijd juni 2024) wordt in samenspraak met gemeenten bezien of en op welke wijze de aanpak dakloze EU-burgers verder gestalte krijgt. De Ministeries van SZW, J&V en VWS zijn veelvuldig over de voortgang in contact met de zes pilotgemeenten en de VNG.

Gaan ook de Ministers van SZW en van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een bijdrage leveren aan de opvang van op straat gezette arbeidsmigranten? Genoemde leden zien in de G40 een toename van dakloze EU-migranten en vragen een passend ondersteuningsaanbod voor deze doelgroep.

Het Plan van Aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers21 wordt uitgevoerd en aangestuurd in samenwerking met het Ministerie van JenV, SZW en VWS. Alle drie de ministeries dragen in capaciteit en/of middelen bij aan deze aanpak. Het Ministerie van VWS is ook onderdeel van het Interdepartementaal Projectteam Arbeidsmigranten (IPA), dat vanuit het Ministerie van SZW wordt gecoördineerd. Het Ministerie van EZK is ook onderdeel van het IPA-team.

In 2020 heeft Bureau HHM onderzoek gedaan naar de zogenaamde remigrantengezinnen. Er is geen vervolg gegeven aan dit onderzoek en de aanbevelingen. Noch het Actieplan Dakloosheid, noch het Programma «Een Thuis voor Iedereen» besteden aandacht aan deze groep dakloze gezinnen, die zogenaamd zelfredzaam zijn. Zowel de G4, als de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman hebben om beleid gevraagd om dakloosheid van deze groep te voorkomen en aan te pakken. Waarom heeft de Staatssecretaris de aanbevelingen uit dit rapport niet opgepakt?

N.a.v. het onderzoek van Bureau HHM is door een ambtelijke werkgroep gewerkt aan het opzetten van een pilot, zoals afgesproken in een eerder Bestuurlijk Overleg tussen BZK, VWS en VNG. Het is niet haalbaar gebleken om een pilot te starten i.v.m. juridische complicaties en gebrek aan draagvlak bij gemeenten voor de aangedragen opties. In het Bestuurlijk Overleg MO/BW van BZK, VWS en VNG in de zomer van 2022 is vervolgens afgesproken dat de huisvestingsopgave van remigranten wordt meegenomen in de verplichte gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma’s als onderdeel van de totale woonopgave, zoals het kabinet voornemens is met het wetsvoorstel Wet versterking regie op de volkshuisvesting.

Beschermd wonen/thuis

Het wetsvoorstel met het woonplaatsbeginsel is door de Kamer controversieel verklaard. Kan de Staatssecretaris toelichten welke stappen hij nog wel doorzet op dit thema, zo lang er nog geen nieuw kabinet is? Welke stappen nemen gemeenten nu al om de beweging naar Beschermd Thuis te realiseren? Leidt dit uitstel tot vertraging van de stappen die gemeenten nu al ondernemen om van Beschermd Wonen naar Beschermd Thuis te gaan? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dit voorkomen? Wat vindt de Staatssecretaris dat er aan voorzieningenaanbod en ondersteuningsstructuur in gemeenten aanwezig moet zijn om succesvol door te decentraliseren?

Het wetsvoorstel woonplaatsbeginsel beschermd wonen is nauw verbonden met de doordecentralisatie van de middelen voor beschermd wonen en de invoering van een nieuw objectief verdeelmodel ter vervanging van het huidige historische verdeelmodel. De mogelijkheden om stappen te zetten met betrekking tot het wetsvoorstel zijn beperkt. Wel ontvangt uw Kamer na het kerstreces een nota naar aanleiding van het verslag. Daarnaast blijf ik gemeenten en hun samenwerkingspartners ondersteunen rond de beweging naar een beschermd thuis met het Transitiebureau Beschermd thuis, het Ketenbureau i-sociaal domein en de activiteiten uit de Werkagenda Beschermd thuis. Gemeenten zijn – binnen de huidige regelgeving en financiering – bezig om al stappen te maken om meer te investeren in preventie en ambulante ondersteuning in de eigen gemeenten maar constateren – mijns inziens terecht – dat zij daarvoor de bovengenoemde instrumenten nodig hebben.22Het is zowel nu als na invoering van het woonplaatsbeginsel aan gemeenten om te bezien welke ambulante en intramurale voorzieningen nodig zijn voor de doelgroep beschermd wonen.

De voortdurende onzekerheid over de doordecentralisatie en financiële effecten zorgen er (mede) voor dat de gewenste beweging van beschermd wonen naar een beschermd thuis stagneert. De D66-fractie merkt op dat de Kamer het wetsvoorstel controversieel heeft verklaard en vraagt mij hoe ík de vertraging die daardoor ontstaat ga voorkomen. Ik zie daartoe geen mogelijkheden, anders dan uw Kamer te adviseren het besluit tot controversieel verklaring te heroverwegen.

Onbegrepen gedrag

De Staatssecretaris schrijft dat hij voor het einde van dit jaar de Kamer informeert over de uitkomsten van het gesprek met het Leger des Heils over passende ondersteuning voor dakloze mensen met onbegrepen gedrag. Tegelijkertijd hebben de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) een Kamerbrief verstuurd23 over de vervolgaanpak van mensen met onbegrepen gedrag. Waarom is de Staatssecretaris hier niet bij betrokken, zo vragen deze leden. Nu is de aanpak vormgegeven samen met ggz en politie, maar was het niet ook nuttig geweest om gemeenten en maatschappelijke opvangpartijen hieraan bij te laten dragen?

De aanpak voor personen met verward en/of onbegrepen gedrag richt zich onder andere op het verbeteren van de samenwerking tussen ggz, politie en het sociaal domein. Gemeenten en andere stakeholders, zoals maatschappelijke opvangpartijen, zijn hier nadrukkelijk onderdeel van en worden zowel op landelijk

als op lokaal en regionaal niveau betrokken bij de aanpak. Het Leger de Heils is, onder de vlag van 3RO, vertegenwoordigd bij diverse gremia waar over de aanpak voor personen met verward en/of onbegrepen gedrag wordt gesproken.

Met betrekking tot de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het kabinet voor dit thema zijn de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) en de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) primair verantwoordelijk voor de aanpak voor personen met verward en/of onbegrepen gedrag. In dit kader is de Minister voor Langdurige Zorg en Sport in gesprek gegaan met het Leger des Heils, waarbij ook het Ministerie van Justitie en Veiligheid (ambtelijk) was aangesloten. Dit neemt niet weg dat er een nadrukkelijke verwevenheid zit tussen de aanpak voor personen met verward/en onbegrepen gedrag en het thema dakloosheid en andere beleidsdossiers, zoals de Kamer terecht opmerkt. Om deze reden worden maatregelen en acties binnen deze aanpak ook zorgvuldig binnen VWS afgestemd met betrokken bewindspersonen, dus ook met mij.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en hebben daarover nog enkel vragen en opmerkingen.

Deelt de Staatssecretaris de mening van het CBS dat de statistieken tienduizenden daklozen verbergen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening van het CBS dat het aantal daklozen rond de 100.000 uitkomt? Zo nee, waarom niet? Komen de illegale immigranten hier nog bovenop? Welk deel van de daklozen betreft mensen met de Nederlandse nationaliteit? Welk deel komt uit Midden- en Oost-Europa? Wat gaat de Staatssecretaris doen aan de explosieve toename van mensen die in tentjes in parken slapen, zoals in Den Haag bij de Joodse begraafplaats en de Bosjes van Poot? Wanneer hebben de Nederlanders die in tentjes slapen een huis en zijn de niet-Nederlanders terug naar het land van herkomst?

Het CBS hanteert een gevalideerde methode om een schatting te maken van het aantal dakloze mensen tussen 18 en 65 jaar dat rechtmatig in Nederland verblijft. Het CBS erkent dat er door het gebruik van deze methode een aantal groepen buiten beeld blijft die zij niet in beeld kunnen brengen, omdat daar geen valide databronnen van bestaan. Het is op dit moment niet mogelijk uitspraken te doen over het aantal dakloze mensen dat er daadwerkelijk is, bovenop de schatting. Ik herken de signalen van maatschappelijke organisaties dat zij het aantal dakloze mensen juist zien stijgen; deze signalen zijn bovendien actueler dan de meest recente cijfers van het CBS waarvan het peilmoment begin 2022 is. Ik vind het daarom belangrijk te werken aan een andere manier van monitoren zoals ik in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen van december 2023 uitgebreider beschrijf.

Er zijn geen betrouwbare cijfers over het aantal dakloze EU-burgers. De enige schatting die we hebben is afkomstig van een rapportage van het IVO.24 Zij gebruiken cijfers van stichting Barka. Stichting Barka zag een stijging van het aantal migranten waar Barka contact mee had; in 2018 ruim 2.200, in 2019 ruim 2.400 en in 2020 ruim 3.200. Het grootste deel, namelijk 65%, zou dakloos zijn. Ook ontvangen wij signalen uit het veld dat het aantal toeneemt, maar dat is niet met kwantitatieve bronnen te onderbouwen.

Volgens de laatste cijfers van de schatting van het CBS met als peildatum begin 2022 is 71% van de dakloze mensen in Nederland geboren. Circa 5 procent is in een ander land van Europa geboren. De rest is buiten Europa geboren. In het Nationaal Actieplan Dakloosheid maken we geen onderscheid in de aanpak met betrekking tot het land van herkomst, iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft heeft recht op een veilig thuis. Gemeenten zijn aan zet om in specifieke situaties zoals in Den Haag te doen wat nodig is met betrekking tot preventie van dakloosheid en om mensen die buiten slapen zo goed mogelijk van hulp en een veilig thuis te voorzien.

De Staatssecretaris zet in op «eerst een huis» en hij omarmt het idee dat dakloosheid in eerste instantie een woonprobleem is. De leden van de PVV-fractie merken op dat er een groot tekort aan woningen is en vragen hem hoe het doel van nul daklozen in 2030 bereikt gaat worden in de huidige oververhitte woningmarkt. Genoemde leden willen weten hoe de Staatssecretaris op korte termijn gaat zorgen voor een woning voor al deze 100.000 daklozen.

Zoals aangeven in het Actieplan kan niet aan Wonen Eerst gewerkt worden zonder eerst meer beschikbare en betaalbare woningen te realiseren. Dat is een essentiële randvoorwaarde voor het slagen van het Actieplan. De Nationale Woon- en Bouwagenda heeft als prioriteit te zorgen voor een woning voor iedereen, of je nu huurt of koopt. Het doel is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. Het programma «Een (t)huis voor Iedereen» is als 2e van de 6 programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda onlosmakelijk verbonden met het Actieplan Dakloosheid. Dit programma heef als doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen – waaronder dakloze mensen- met een evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. In «Een (t)huis voor Iedereen» wordt meer regie genomen door het Rijk en worden gemeenten bij wet verplicht te werken aan woonzorgvisies, deze woonzorgvisies regionaal af te stemmen en moeten gemeenten aandachtsgroepen opnemen in hun urgentieregeling. De Minister van BZK doet er kortom alles aan om samen met gemeenten en provincies vaart te maken met het bouwen van meer betaalbare woningen. Denk onder meer aan de bouw van flexwoningen zodat spoedzoekers sneller gehuisvest kunnen worden. Onderdeel van het wetsvoorstel Versterking Regie op de Volkshuisvesting is dat gemeenten in het volkshuisvestingsprogramma onder meer de groep dreigend dakloze mensen in hun gemeente in kaart brengen en hier passende huisvesting voor realiseren.

Gemeenten zijn vanuit de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke opvang. Als de opvang vol is, is het aan gemeenten zelf om andere oplossingen te vinden. Opvang in leegstaand vastgoed, cruiseschepen of hotels kan hier onderdeel van zijn. Nog belangrijker is om samen met de regiogemeenten veel gerichter en steviger in te zetten op preventieve maatregelen, bijvoorbeeld door het versterken van bestaanszekerheid en de sociale basis, en vroegsignalering van problemen zoals schulden.

Alle inspanningen ten spijt zijn er exogene factoren waarop we niet of nauwelijks invloed hebben. Denk aan de stijgende energiekosten, inflatie, regels rond stikstof en een tekort aan arbeidskrachten of schaarse bouwmaterialen, waardoor het risico bestaat dat meer mensen dan voorzien dakloos raken en de bouw van nieuwe woningen vertraagt. We zeten alles op alles om dit te voorkomen, maar deze omstandigheden kunnen effect hebben op het voor 2030 behalen van de doelen uit het Actieplan Dakloosheid.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de groep mensen met een baan maar zonder huis toeneemt. Wat doet de Staatssecretaris voor deze mensen? Herkent de Staatssecretaris de signalen dat steeds meer mensen in hun auto wonen?

Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat er aankomende winter mensen op straat belanden omdat er een gigantisch tekort aan betaalbare woningen is, de maatschappelijke opvang vol zit en de doorstoom naar een reguliere woning veel te lang duurt? Is de Staatssecretaris bereid deze mensen op te vangen in cruiseschepen of hotels? Zo nee, waarom niet?

Het signaal dat er mensen zijn die wel een baan hebben, maar geen passende woning kunnen vinden ken ik ook. Dit zijn veelal mensen die (nog) geen grote zorgvraag hebben, maar in de huidige woningmarkt geen passende woning kunnen vinden. Dakloosheid is voor deze groep een woonprobleem. De Minister van BZK doet er alles aan om samen met gemeenten en provincies vaart te maken met het bouwen van meer betaalbare woningen. Daarnaast wordt ingezet op de bouw van flexwoningen zodat spoedzoekers snel gehuisvest kunnen worden.

Onderdeel van het wetsvoorstel Versterking Regie Volkshuisvesting is dat gemeenten in hun woonzorgvisie onder meer de groep dreigend dakloze mensen in hun gemeente in kaart brengen en hier passende huisvesting voor realiseren.

Gemeenten zijn vanuit de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het aanbieden van opvang, niet het Rijk. Als de maatschappelijke opvang vol is, is het aan gemeenten zelf om andere oplossingen te vinden. Opvang in leegstaand vastgoed, cruiseschepen of hotels kan hier onderdeel van zijn. Dergelijke signalen maken nog eens extra duidelijk dat gemeenten werk moeten maken van hun preventiebeleid. Zoals gesteld in het Actieplan Dakloosheid: voorkomen van dakloosheid is altijd een betere oplossing, die bovendien veel leed bespaart en goedkoper is. Dat kan door samen met de regiogemeenten veel gerichter en steviger in te zetten op preventieve maatregelen, bijvoorbeeld door het versterken van bestaanszekerheid, vroegsignalering van problemen zoals schulden en de sociale basis.

De leden van de PVV-fractie vrezen voor meer huisuitzettingen door betaalachterstanden door de hogere lasten. De Staatssecretaris geeft aan dat er bij huisuitzettingen passende hulp wordt geboden, zoals een andere huisvestingsoplossing. Kan de Staatssecretaris aangeven welke opties er nog voorhanden zijn? Waar is nog plek om te wonen? Hoeveel huisuitzettingen hebben er het afgelopen jaar plaatsgevonden? Voor hoeveel mensen is er na huisuitzetting een andere huisvestingsoplossing gevonden?

Huisuitzettingen zouden niet tot dakloosheid mogen leiden. Daarom zet het Rijk zich samen met corporaties, particuliere verhuurders en gemeenten in om het aantal huisuitzettingen te verlagen. Om huisuitzettingen als gevolg van de hoge energiekosten en inflatie te voorkomen, zijn in december 2022 bestuurlijke afspraken gemaakt tussen de Minister van BZK, Aedes, IVBN, Vastgoedbelang, Kences en VNG.

Het voorkomen van huisuitzettingen is altijd het beste, zeker wanneer sprake is van een betaalachterstand. Verhuurders zijn sinds 1 januari 2021 verplicht (op basis van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening) om betaalachterstanden aan de gemeente te melden, waarna de gemeente een hulpaanbod moet doen. Indien een huurder (schuld)hulp accepteert, kan een huisuitzetting vaak worden voorkomen.

Uit cijfers van Aedes en de KBvG25 blijkt dat het aandeel huisuitzettingen door corporaties verder gedaald is naar 1.200 ten opzichte van 1.400 in 2021. Het totaal aantal huisuitzettingen (corporatiesector plus particuliere sector) blijkt wel iets toegenomen te zijn: 3200 t.o.v. 3100 vorig jaar; dat is nog steeds 34 procent minder dan in 2019.

Het aantal dakloze jongeren is de afgelopen jaren met vijftig procent gestegen. In de brief is hierover slechts een alinea van vijf zinnen opgenomen, waarin de Staatssecretaris onder meer verwijst naar de Voortgangsbrief Jeugd. Welke concrete maatregelen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat jongeren uit een gesloten instelling vertrekken zonder passende woonruimte?

In de het Nationaal Actieplan én in de Hervormingsagenda Jeugd is het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. In de Hervormingsagenda Jeugd is opgenomen dat jeugdhulpaanbieders en gemeenten niet vrijblijvende afspraken maken over jongeren die jeugdhulp met verblijf gaan verlaten. Dit moet worden vastgelegd in een (toekomst)plan. In dit plan moet aandacht zijn voor alle leefgebieden (de «Big 5»: wonen, zinvolle daginvulling (werk/school/dagbesteding), financiën (inkomen en hulp bij schulden), zorg en informele support). Wonen is dus onderdeel van dit plan.

Concreet wordt gewerkt aan de volgende acties:

  • In oktober startte het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)in opdracht van VWS met intensieve ondersteuning in vier á zes regio’s. Het OZJ ondersteunt deze regio’s bij het creëren van een sluitend aanbod in ondersteuning op de verschillende leefgebieden. De geleerde lessen en best practices worden breed verspreid via de (communicatie)kanalen van de VNG waaronder het Platform Sociaal Domein, kennisinstituten, aanbieders, professionals en de websites voor Jeugd & Gezin voordejeugdenhetgezin.nl) en Eersteenthuis.nl.

  • Toekomstgericht werken26 is een werkwijze om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Ook hier is de Big 5 het uitgangspunt. Vanuit het Nederlands Jeugd instituut (NJI) wordt momenteel in samenwerking met beroepsverenigingen gewerkt aan de Richtlijn Toekomstgericht Werken voor jeugdprofessionals. Dit kwaliteitskader draagt bij aan de verbetering van ondersteuning aan jongeren bij het volwassen worden.

  • Goede praktijkvoorbeelden voor ondersteuning aan jongeren in een kwetsbare positie worden opgeschaald via de genoemde communicatiekanalen. Recent heeft de VNG in dit kader een inspiratiegids «Versnellers op de Big 5» voor een integrale aanpak 16–27 gepubliceerd27.

  • Het kabinet zet vanuit verschillende programma’s actief in op het verbeteren van de informatievoorziening voor jongeren die 18 jaar worden. Een combinatie van digitale vindplekken (bijv. via de app Kwikstart28) en fysieke laagdrempelige inlooppunten is daarbij essentieel. Gemeenten worden actief gestimuleerd om te zorgen voor een goede informatievoorziening voor jongeren, zij kunnen bijvoorbeeld via Kwikstart een pagina met informatie over het lokale aanbod aanmaken.

  • Vanuit het programma «Een Thuis Voor Iedereen» wordt gewerkt aan passende en betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen. Daarnaast is de Minister van BZK voornemens met het Wetvoorstel «versterken regie op de volkshuisvesting» jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een (gesloten) accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep aan te merken, waardoor zij voorrang krijgen op toewijzing van woonruimte.

  • Vanuit de programma’s Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden én het traject Participatiewet in Balans wordt gewerkt aan het verbeteren van de inkomenspositie van jongeren in een kwetsbare positie. Het programma Geldzorgen, Armoede en Schulden zet actief in op het voorkomen van schulden bij jongeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende en verduidelijkende vragen te stellen naar aanleiding van de brief van de staatsecretaris.

Volgens het CBS is het aantal daklozen in Nederland afgelopen jaar gedaald. Uit de cijfers blijkt dat er in 2022 26.600 mensen tussen de 18 en 65 jaar dakloos waren. Het jaar daarvoor ging het nog om 32.000 mensen. Daklozenorganisaties herkennen de afname niet en vragen zich af of er niet grote groepen buiten beeld blijven. Zij stellen zelfs dat het aantal dak- en thuislozen stijgt. Kan de Staatssecretaris op deze verschillende standpunten/cijfers reageren? Van welke cijfers gaat het Ministerie van VWS uit? Het CBS gaat namelijk uit van registraties, maar de opvangorganisaties hebben vaak te maken met dak en thuislozen die niet geregistreerd zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dit probleem?

Het CBS hanteert een gevalideerde methode om een schatting te maken van het aantal dakloze mensen in Nederland. Het CBS erkent dat door het gebruik van deze methode een aantal groepen buiten beeld blijft die zij niet in beeld kunnen brengen, omdat daar geen valide databronnen voor bestaan. Ik herken de signalen van maatschappelijke organisaties dat zij het aantal dakloze mensen juist zien stijgen; deze signalen zijn bovendien actueler dan de meest recente cijfers van het CBS waarvan het peilmoment begin 2022 is. Ik vind het daarom belangrijk te werken aan een andere manier van monitoren zoals ik in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen van december 2023 uitgebreider beschrijf.

Dan de brief van de staatsecretaris over de uitvoering van het Nationaal Actieplan Dakloosheid en beschermd wonen. De leden van de CDA-fractie lezen deze brief als «»werk in uitvoering». Er wordt nog veel overlegd, voorbereid en samen met gemeenten en organisaties op zaken teruggekomen. De leden van de CDA-fractie snappen dat de uitvoering van dit beleid overleg en afstemming vraagt, maar zij vragen de Staatssecretaris of hij wat meer kan inzoomen op uitkomsten /resultaten. Welke actie(s) hebben concreet geleid tot vermindering van het aantal dak en thuislozen sinds het commissiedebat van december 2022? Het is immers nu eind september 2023. Wat is er al bereikt en waar zijn wij op de goede weg? Hoe verhouden deze acties zich tot de – aldus de hulporganisaties – toename van het aantal dak- en thuislozen?

De oorzaak van dakloosheid is vaak meervoudig. Aan dakloosheid gaat in de meeste gevallen een jarenlange opeenstapeling van problemen vooraf. Dat is ook de reden dat het Nationaal Actieplan een brede aanpak is die niet alleen inzet op zorg en opvangvoorzieningen voor dakloze mensen, maar juist ook een in nauwe samenhang wordt aangevlogen met armoedebestrijding en volkshuisvesting. Een aanwijsbare actie die oorzaak-gevolg aantoont is, zeker gezien de samenhang met diverse leefgebieden, alsook binnen een tijdsbestek van tien maanden, niet te geven. Met betrekking tot het tellen van dakloze jongeren en volwassenen lopen vanuit het Actieplan Dakloosheid diverse acties om hier beter inzicht in te krijgen de komende jaren. Dit is een complex proces. Ik zie tegelijkertijd dat er in regio’s keihard gewerkt wordt aan het versterken van samenwerkingen op het gebied van preventie en huisvesting. In de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen die u voor eind december ontvangt, zal ik de Kamer uitgebreider informeren over alle acties die dit jaar in gang zijn gezet.

Dan de uitvoering van de motie van de leden Werner en Mohandis29 over het in overleg met veldpartijen te bevorderen dat bij een vertrek uit de gesloten jeugdzorg, omdat een jongere 18 jaar is geworden (of 21 jaar in geval van verlengde jeugdhulp), ook uit wordt gegaan van het principe «wonen eerst» en tijdig overleg wordt gevoerd om te zorgen dat er een woonplek is voor de jongere. De leden van de CDA-fractie vinden het positief om te horen dat de Staatssecretaris dit wettelijk wil regelen, maar wat heeft het overleg met de veldpartijen nu opgeleverd? Een wetgevingstraject is iets van de lange adem. Wat doet de staatsecretaris in de tussentijd om dit op de agenda van veldpartijen te houden?

In de Hervormingsagenda Jeugd en in het Nationaal Actieplan: Eerst Een Thuis is het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een belangrijk aandachtspunt. In de Hervormingsagenda die ik samen met de veldpartijen heb opgesteld is afgesproken dat jeugdhulpaanbieders en gemeenten zich committeren aan de afspraak om voor en met de jongere tijdig een toekomstperspectief te maken vóórdat zij de jeugdhulp verlaten. Concreet betekent dit dat elke jongere die jeugdhulp ontvangt een persoonlijk ontwikkel- of toekomstplan heeft met niet vrijblijvende afspraken waarin de «Big 5» leidend zijn.

Als uitwerking van de Hervormingsagenda Jeugd werkt de VNG op dit moment aan een richtinggevend kader toegang en lokale teams waar de overgang vanuit de jeugdhulp naar volwassenheid (incl. toekomstplan) onderdeel van is. Deze overgang krijgt ook een plek in de ondersteuning van gemeenten in de beweging naar stevige lokale teams.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris zich bewust is van de signalen en de zorgen die er leven rondom het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Genoemde leden vinden echter dat bepaalde zorgen onvoldoende geadresseerd worden. Zo vragen de leden van de SP-fractie zich af hoe de ambitie in het Nationaal Actieplan Dakloosheid kan worden behaald als gemeenten zelf niet overtuigd lijken van de haalbaarheid van die ambitie? Kan de ambitie wel worden behaald wanneer bepaalde gemeenten, zoals bijvoorbeeld Rotterdam, deze ambitie niet delen? Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe hij ervoor gaat zorgen dat gemeenten nu en in de toekomst de nationale ambitie onderstrepen en blijven onderstrepen. Welke stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen of heeft hij reeds ondernomen om gemeenten daarnaast ervan te doordringen van de noodzaak om te komen met een integrale aanpak van dakloosheid?

Alle regio’s staan achter de beoogde transformatie en ambitie het Actieplan Dakloosheid. Dat uit zich onder meer in het ondertekenen van de bestuurlijke afspraken die onderdeel zijn van het Actieplan. Ook uit de gesprekken die ik met gemeenten voer, heb ik geen signalen ontvangen dat zij niet achter deze ambitie staan. Tegelijkertijd hebben gemeenten beleidsvrijheid in hoe zij uitvoering geven aan het behalen van de doelen. Daarnaast is het zo dat lokale en regionale verschillen in onder meer aard en omvang van de problematiek, maar ook politieke keuzes groot kunnen zijn. Dat vertaalt zich in regionale en lokale keuzes en beleidsplannen. Dit doet echter niets af aan de gezamenlijke, breed gedragen ambitie van het Actieplan Dakloosheid.

Genoemde leden vragen de Staatssecretaris daarnaast aan te geven wat het verschil is tussen Wonen Eerst en de oorspronkelijke systeemaanpak Housing First? Als er geen verschillen zijn, kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoe zij denkt dat Wonen Eerst uiteindelijk zal leiden tot de systeemverandering van Housing First?

Wonen Eerst is de Nederlandse benaming voor de systeemaanpak in het denken over structurele oplossingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen volgens een huisvestingsgerichte aanpak. Deze systeemaanpak geldt voor alle dakloze jongeren en volwassenen in Nederland. Wonen Eerst volgt uit de zes leidende principes van het actieplan: huisvesting is een mensenrecht; dakloosheid voorkomen is altijd het beste; respect voor eigen regie en keuze; herstelondersteuning en inzet ervaringsdeskundigheid; scheiden van wonen en zorg; en ondersteuning is flexibel en op maat. In het Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis wordt Wonen Eerst expliciet neergezet als systeembenadering. Mensen moeten liefst zonder, en alleen als dat echt niet kan met zo min mogelijk tussenstappen, een stabiele woonplek met ondersteuning krijgen. Hiermee stappen we in Nederland af van het woonladdermodel (straat, opvang, tijdelijke huisvesting, begeleid of beschermd wonen en tot slot zelfstandig wonen). Een veilige stabiele woonplek is het startpunt. Niet het eindpunt.

De leden van de SP-fractie verzoeken de staatsecretaris verder aan te geven hoe hij aankijkt tegen gemeenten die middelen gaan inzetten voor meer en/of kwalitatief betere opvang in plaats van wonen? Deelt de Staatssecretaris de zorg van de leden van de SP-fractie dat er geen sprake kan zijn van een paradigmashift, noodzakelijk om de ambitie te behalen, indien de aanpak dakloosheid vooral of uitsluitend de verantwoordelijkheid blijft van afdelingen die gaan over maatschappelijke opvang en/of zorg?

Om de paradigmashift van opvang naar wonen echt concreet te maken, is het van belang dat gemeenten ook andere keuzes maken in de investeringen die zij doen. Dat betekent dus niet investeren in meer opvang, en wel in meer preventie en Wonen Eerst. Tegelijkertijd weet ik dat de druk op de opvang ontzettend hoog is. Enerzijds willen gemeenten investeren in wonen en preventie, maar anderzijds moeten zij ook aan hun wettelijke taak voldoen opvang te bieden voor iedereen die dat nodig heeft. Ik heb partijen uit het veld gevraagd om de signalen over de betreffende gemeenten waar dit speelt met mij te delen, zodat ik met hen in gesprek kan gaan over de afwegingen die op lokaal niveau gemaakt moeten worden.

Ik deel de visie van de SP-fractie dat de aanpak dakloosheid niet uitsluitend de verantwoordelijkheid is van de afdelingen maatschappelijke opvang/en of zorg van gemeentes. Ik zie in toenemende mate dat de afdelingen Wonen en Werk en Inkomen ook betrokken worden bij de lokale aanpak, net zoals we dat op nationaal niveau ook hebben gedaan in het Nationaal Actieplan Dakloosheid.

Deze leden verzoeken de Staatssecretaris ook aan te geven hoe de 2,8 miljoen onderzoeksgelden (NWO) gaan bijdragen aan het onderbouwen van de paradigmashift en de noodzaak tot radicale verandering?

Er is nog onvoldoende wetenschappelijke kennis in de Nederlandse (en Europese) context. Veel onderzoek op bijvoorbeeld het gebied van Housing First komt uit de VS en Canada. Deze onderzoekscall van het NWO30 moet bijdragen aan fundamenteel onderzoek over wat (niet) werkt op het gebied van wonen voor (ex) dakloze mensen en/of mensen met een psychische kwetsbaarheid in de Nederlandse praktijk. De onderzoeksgelden die beschikbaar worden gesteld zijn nadrukkelijk bedoeld om in beeld te brengen welke woonvormen met begeleiding voor (ex)dakloze mensen en mensen die beschermd hebben gewoond er zijn en wat de werkzame elementen zijn in deze woonvormen. De onderzoeksresultaten die hier uit voortvloeien moeten bijdragen aan een onderbouwing van de beoogde systeemverandering van Wonen Eerst. Dergelijk onderzoek is dan ook een essentiële bouwsteen in de paradigmashift, en zal naar verwachting bijdragen aan beter onderbouwde beleidskeuzes in de aanpak van dakloosheid in Nederland.

Tot slot willen genoemde leden nog het belang van het voldoende betrekken van ervaringsdeskundigen en andere belangenbehartigers bij het Nationaal Actieplan Dakloosheid verder onderstrepen. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe hij gaat zorgen voor de aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers in alle centrumgemeenten. De aanwezigheid van onafhankelijke belangenbehartigers kan geborgd worden door een andere actie in het plan van aanpak, namelijk een landelijk dekkend netwerk van sociaal-juridische ondersteuners. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij dit ziet? De leden van de SP-fractie vragen ook hoe de Staatssecretaris gaat monitoren of mensen met ervaringskennis op een betekenisvolle manier meepraten over het lokale plan van aanpak? Hoe zullen plannen worden beoordeeld die niet tot stand zijn gekomen met ervaringskennis en onafhankelijke belangenbehartigers? Kan de Staatssecretaris tot slot aangeven op welke manier onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis zullen worden betrokken bij het onderzoek naar de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid?

Ik verwacht van centrumgemeenten dat zij in steeds grotere mate gebruik maken van de ervaringskennis van dakloze mensen. Dit is onderdeel van het Nationaal Actieplan. Eén van de indicatoren van het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is in hoeverre sprake is van actieve participatie van mensen met ervaringskennis in de hele beleidscyclus. Bij de volgende voortgangsrapportage in december sta ik stil bij de stand van zaken van dit dashboard. Ik verwacht bovendien van centrumgemeenten dat zij de inzet van onafhankelijke belangenbehartigers in toenemende mate mogelijk maken en stimuleren. Veelal zijn het deze mensen die aan (dreigend) dakloze mensen ondersteunen met betrekking tot vragen over wat hun rechten en plichten zijn. Op termijn moet dit leiden tot een landelijk dekkend netwerk van lokale belangenbehartigers, clientondersteuners – die ook sociaal-juridische kennis in huis hebben –, en mensen met ervaringskennis die meedenken over beleid.

De indicator uit het dasboard over de inzet van ervaringskennis dient als een graadmeter voor hoe het staat met de inbreng van mensen met ervaringskennis op lokaal niveau. Of dit echt betekenisvol is, moet wat mij betreft onderdeel zijn van het goede gesprek dat partners in de regio en tussen de regio’s met elkaar voeren. Ik weet uit gesprekken met lokale belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis dat hun inzet op veel plekken nog moet groeien. Dit heeft tijd nodig. Ik stimuleer deze beweging op landelijk niveau o.a. door financiering voor de oprichting van het landelijk platform belangenhartiging. Op die manier wordt de stem van inwoners met ervaring krachtiger en kan hun input ook worden meegenomen in Rijksbeleid.

Het onderzoek naar de voortgang op de aanpak dakloosheid conform motie van het lid Westerveld (Motie van het lid Westerveld Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73.) staat gepland in de periode 2024–2026. Het is voor mij vanzelfsprekend dat onafhankelijke belangenbehartigers en mensen met ervaringskennis worden betrokken bij het onderzoek; de manier waarop is onderwerp van gesprek zodra gestart wordt met de onderzoeksopzet in 2024.

Tot slot vragen genoemde leden hoe de Staatssecretaris tellingen volgens de Ethos-definitie mogelijk gaat maken. Gaat de Staatssecretaris alle regio’s, die nog geen telling gepland hebben staan, financieel ondersteunen? Zo ja, op welke manier en zo nee, waarom niet?

Ik vind het belangrijk dat we beter zicht krijgen op de aard en omvang van dakloosheid. Het hanteren van de Ethos Light definitie van dakloosheid biedt hier kansen voor. Daarbij moet wel aangegeven worden dat het krijgen van een landelijk beeld door cijfers op te halen uit alle regio’s een traject is van een lange adem, omdat eenduidig registreren en monitoren veel inspanning vraagt. Ik heb samen met VNG de opdracht gegeven aan het CBS en VNG-realisatie om de kwantitatieve landelijke monitor zoals opgezet door mijn voorganger door te ontwikkelen. Hiermee worden mensen in noodopvang en in tijdelijke opvang voor dakloze mensen geteld (ethos Light categorie 2 en 3). Daarnaast ben ik voornemens Kansfonds en de Hogeschool Utrecht financieel te ondersteunen bij de volgende ronde van hun telling waarbij een aantal nieuwe regio’s meedoen. Ik motiveer alle overige regio’s zich aan te melden voor de volgende ronde tellingen en zal in gesprek blijven met het Kansfonds over de capaciteit om dit onderzoek uit te voeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris met interesse gelezen. Zij waren wat teleurgesteld over de inhoud van de brief. Bij de meeste onderwerpen wordt verwezen naar het einde van het jaar voor updates of meer informatie. Deze leden hadden gehoopt dat er inmiddels al meer voortuitgang te melden is en hopen de in de brief toegezegde informatie vóór het commissiedebat dat gepland is in december te ontvangen. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de nieuwe cijfers van het CBS over het aantal daklozen gezien. Het CBS concludeert dat het aantal daklozen gedaald is, maar daklozenorganisaties stellen hier grote vraagtekens bij. Zij herkennen de afname niet en registeren juist een stijging van het aantal geregistreerde dakloze mensen en vragen de Staatssecretaris of grote groepen niet buiten beeld blijven. Kan de Staatssecretaris reageren op deze discrepantie tussen de cijfers en het praktijkveld? Klopt het dat minderjarige kinderen, daklozen boven 65, economisch daklozen, mensen die tijdelijk in een gevangenis of ggz-kliniek verblijven en na ontslag geen woning hebben, niet worden meegeteld? Waarom is dat zo? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een andere rekenmethode om daklozen letterlijk te tellen, wat onder andere door Valente wordt voorgesteld? Kan de Staatssecretaris bij het CBS de cijfers per gemeente opvragen van het aantal mensen dat in de gemeente staat ingeschreven via een briefadres en deze cijfers aan de Kamer sturen? En hoe staat het met de implementatie van de Ethos-light classificatie? Is er een concreet implementatieplan?

Het CBS hanteert een gevalideerde methode om een schatting te maken van het aantal dakloze mensen in Nederland. Het CBS erkent dat door het gebruik van deze methode een aantal groepen buiten beeld blijven die zij niet in beeld kunnen brengen, omdat daar geen valide databronnen voor bestaan. Ik herken de signalen van maatschappelijke organisaties dat zij het aantal dakloze mensen juist zien stijgen; deze signalen zijn bovendien actueler dan de meest recente cijfers van het CBS waarvan het peilmoment begin 2022 is.

Ik vind het daarom belangrijk dat we beter zicht krijgen op de aard en omvang van dakloosheid. Het hanteren van de Ethos Light definitie van dakloosheid biedt hier kansen voor. Daarbij moet wel aangegeven worden dat het krijgen van een landelijk beeld door cijfers op te halen uit alle regio’s een traject is van een lange adem, omdat eenduidig registreren en monitoren veel inspanning vraagt. Ik heb samen met VNG de opdracht gegeven aan het CBS en VNG-realisatie om de kwantitatieve landelijke monitor zoals opgezet door mijn voorganger door te ontwikkelen. Hiermee worden mensen in noodopvang en in tijdelijke opvang voor dakloze mensen geteld (ethos Light categorie 2 en 3). De andere categorieën zijn op korte termijn nog niet mogelijk om uit te vragen op landelijk niveau. Deze monitor is dus nadrukkelijk een groeimodel.

Daarnaast ben ik voornemens Kansfonds en de Hogeschool Utrecht financieel te ondersteunen bij de volgende ronde van hun telling waarbij een aantal nieuwe regio’s meedoen. Ik motiveer alle overige regio’s zich aan te melden voor de volgende ronde tellingen en zal in gesprek blijven met het Kansfonds over de capaciteit om dit onderzoek uit te voeren.

Gemeenten houden geen aparte registratie bij over de reden waarom mensen een briefadres aanvragen, waardoor de cijfers over het aantal briefadressen per gemeente niet veelzeggend is. We weten dan immers nog niet of het gaat om dakloze mensen, of bijvoorbeeld mensen die in een instelling verblijven.

Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een thuis

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen in de Kamerbrief dat alle centrumgemeenten een regionaal plan maken in lijn met het Actieplan Dakloosheid, dat wordt vastgesteld door alle colleges van burgemeester en Wethouders (B&W) in de regio. Hoe staat het met het ontwikkelen van deze regionale plannen? Is er een deadline wanneer de gemeenten deze plannen klaar moeten hebben?

Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken hebben gemeenten zich gecommitteerd aan het ontwikkelen van een dashboard dat zicht geeft op de beoogde omslag van maatschappelijke opvang naar preventie en Wonen Eerst. Onderdeel van het dashboard is ook een indicator die inzage geeft in de stand van de planontwikkeling in de regio’s. Naar verwachting kan ik u eind december een eerste beeld geven over de stand van zaken van de regioplannen. Ik verwacht van alle centrumgemeenten dat zij in 2024 hun plannen in lijn hebben gebracht met het Nationaal Actieplan.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn ook benieuwd of het dashboard inmiddels voor het eerst is ingevuld door de centrumgemeenten? Is het aantal gerealiseerde woonplekken ook onderdeel van het dashboard? Wanneer is het dashboard echt beschikbaar? Hoe wordt gevolg gegeven aan het dashboard, als daaruit blijkt dat er problemen zijn? Wat is de taakverdeling dan?

Het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is dit jaar met het veld en gemeenten ontwikkeld en op 26 september jl. bestuurlijk vastgesteld. Op dit moment zijn de regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein in gesprek met alle regio’s. Dit levert een eerste beeld op dat mogelijk nog niet helemaal compleet is. Hierop kan ik naar verwachting in de voortgangsrapportage aanpak dakloosheid en beschermd wonen die u in december 2023 ontvangt, uitgebreider in gaan. Tegelijkertijd wordt aan de technische applicatie gewerkt, die naar verwachting voor het eind van dit jaar gereed is. Dit betekent dat het dashboard vanaf 2024 online gevuld kan gaan worden. Een eerste volledig beeld op alle indicatoren van het dashboard verwacht ik medio 2024 aan de Kamer te kunnen rapporteren.

Dit dashboard dient als middel om zicht te krijgen op de beoogde transformatie uit het Nationaal Actieplan, de beweging naar betere preventie van dakloosheid, Wonen Eerst en om- en afbouw van de opvang. Daarnaast wordt in beeld gebracht welke regio’s een vastgesteld regioplan hebben, en de mate van inzet van ervaringskennis in beleid en uitvoering. Mocht aan de hand van het dashboard blijken dat gemeenten achter blijven en de onderlinge afspraken niet nakomen, dan is de bestuurlijke afspraak gemaakt dat gemeenten elkaar stimuleren en aanspreken. Ook wordt de escalatieladder gehanteerd zoals die ook wordt ingezet bij de Norm van Opdrachtgeverschap Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen31.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op waar centrumgemeenten staan in de kwantitatieve opgave om dak- en thuisloze mensen te huisvesten. Wat gaat de Staatssecretaris doen wanneer gemeenten achterblijven in de huisvestingsopgave? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd hoeveel woonplekken tot nu toe zijn gerealiseerd als onderdeel van het Nationaal Actieplan. Is het tempo waarmee woonplekken voor dak- en thuisloze mensen beschikbaar komen voldoende om het aantal dak- en thuisloze mensen te huisvesten?

Zoals aangeven in het Actieplan kan niet aan Wonen Eerst gewerkt worden zonder eerst meer beschikbare en betaalbare woningen te realiseren. Dat is een essentiële randvoorwaarde voor het slagen van het Actieplan. Hoeveel woningen worden verhuurd aan (ex) dakloze mensen wordt op dit moment niet centraal bijgehouden. Het voornemen is dat gemeenten vanaf 2026 het aantal gerealiseerde en toegewezen woningen voor aandachtsgroepen gaan monitoren met het dashboard dat wordt ingericht als onderdeel van het programma «Een thuis voor iedereen».

Met het wetsvoorstel Versterking Regie op de Volkshuisvesting is het kabinet voornemens om te sturen op een meer evenwichtige verdeling van de woningvoorraad met als doel de bouw van twee derde betaalbare woningen. Onderdeel hiervan is het realiseren van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad. Dit betekent dat de Minister van BZK onder meer afspraken maakt over de bouw van 290 duizend sociale huurwoningen, waar ook dakloze mensen voor in aanmerking komen. Gemeenten met minder sociale huurwoningen dan het landelijk gemiddelde, moeten ten minste 30% van de nieuwbouwopgave invullen met sociale huurwoningen. Daarnaast wordt het voor alle gemeenten verplicht om een huisvestingsverordening met urgentieregeling op te stellen, waarbij mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang of daar een beschikking voor hebben worden aangemerkt als een verplichte categorie van urgent woningzoekenden die met voorrang moet worden gehuisvest. Om te waarborgen dat urgent woningzoekenden evenwichtig verdeeld worden over gemeenten in de regio, krijgen gemeenten twee jaar na inwerktingtreding van de wet de tijd om hierover met elkaar tot afspraken te komen. Lukt het gemeenten niet om tot een verdeling te komen en deze vast te leggen in een verordening, dan zal de norm die volgt uit de wet en onderliggende regelgeving gelden per gemeente.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie krijgen signalen dat er in toenemende mate de vraag is van gemeenten om – door de stijging van het aantal dakloze mensen – over te gaan tot slaapzalen en dus niet te transformeren naar wonen of eenpersoonskamers. Herkent de Staatssecretaris deze signalen? Zo ja, wat vindt hij daarvan? Monitort hij deze transformatie? Hoeveel slaapzalen zijn er op dit moment?

Ik begrijp goed dat gemeenten worstelen met het creëren van meer woonplekken en het afbouwen van de opvang wanneer er wachtlijsten zijn voor de opvang. Het aantal bedden per kamer in de opvang verschilt per gemeente. Ik vind het belangrijk dat gemeenten die werken met grootschalige slaapzalen deze opvang zo snel mogelijk ombouwen naar éénpersoonskamers.

Het verbeteren van de opvang is belangrijk, maar niet de oplossing om dakloosheid te verminderen. Een stabiele woonplek met ondersteuning op maat zorgt ervoor dat mensen beter herstellen, minder snel terugvallen én dakloosheid vaker kan worden voorkomen. Dit sluit aan bij het principe van Wonen Eerst, de systeemaanpak in het denken over structurele oplossingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen in Nederland. Daarom is het belangrijk dat gemeenten vooral inzetten op het creëren van meer woonplekken of hun opvang transformeren naar woonunits.

Eén van de indicatoren uit het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is hoeveel eenpersoonskamers en hoeveel meerpersoonskamers in de maatschappelijke opvang aanwezig zijn in de gemeente. We verwachten de eerste resultaten op dit onderdeel in de eerste helft van 2024. Hiermee krijgen we dus een beeld van het aantal slaapzalen, en op de langere termijn over hoe het staat met de transformatie hiervan naar eenpersoonskamers. Een van de doelen uit het Nationaal Actieplan is om de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk af- en om te bouwen naar eenpersoonskamers. Op welke termijn dit gaat lukken is afhankelijk van in hoeverre gemeenten erin slagen de instroom te verlagen door te werken aan preventie van dakloosheid en de doorstroom naar reguliere huisvesting te bevorderen.

Welke financiële middelen kunnen gemeenten inzetten om wel toe te werken naar deze transformatie? En hoe gaat de Staatssecretaris de transformatie verder stimuleren? De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zien dat er ook in het komend jaar 65 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor de aanpak van dakloosheid, zoals ook afgesproken in het coalitieakkoord. Zij begrijpen dat in de septembercirculaire van het gemeentefonds 55 miljoen euro is toegekend aan de centrumgemeenten via een decentralisatieuitkering (Brede aanpak dakloosheid). Voor 2024 en daarna staat geen bedrag vermeld in de septembercirculaire. Hoe en wanneer komen gemeenten te weten welk bedrag zijn tot 2030 gaan ontvangen om de doelstelling van de Verklaring van Lissabon te halen? Waarom staat in de septembercirculaire 2023 geen reeks voor de komende jaren? Waar wordt de ontbrekende 10 miljoen euro in 2023 aan besteed?

In een Bestuurlijk Overleg tussen het Rijk en de VNG van september 2023 heeft de Staatssecretaris het voornemen uitgesproken om de structurele reeks toe te voegen aan de decentralisatie uitkering Nationaal Actieplan Dakloosheid. De verwachting is dat gemeenten hier formeel duidelijkheid over krijgen in de meicirculaire van 2024, na de parlementaire goedkeuring van de VWS-begroting en de formele toets van de fondsbeheerders ten aanzien van de decentralisatie uitkering. In de meicirculaire 2023 is de verdeling en inzet van de beschikbaar gestelde 65 miljoen nader toegelicht. 55 miljoen hiervan is in 2023 inderdaad toegekend aan centrumgemeenten via de decentralisatie uitkering Nationaal Actieplan Dakloosheid. De overige 10 miljoen van 2023 is grotendeels ingezet voor de pilotgemeenten van het plan van aanpak kwetsbare dakloze EU-burgers (7 miljoen). Deze middelen zijn via de decentralisatie uitkering Pilot EU-burgers beschikbaar gesteld aan Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Venlo. De resterende middelen worden ingezet voor landelijke opdrachten en subsidies in het kader van bijvoorbeeld monitoring en onderzoek.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de Staatssecretaris invulling van de motie van het lid Westerveld32 wil geven door een onderzoek in te plannen naar de voortgang van de aanpak van dakloosheid, inclusief financiële middelen en de daaraan gekoppelde doelstelling uit de Lissabon Verklaring, om in 2030 het aantal dakloze mensen naar nul te reduceren. Dit onderzoek wil hij echter pas uitvoeren in de periode 2024–2026, zodat het gebruikt kan worden als tussentijdse evaluatie om de voortgang op het behalen van de doestellingen te evalueren en indien nodig bij te sturen. Genoemde leden vinden de uitvoering van het onderzoek in de periode 2024–2026 wat laat. De motie is in 2022 aangenomen, en het was juist de bedoeling om op tijd onderzoek te doen, zodat er nog bijgestuurd kan worden om de doelstelling in 2030 te halen. Is dit bijstellen nog wel haalbaar als de eerste resultaten pas in 2026 bekend worden? Dan zijn er immers nog maar vier jaar te gaan. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij dit ziet en waarom het onderzoek niet eerder wordt gedaan?

Het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis betreft een langetermijnplanaanpak die is ontwikkeld met vele partners in het veld. Daarin zijn doelen gesteld waarmee de ambitie van de Lissabon Verklaring gehaald moet worden. De inzet van het plan dakloosheid (2023–2030) moet de beoogde beweging van opvang naar preventie en Wonen eerst versnellen. Het is van belang om de eerste effecten van de beoogde systeemverandering die het Actieplan uitdraagt, te hebben kunnen zien en dat mee te nemen in het onderzoek. Een voorgesteld onderzoek kan niet bezien worden vanuit alleen de VWS-begroting (middelen maatschappelijke opvang), maar moet een brede beleidsdoorlichting zijn die alle betrokken departementen w.o. de Ministeries van SZW, VWS en BZK betrekt. Alleen via gedegen monitoring en onderzoek met betrokken departementen kan inzichtelijk gemaakt worden of we op koers liggen voor het behalen van de Lissabon-doelstellingen. Uw Kamer heeft destijds bevestigd dat ik de motie op de hier beschreven manier mocht interpreteren. Dat is de reden dat het onderzoek is gepland van 2024 tot 2026.

Verschillende hulporganisaties slaan alarm over het gebrek aan opvangplekken van dakloze EU-burgers. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn benieuwd hoe het staat met de evaluatie van het Plan van Aanpak EU-migranten? Welke actie hebben gemeenten tot nu toe in gang gezet? Hoeveel opvangplekken voor dakloze EU-burgers zijn er inmiddels gerealiseerd? Hoe staat het met de evaluatie en wat gebeurt er met de nu opgebouwde hulp en opvang als de pilots onverhoopt niet voldoende succesvol zijn voor een vervolg? Wanneer krijgen gemeenten uitsluitsel over het vervolg van deze aanpak? Leveren de Ministers van SZW en EZK ook een bijdrage aan de opvang van op straat gezette arbeidsmigranten?

De pilot opvang dakloze EU-burgers wordt door onderzoeksbureau Significant geëvalueerd. In juni 2024 wordt de eindevaluatie opgeleverd. Deze evaluatie richt zich op kwantitatieve (zoals het aantal naar werk terug begeleide personen) en kwalitatieve indicatoren (zoals de positieve effecten van dit type opvang en daarin geboden hulpverlening volgens betrokkenen). De evaluatie zal dus inzicht bieden in wat de gemeenten in gang hebben gezet en het aantal opvangplekken dat door gemeenten is gerealiseerd. Ook zal de evaluatie inzicht moet opleveren over de lessen in wat werkt en wat niet werkt. Vanuit de gesprekken die mijn ministerie voert met de pilotgemeenten (Amsterdam Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Venlo) weet ik dat in de pilotgemeenten opvang gerealiseerd wordt en dat met behulp van bijvoorbeeld Stichting Barka en Stichting De Regenboog groep meer gedaan wordt in het terugleiden naar werk of het land van herkomst. Indien de opgebouwde hulp en opvang niet voldoende succesvol worden geacht voor een vervolg, dan is het aan gemeenten zelf om te bezien of zij dit soort opvang en hulp door willen zetten. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie zal besloten worden hoe en of de pilot in 2024 wordt voortgezet.

Het Plan van Aanpak wordt uitgevoerd en aangestuurd vanuit het Ministerie van JenV, SZW en VWS. Alle drie de ministeries dragen in capaciteit en/of middelen bij aan deze aanpak. Het Ministerie van VWS is ook onderdeel van het Interdepartementaal Projectteam Arbeidsmigranten (IPA), dat vanuit het Ministerie van SZW wordt gecoördineerd. Het Ministerie van EZK is ook onderdeel van het IPA-team.

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zijn ook benieuwd op welke manier vervolg is gegeven aan het onderzoek naar remigrantengezinnen uit 2020 door Bureau HHM? Wat is er gedaan met dit onderzoek en de aanbevelingen?

N.a.v. het onderzoek van Bureau HHM is door een ambtelijke werkgroep gewerkt aan het opzetten van een pilot, zoals afgesproken in een eerder Bestuurlijk Overleg tussen BZK, VWS en VNG. Het is niet haalbaar gebleken om een pilot te starten i.v.m. juridische complicaties en gebrek aan draagvlak bij gemeenten voor de aangedragen opties. In het Bestuurlijk Overleg MO/BW van BZK, VWS en VNG in de zomer van 2022 is vervolgens afgesproken dat de huisvestingsopgave van remigranten wordt meegenomen in de verplichte gemeentelijke volkshuisvestingsprogramma’s als onderdeel van de totale woonopgave, zoals het kabinet voornemens is met het wetsvoorstel Wet versterking regie op de volkshuisvesting.

We zitten inmiddels in het najaar van 2023 en over een paar maanden is het weer winter. De leden van de GroenLinks- en PvdA- fractie zijn benieuwd hoe hierop wordt voorbereid. Een aantal steden bieden permanente winteropvang aan, terwijl andere steden enkel de koudweerregeling hanteren om dakloze mensen op te vangen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze verschillen tussen gemeenten? Hoe reflecteert de Staatssecretaris op het feit dat de koudweerregeling enkel van kracht is bij vorst? Vindt de staatsecretaris dat gemeenten gedurende de winterperiode op permanente basis extra opvang moeten beiden? Gaat de Staatssecretaris een standaard ontwikkelen voor de winteropvang van dakloze mensen, hierbij denkend aan een bepaalde standaard werkwijze, eisen aan veiligheid en hygiëne en eisen aan gebouwen/ruimtes?

Winteropvang wordt door veel gemeenten bovenwettelijk aangeboden om op die manier een zo laagdrempelig mogelijke opvang aan te kunnen bieden aan mensen die op basis van de Wmo2015 geen recht hebben op opvang. Er is geen sprake van een «standaard». Wel heeft de VNG in april 2023 een handreiking33 gepubliceerd met daarin de belangrijkste elementen van een goede winterkouderegeling zoals de verantwoordelijke partijen, werkafspraken, regels en voorwaarden. Het doel van deze handreiking is ambtenaren, colleges en gemeenteraden houvast te geven tijdens het opstellen van hun eigen winterkouderegeling. De inhoud is gebaseerd op de ervaring die door de jaren heen is ontwikkeld. Desondanks bestaan er verschillen tussen gemeenten in het vormgeven van deze opvang is vanwege de beleidsvrijheid en politieke keuzes in gemeenten. Ik zie vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de Wmo2015 geen taak of mogelijkheid voor het opleggen van standaarden aan gemeenten.

Huisuitzettingen

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie ondersteunen het beleid om huisuitzettingen zoveel mogelijk te voorkomen. Hebben alle gemeenten beleid ontwikkeld op het gebied van preventie van dakloosheid en het voorkomen van huisuitzettingen? Hebben alle centrumgemeenten time-out en respijtvoorzieningen gecreëerd om terugval in dakloosheid te voorkomen? Is een gebrek aan voldoende ambulante begeleiding (lage- en kortlopende indicaties) een reden dat mensen dakloos worden? Zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daar aan doen?

Volgens de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (WGS) hebben gemeenten de regietaak om in contact te treden met inwoners waarbij huisuitzetting door betaalachterstanden dreigt. Gemeenten geven op verschillende manieren vorm aan het preventiebeleid en het aanbod van voorzieningen voor dreigend dakloze mensen. Er wordt niet gemonitord hoeveel gemeenten time-out en/of respijtvoorzieningen hebben gecreëerd. Er zijn verschillende goede voorbeelden bekend van time-out en respijtvoorzieningen voor dreigend dakloze mensen zoals bijvoorbeeld het respijthuis Amerbos in Amsterdam34. Deze goede voorbeelden breng ik actief onder de aandacht.

Of gemeenten beleid hebben op het gebied van preventie van dakloosheid en het voorkomen van huisuitzettingen wordt meegenomen in het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid.

Voorkomen van dakloosheid onder jongeren de uit de jeugdzorg uitstromen

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen in de brief een verwijzing naar de Voortgangsbrief Jeugd. In die brief waren echter weinig concrete acties te lezen vanuit de Staatssecretaris om dakloosheid onder jongeren te voorkomen. Welke extra stappen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat jongeren na verblijf in de jeugdzorg dakloos worden? En in hoeverre wordt deze groep ook apart geregistreerd in de monitor waar het CBS en de VNG aan werken voor het in beeld brengen van daklozen?

In het Nationaal Actieplan wordt specifiek aandacht gevraagd voor de behoeften van jongeren. Om dakloosheid onder jongeren te voorkomen is het belangrijk om te zorgen dat de verschillende leefgebieden op orde zijn (de «Big 5»: wonen, zinvolle daginvulling (werk/school/dagbesteding), financiën (inkomen en hulp bij schulden), zorg en informele support). Het voorkomen van dakloosheid onder jongeren vraagt daarom om een integrale aanpak met acties vanuit deze verschillende domeinen.

Concreet wordt gewerkt aan de volgende zaken:

  • In de Hervormingsagenda Jeugd én in het Nationaal Actieplan is het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. In de Hervormingsagenda Jeugd is er opgenomen dat jeugdhulpaanbieders en gemeenten niet-vrijblijvende afspraken maken over jongeren de jeugdhulp met verblijf gaan verlaten. Dit moet worden vastgelegd in een (toekomst)plan. In dit plan moet aandacht zijn voor de Big 5.

  • In oktober start het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in opdracht van VWS met intensieve ondersteuning in vier á zes regio’s. Het OZJ ondersteunt deze regio’s bij het creëren van een sluitend aanbod in ondersteuning op de verschillende leefgebieden. De geleerde lessen en best practices worden breed verspreid via de (communicatie)kanalen van de VNG waaronder het Platform Sociaal Domein, kennisinstituten, aanbieders, professionals en de websites voor Jeugd & Gezin voordejeugdenhetgezin.nl) en Eersteenthuis.nl.

  • Toekomstgericht werken35 is een werkwijze om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Ook hier is de Big 5 het uitgangspunt. Vanuit het Nederlands Jeugd instituut (NJI) wordt momenteel in samenwerking met beroepsverenigingen gewerkt aan de Richtlijn Toekomstgericht Werken voor jeugdprofessionals. Dit kwaliteitskader draagt bij aan de verbetering van ondersteuning aan jongeren bij het volwassen worden.

  • Goede praktijkvoorbeelden voor ondersteuning aan jongeren in een kwetsbare positie worden opgeschaald via de genoemde communicatiekanalen. Recent heeft de VNG in dit kader een inspiratiegids «Versnellers op de Big 5» voor een integrale aanpak 16–27 gepubliceerd36.

  • Het kabinet zet vanuit verschillende programma’s actief in op het verbeteren van de informatievoorziening voor jongeren die 18 jaar worden. Een combinatie van digitale vindplekken (bijv. via de app Kwikstart37) en fysieke laagdrempelige inlooppunten is daarbij essentieel. Gemeenten worden actief gestimuleerd om te zorgen voor een goede informatievoorziening voor jongeren, zij kunnen bijvoorbeeld via Kwikstart een pagina met informatie over het lokale aanbod aanmaken.

  • Vanuit het programma «Een Thuis Voor Iedereen» gewerkt aan passende en betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen. Daarnaast is de Minister van BZK voornemens om met het Wetvoorstel «versterken regie op de volkshuisvesting» jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een (gesloten) accommodatie voor jeugdzorg als urgente groep aan te merken, waardoor zij voorrang krijgen op toewijzing van woonruimte.

  • Vanuit de programma’s Aanpak geldzorgen, armoede en schulden én het traject Participatiewet in Balans wordt gewerkt aan het verbeteren van de inkomenspositie jongeren in een kwetsbare positie. Het programma Geldzorgen, Armoede en Schulden zet actief in op het voorkomen van schulden bij jongeren.

In de CBS-monitor wordt het aantal dakloze jongeren in de leeftijdscategorie 18 tot 27 jaar apart geregistreerd. Op dit moment registreert de monitor van het CBS niet welke van deze jongeren dakloos zijn geworden na verblijf in een intramurale instelling.

Bemoeizorg

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie lezen dat de Staatssecretaris in de brief een actieonderzoek aankondigt naar bemoeizorg. Voor de zomer zou de Kamer geïnformeerd worden over de planning hiervan. Hoe staat het inmiddels hiermee? Er zijn enorme verschillen tussen gemeenten wat de inzet van bemoeizorg betreft. Wat gaat de Staatssecretaris vanuit zijn rol doen om de inzet van bemoeizorg te stimuleren?

Bemoeizorg is een belangrijke gemeentelijke taak die onderdeel uitmaakt van de Wmo 2015. Het is vooral gericht op mensen die niet (tijdig) uit zichzelf hulp en ondersteuning zoeken. Zij worden waar mogelijk toegeleid naar passende ondersteuning en zorg die – veelal – ook lokaal georganiseerd is. Gemeenten geven inderdaad op verschillende manieren vorm aan bemoeizorg-taken. Veel gemeenten werken samen op regionaal niveau. Omdat een uitgebreid beeld van de huidige uitvoeringspraktijk ontbreekt laat het kabinet op dit moment een onderzoek uitvoeren naar bemoeizorg in de praktijk. Het onderzoek bevindt zich momenteel in de opstartfase en bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel betreft een inventarisatie van de huidige uitvoeringspraktijk en beschikbare kennis. Dit deel is naar verwachting begin 2024 gereed. Het tweede deel bestaat uit het uitvoeren van een aantal lerende praktijken, waarbij ook gekeken wordt hoe de inzet van bemoeizorg gestimuleerd kan worden. Dit deel is naar verwachting in de loop van 2025 gereed. Uw Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek en (mogelijke) acties om bemoeizorg verder te stimuleren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris met interesse gelezen. De leden van de fractie delen de zorgen over de ontvangen signalen en de urgentie om acties uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid tot uitvoering te brengen. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met de motivatie van de Staatssecretaris om dak- en thuisloosheid terug te dringen. Zij hebben enkele vragen over het huidige beleid. In het actieplan is een grote taak weggelegd voor de gemeenten. In de taakstelling voor de gemeenten staat dat gemeenten eigen beleid moeten ontwikkelen, wat vervolgens vastgesteld moet worden door het College van B&W. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris hoe ver gemeenten hiermee over het algemeen zijn. Wanneer vindt de Staatssecretaris dat gemeenten deze plannen klaar moeten hebben?

Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken38 hebben gemeenten zich gecommitteerd aan het ontwikkelen van een dashboard dat zicht geeft op de beoogde omslag van maatschappelijke opvang naar preventie en Wonen Eerst. Onderdeel van het dashboard is ook een indicator die inzage geeft in de stand van de planontwikkeling in de regio’s. Naar verwachting kan ik u eind december een eerste beeld geven over de stand van zaken van de regioplannen.

Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat gemeenten de ambitie uit het actieplan onderschrijven en daarbij de streefdatum halen. Deze leden vragen hem ook wat de stand van zaken is rond de uitvoering van motie van de leden Grinwis en Werner 39.

Dit jaar is hard gewerkt aan het op orde krijgen van monitoring m.b.t. de voortgang van het Nationaal Actieplan. Ik geef invulling aan deze motie door inzicht te realiseren in het transformatieproces enerzijds, en op kwantitatieve gegevens over dakloze mensen anderzijds. Het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is in een Bestuurlijk Overleg tussen Rijk en gemeenten vastgesteld op 26 september jl. Dit dashboard dient als middel om inzicht te krijgen op de beoogde transformatie uit het Nationaal Actieplan: de beweging naar betere preventie van dakloosheid, Wonen Eerst en om- en afbouw van de opvang. Daarnaast wordt in beeld gebracht welke regio’s een vastgesteld regioplan hebben, en de mate van inzet van ervaringskennis in beleid en uitvoering. De regioadviseurs van het Platform Sociaal Domein van de VNG gaan op dit moment het land door om de benodigde informatie bij gemeenten op te halen om het dashboard te vullen. Ik verwacht van alle centrumgemeenten dat zij in 2024 hun plannen in lijn hebben gebracht met het Nationaal Actieplan.

Het dashboard is dus gericht op het volgen de beoogde transformatie door middel van het ophalen van de beleidsmatige transformatie. Daarnaast wil ik beter inzicht in het aantal dakloze mensen in Nederland. Dat doen we op twee manieren:

  • a. Een kwantitatieve landelijke monitor van het CBS en VNG-Realisatie waarbij zij gegevens opvragen bij gemeenten en MO organisaties op basis van de Ethos Light categorieën. In 2024 worden categorie 2 en 3 uitgevraagd. De andere categorieën zijn op korte termijn nog niet mogelijk om uit te vragen op landelijk niveau. Deze monitor is dus nadrukkelijk een groeimodel.

  • b. Kansfonds en Hogeschool Utrecht werken aan een pilot om per regio een Ethos Light telling te doen. Dit is een zeer intensieve methode die niet op korte termijn landelijk opgeschaald kan worden. De resultaten van de eerste tellingen in twee regio’s zijn onlangs gepubliceerd. In 2024 start de volgende ronde waar nog eens zes regio’s aan meedoen.

Tot slot wil ik u er op wijzen dat op dit moment aan diverse monitoren gewerkt wordt vanuit zowel het Actieplan Dakloosheid, als de programma’s Een Thuis voor Iedereen (miniserie van BZK) en het Armoedeplan (Ministerie van SZW), waarin kwantitatieve én kwalitatieve indicatoren zullen worden opgenomen. Deze zullen dan ook in samenhang moeten worden bezien en geduid, om zo een compleet beeld te kunnen geven in de voortgang op de ambitie van het Actieplan Dakloosheid.

Er zijn groepen dak- en thuislozen die in het huidige beleid tussen wal of schip dreigden te raken in dit actieplan. Denk aan EU-burgers, (arbeids)migranten, migranten die geen status hebben gekregen, derdelanders, jongeren, en ga zo maar door. In hoeverre zijn groepen als deze voldoende in beeld bij gemeenten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? In hoeverre is er extra aandacht nodig voor speciale groepen dak- en thuislozen? Hoe wil de Staatssecretaris extra aandacht voor deze groepen realiseren?

Actielijn 6 in het Nationaal Actieplan Dakloosheid richt zich op bijzondere doelgroepen. De groep (dreigend) dakloze mensen is zeer divers. De aanpak zoals beschreven in het Nationaal Actieplan geldt voor alle rechtmatig in Nederland verblijvende personen, maar voor een aantal groepen geldt dat iets extra’s of anders nodig is. In het Nationaal Actieplan staan onder Actielijn 6 nu drie groepen genoemd, namelijk jongeren, LHBTIQ+ personen en dakloze EU-burgers. Met partijen uit het veld, ervaringskenners, gemeenten en de coalitie dakloosheid worden signalen en goede voorbeelden uit het veld opgehaald om te bezien welke acties aanvullend nodig zijn voor deze specifieke doelgroepen. Een meer uitvoerige toelichting zal te lezen zijn in de voortgangsrapportage die december 2023 naar de Tweede Kamer wordt verzonden.

In het actieplan staat dat er met betrekking tot EU-burgers pilots gestart zijn en worden gestart. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of deze pilots succesvol geweest zijn en welke lessen hier nu al uit getrokken kunnen worden.

De pilot opvang dakloze EU-burgers wordt door onderzoeksbureau Significant geëvalueerd. In in juni 2024 wordt de eindevaluatie opgeleverd. De eindevaluatie van de pilot zal naast een inhoudelijk rapport ook een handreiking betreffen die deelbaar is richting gemeenten. In deze handreiking worden o.a. goede voorbeelden gedeeld om andere gemeenten handvatten te geven omtrent hoe de aanpak rondom dakloze EU-burgers in te richten. De lessen die uit de pilots worden getrokken zullen dus in de handreiking worden opgenomen en breed gedeeld worden om zodoende van de bestaande aanpakken in de zes pilotgemeenten (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrechr, Eindhoven en Venlo) te kunnen leren.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris toeziet op het inzetten van ervaringsdeskundigen door gemeenten. Worden alle geluiden uit de samenleving gewogen en meegenomen door de Staatssecretaris? Zij vragen hem verder of de doelgroep dak- en thuislozen meegenomen wordt in de woonzorgvisies die gemeenten ontwikkelen.

Ik verwacht van centrumgemeenten dat zij in steeds grotere mate gebruik maken van de ervaringskennis van dakloze mensen. Dit is onderdeel van het Nationaal Actieplan. Eén van de indicatoren van het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is in hoeverre sprake is van actieve participatie van mensen met ervaringskennis in de hele beleidscyclus. Bij de volgende voortgangsrapportage in december sta ik stil bij de stand van zaken van dit dashboard. Ik verwacht bovendien van centrumgemeenten dat zij de inzet van onafhankelijke belangenbehartigers in toenemende mate mogelijk maken en stimuleren. Op termijn moet dit leiden tot een landelijk dekkend netwerk van lokale belangenbehartigers, clientondersteuners en mensen met ervaringskennis die meedenken over beleid.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de wijze waarop de overheid schulden int bij haar burgers. De stappen die het Rijk de afgelopen jaren heeft gezet, zoals betalingsregelingen, gaan in de goede richting, maar de overheid blijft de grootste schuldeiser en deze schulden zijn vaak mede de reden dat mensen dak- of thuisloos raken. Genoemde leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op het effect van de wijze van schuldinning door het Rijk als oorzaak van het dak- of thuisloos raken van mensen. Zij vragen of er naast betalingsregelingen ook andere manieren zijn om de schuldinning menselijker te maken. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hierover ook hoe gemeenten in deze manier van werken kunnen worden meegenomen, gezien zij ook schulden eisen en in schulden en dak- of thuislozen verschillende verantwoordelijkheden hebben, namelijk als schuldeiser, schuldhulpverlener en als verantwoordelijke voor opvangbeleid voor dak- en thuislozen.

Ik begrijp de zorgen van de leden van de fractie van de ChristenUnie. Iedereen moet een plek hebben om te wonen en als er (financiële) problemen zijn moeten mensen zo snel mogelijk worden geholpen. Er is echter geen direct, causaal verband zichtbaar tussen de wijze waarop Rijksoverheidsorganisaties en gemeenten hun schulden innen en dak- en thuisloosheid. De oorzaak van dakloosheid is vaak meervoudig, aan dakloosheid gaat in de meeste gevallen een opeenstapeling aan problemen vooraf. Financiële problematiek is hier wel vaak onderdeel van.

Actielijn één uit het Nationaal Actieplan zet daarom in op het versterken van de financiële bestaanszekerheid. Ook de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van het kabinet zet in op een betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid. Daarnaast zet de Aanpak geldzorgen in op het voorkomen van verergering van financiële problemen. Een sociaal incassobeleid is daar onderdeel van.

Op 6 oktober jl. heeft het kabinet de actualisering van de Rijksincassovisie naar uw Kamer gestuurd.40 Met de Rijkincassovisie tracht het kabinet een goede balans te vinden tussen enerzijds de rol van de overheid bij het voorkomen en oplossen van problematische (overheids)schulden en anderzijds de inningstaak van de overheid.

In deze geactualiseerde Rijksincassovisie zijn drie ambities benoemd die zien op 1) het voorkomen van problematische schulden, 2) het verbeteren van de dienstverlening en 3) het respecteren van het bestaansminimum. We beperken ons dus niet tot betalingsregelingen, maar hebben breed gekeken hoe financiële problemen kunnen worden voorkomen en opgelost.

Door meer in te zetten op het voorkomen en oplopen van schulden zorgen de partijen betrokken bij de Rijksincasso (CRI-partijen)41 dat mensen tijdig aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit kan door waar mogelijk vorderingen te voorkomen42 en mensen te helpen om vorderingen te betalen (bijvoorbeeld via betalingsregelingen), en zo uiteindelijk dwanginvordering (en de daarbij bijkomende verhogingen voor de schuldenaar) tegen te gaan. Daarnaast zien de CRI-partijen de noodzaak om de dienstverlening te verbeteren en waar nodig te stroomlijnen. Tot slot hebben deze partijen de gezamenlijke ambitie om te voorkomen dat mensen bij het aangaan van een (of meer) maatwerk betalingsregelingen onder het bestaansminimum terecht komen.

Gemeenten zijn niet direct betrokken bij de uitwerking van de Rijksincassovisie, aangezien deze alleen ziet op overheidsorganisaties van het Rijk. Uiteraard zijn gemeenten wel betrokken bij de uitwerking van de doelstellingen die volgen uit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden vanuit hun positie in het sociaal domein. Ook zij hebben allerlei instrumenten ter beschikking om schulden te voorkomen, vroegtijdig te signalering en op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan lokale inkomensvoorzieningen en kwijtscheldingsmogelijkheden van gemeentelijke belastingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen om de instroom van dak- en thuislozen en hebben hierover een aantal vragen. Allereerst vragen deze leden of de Staatssecretaris op de hoogte is van de situatie in verschillende gemeenten, waar, door de bouwcrisis, te weinig conventionele opvangplekken zijn voor dak- en thuislozen. Is de Staatssecretaris welwillend om in kaart te brengen om hoeveel woonplekken het in alle gemeenten gaat, en of gemeenten ondersteund kunnen worden in het opzetten van tijdelijke onconventionele woonplekken?

Ik ben bekend met het feit dat gemeenten vaak te maken hebben met volle opvangvoorzieningen. Een van de oorzaken is de veelal nog te beperkte inzet op preventieve maatregelen door gemeenten in de regio en de moeizame uitstroom omdat er onvoldoende betaalbare woningen beschikbaar zijn. Ik ben niet bekend met het signaal dat door de bouwcrisis geen nieuwe opvangplekken zouden kunnen worden gerealiseerd, omdat opvang vaak in bestaande bouw plaatsvindt.

De woonopgave voor dakloze mensen nemen gemeenten mee in de woonzorgvisie als onderdeel van het Volkshuisvestingsprogramma. Op basis hiervan kunnen gemeenten hun woningbouwprogramma aanpassen. Onconventionele woonplekken kunnen hier ook onderdeel van uitmaken.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vervolgens een vraag over huisuitzettingen. Deze leiden in duizenden gevallen nog steeds tot dak- en thuisloosheid, ook onder gezinnen. De ombudsman heeft hier recent nog uitspraken over gedaan. Gezinnen belanden in allerlei tijdelijke woonoplossingen en mensen voelen zich feitelijk dakloos door onrust en stress. Kinderen zijn hier volgens de ombudsman vaak onzichtbaar. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het kan dat er ondanks de inspanningen van de Staatssecretaris nog steeds gezinnen uit huis gezet worden? Kan de Staatssecretaris ook in kaart brengen om hoeveel kinderen het hier gaat? Is er in alle gevallen goede aandacht voor hun situatie?

Huisuitzettingen zouden niet tot dakloosheid mogen leiden. Daarom zet het Rijk zich samen met corporaties, particuliere verhuurders en gemeenten in om het aantal huisuitzettingen te verlagen.

Corporaties geven aan zeer terughoudend te zijn bij huisuitzettingen waar kinderen bij betrokken zijn. Aedes heeft onvoldoende betrouwbare cijfers over het aandeel van de huisuitzettingen met kinderen. Als wel sprake is van een huisuitzetting met kinderen is hierbij vaak sprake van verschillende problematiek, zoals oneigenlijk gebruik van de woning of overlast. Bij huisuitzettingen vindt altijd een rechterlijke toets plaats waarbij de rechter alle belangen, inclusief die van het kind weegt. In alle gevallen is het van belang dat corporaties en gemeenten hier voorzichtig mee omgaan.

De invoeringsdatum van het woonplaatsbeginsel en het nieuwe verdeelmodel is nader uitgesteld. De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich hier zorgen om, omdat de VNG voorheen aangaf dat de regionale samenwerking onder druk komt te staan als hier niet tijdig stappen op gezet worden. Het leidt tot onrust en vragen bij de gemeenten. Kan de Staatssecretaris garanderen dat de invoering op 1 januari 2025 wel lukt? En hoe worden gemeenten in de tussentijd tegemoetgekomen?

Het besluit van uw Kamer het wetsvoorstel controversieel te verklaren heeft inderdaad tot onrust en zorgen geleid bij gemeenten. Gemeenten zijn klaar voor invoering op 1 januari 2025. Ik kan, in antwoord op de vraag van de CU-fractie, echter niet garanderen dat invoering per die datum lukt. De invoeringsdatum is afhankelijk van behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer en hoe langer die behandeling op zich laat wachten, hoe onzekerder de haalbaarheid van de beoogde invoeringsdatum wordt.

Gemeenten zijn gereed voor de invoering van het wetsvoorstel per 1 januari 2025 en dringen daarom aan op zorgvuldige maar ook voortvarende behandeling van het wetsvoorstel. Ik blijf gemeenten en hun samenwerkingspartners ondersteunen rond de beweging naar een beschermd thuis met het Transitiebureau Beschermd thuis, het Ketenbureau i-sociaal domein en de activiteiten uit de Werkagenda Beschermd thuis.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre er beleid is op het realiseren van woonvoorzieningen voor mensen die ontslagen worden uit een (gesloten) (zorg)instelling. Deze leden vragen of het mogelijk is om gemeenten een huisvestingsplicht te geven voor mensen die uit een (gesloten) (zorg)instelling.

Genoemde leden vragen in het bijzonder of de Staatssecretaris op de hoogte is van de problemen bij de huisvesting van gedetineerde burgers na detentie. Kan de visie hierop worden meegenomen in de inventarisatie die de Minister van JenV gaat doen met betrekking tot de uitstroom van cliënten uit een forensische kliniek?

Mensen die uitstromen uit een (gesloten) (zorg)instelling of uit detentie hebben vaak moeite om huisvesting te vinden, en lopen daarom meer risico om dakloos te raken. Momenteel werkt het Ministerie van BZK aan de Wet Versterking Regie op de Volkshuisvesting. Dit wetsvoorstel verplicht gemeenten om een urgentieregeling te hebben, waarbij onder meer mensen die uitstromen uit een (gesloten) (zorg)instelling en mensen die langer dan drie maanden in detentie hebben gezeten, onder bepaalde voorwaarden met voorrang moeten worden gehuisvest. Ook worden gemeenten verplicht om als onderdeel van het Volkshuisvestingsprogramma de woonopgave voor aandachtsgroepen, waaronder mensen die uitstromen uit instellingen en detentie, in kaart te brengen en op basis hiervan de woningbouwprogrammering passend te maken. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat deze groepen sneller een woning krijgen.

Daarnaast werken de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten en de reclassering zo goed mogelijk samen om tijdens detentie gedetineerden te ondersteunen op de basisvoorwaarden: een geldig ID-bewijs, huisvesting, werk en inkomen, schulden, zorg(verzekering) en sociaal netwerk. Indien nodig wordt er ook passende zorg of ondersteuning geregeld. Dat hebben zij in 2019 in een bestuurlijk akkoord afgesproken.

Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid inventariseer ik verbeterpunten in de overgang tussen het forensisch kader en het gemeentelijk domein met daarbij concrete verbetervoorstellen. Deze inventarisatie, die dit najaar is gestart, moet leiden tot duidelijke en bindende procesafspraken, analyse van werkprocessen en aansluiting bij bestaande bestuurlijke akkoorden, zoals het bovengenoemde bestuurlijk akkoord re-integratie ex-gedetineerden. De uitkomsten van deze inventarisatie zijn in de loop van 2024 gereed. De inventarisatie richt zich op de uitstroom uit de forensische zorg en staat dus los van de inzet die gepleegd wordt op de huisvestingsproblematiek van ex-gedetineerde burgers zonder forensische zorg.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen om signalen vanuit maatschappelijke opvang. De druk daar wordt hoger doordat er steeds meer «zorgbehoevende gevallen» aankloppen. Hoe verklaart de Staatssecretaris deze toename?

Hoe kunnen organisaties en gemeenten geholpen worden bij de opvang van deze gevallen? Hoe kunnen gemeenten voorkomen dat deze groep mensen op straat belanden?

In gesprekken met gemeenten en veldpartijen hoor ik ook dat de praktijk weerbarstig is en dat de druk op opvangvoorzieningen onverminderd hoog is. Dat baart mij grote zorgen, niet in de laatste plaats omdat het de beoogde transformatie naar preventie en Wonen Eerst frustreert. De oorzaak daarvan is waarschijnlijk meervoudig. Zo staat bestaanszekerheid onder druk door de hoge inflatie en de wooncrisis. Deze signalen onderstrepen wat mij betreft de urgentie voor meer nadruk op preventieve maatregelen om bestaanszekerheid van mensen alsook de sociaaleconomische weerbaarheid van inwoners te versterken, en krachtiger preventief beleid in het algemeen ten aanzien van het voorkomen van dakloosheid van alle gemeenten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen verder in hoeverre de Staatssecretaris zicht heeft op de ontwikkelingen bij het afbouwen van het aantal slaapzalen en het in plaats daarvan opzetten van eenpersoonskamers.

Eén van de indicatoren uit het Dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is hoeveel eenpersoonskamers en hoeveel meerpersoonskamers in de maatschappelijke opvang aanwezig zijn in de gemeente. We verwachten de eerste resultaten daarvan in de eerste helft van 2024. Hiermee krijgen we dus een beeld van het aantal slaapzalen, en op de langere termijn over hoe het staat met de transformatie hiervan naar eenpersoonskamers. Een van de doelen uit het Nationaal Actieplan is om de maatschappelijke opvang zoveel mogelijk af- en om te bouwen naar eenpersoonskamers. Op welke termijn dit gaat lukken is afhankelijk van in hoeverre gemeenten erin slagen de instroom te verlagen door te werken aan preventie van dakloosheid en de doorstroom naar reguliere huisvesting te bevorderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

In afwachting van de brede, uitgebreide voortgangsrapportage eind dit jaar nemen de leden van de BBB-fractie kennis van de brief van de Staatssecretaris.

De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris hoe kan worden voorkomen dat het omarmen van het uitgangspunt dat dakloosheid in de eerste plaats een woonprobleem is en geen zorgprobleem die onverhoopt leidt tot een tekort aan aandacht voor problematiek rond dakloosheid die géén woonprobleem is. Deze leden zijn benieuwd of in beeld is gebracht welke types dakloosheid vallen te onderscheiden, voor welke mensen en welke problematiek daarbij speelt. Niet om nodeloze statistieken te fabriceren, maar vanuit de behoefte aan inzicht in wat werkt – en wat niet werkt.

Ik deel de opvatting dat inzicht daarbij van wezenlijk belang is voor beter beleid, gericht op het voorkomen en uitbannen van dakloosheid. In Nederland ontbreekt het zicht op de volledige groep dak- en thuisloze mensen. Daarom is één van de acties van het Actieplan Dakloosheid om aantal dakloze mensen in Nederland beter in beeld te krijgen. Bij het verzamelen van data over dakloosheid wordt toegewerkt naar het hanteren van de uitgebreidere ETHOS Light definitie (European Typology of homelessness and Housing Exclusion).

Dit is de Europese definitie van dakloosheid die wetenschappelijk algemeen erkend wordt. ETHOS definieert dakloosheid als een gebrek aan volwaardige huisvesting.

De Staatssecretaris schrijft dat dakloosheid geen individueel probleem is, maar een probleem van ons allemaal. Dat klinkt fraai, maar de leden van de BBB-fractie kunnen zich voorstellen dat mensen zonder dak boven hun hoofd de gedachte zouden kunnen krijgen dat hun individuele probleem als minder urgent wordt ervaren wanneer het wordt gecollectiviseerd. Een probleem van iedereen kan een probleem zijn van niemand in het bijzonder. Deze leden ontvangen graag een reflectie daarop van de Staatssecretaris. Dezelfde aarzeling hebben deze leden bij het lezen van de uitweiding over integrale samenwerking, afstemming en bestuurlijke afspraken. Betekent deze alomvattende aanpak voor de individuele dakloze dat er sneller zicht komt op een dak boven zijn hoofd? We hebben het tenslotte over een Nationaal Actieplan, niet over een Landelijk Vergaderplan. De leden van de BBB-fractie hopen dan ook dat het door VNG te ontwikkelen dashboard geen misverstand laat bestaan over de harde resultaten op weg naar het ambitieuze doel van nul daklozen in 2030.

De notie dat actie nodig is in lijn met de doelen van het Actieplan Dakloosheid, en dat er inzicht moet komen in de transformatie die in regio’s plaatsvindt, onderschrijf ik van harte. Ik zal mijn opvolger meegeven dat er op toegezien wordt dat de beoogde beweging stevig aangejaagd blijft worden. Het dashboard Nationaal Actieplan Dakloosheid is daar een hulpmiddel bij, dat bovendien het gesprek in en met regio’s op gang moet houden over de beoogde transformatie naar preventie en Wonen Eerst.

Een belangrijk onderdeel van het Nationaal Actieplan Dakloosheid is het werken aan het tegengaan van stigma en een negatieve bejegening van dakloze jongeren en volwassenen. We willen afrekenen met het «eigen schuld, dikke bult»-adagium dat dakloosheid van mensen tot individueel probleem reduceert. Dakloosheid is een systeemprobleem dat de hele samenleving aangaat. De ervaring heeft geleerd dat het niet werkt om deze opgave vanuit één domein, het zorgdomein, aan te vliegen. Samenwerking is essentieel. Tussen domeinen werk, inkomen, zorg, wonen, en schuldhulpverlening dienen in veel gemeenten nog schotten geslecht te worden. Zonder ook hier aan te werken, lukt het niet inwoners daadwerkelijk centraal te zetten en de bejegening en vele loketten aan de toegang tot dienstverlening die de overheid rijk is, te beperken voor mensen die (dreigend) dakloos zijn.

De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris hoe kan worden voorkomen dat het omarmen van het uitgangspunt dat dakloosheid in de eerste plaats een woonprobleem is en geen zorgprobleem die onverhoopt leidt tot een tekort aan aandacht voor problematiek rond dakloosheid die géén woonprobleem is. Deze leden zijn benieuwd of in beeld is gebracht welke types dakloosheid vallen te onderscheiden, voor welke mensen en welke problematiek daarbij speelt. Niet om nodeloze statistieken te fabriceren, maar vanuit de behoefte aan inzicht in wat werkt – en wat niet werkt.

Er is steeds meer bewijs dat dakloosheid het meest effectief kan worden aangepakt door het realiseren van een stabiele woonplek. Daarom wordt in Nederland, in navolging van verschillende Europese landen, Canada en de VS, volop ingezet op een systeemverandering die uitgaat van het gegeven dat werken aan het voorkomen van dakloosheid én herstel het meest effectief en efficiënt kan worden aangevlogen vanuit een stabiele basis: een thuis. Dat betekent niet dat er geen zorg of ondersteuning geboden moet worden aan mensen die dit nodig hebben. Maar wel vanuit een veilige passende woonplek.

Ik deel de opvatting dat inzicht daarbij van wezenlijk belang is voor beter beleid, gericht op het voorkomen en uitbannen van dakloosheid. In Nederland ontbreekt het zicht op de volledige groep dak- en thuisloze mensen. Daarom is één van de acties van het Actieplan Dakloosheid om aantal dakloze mensen in Nederland beter in beeld te krijgen.

Naast het dashboard Actieplan Dakloosheid dat gericht is op het volgen de beoogde transformatie door middel van het ophalen van de beleidsmatige transformatie, zet ik in op het inzichtelijk maken van kwantitatieve gegevens over de doelgroep dakloze mensen. Dat doen we op twee manieren:

  • 1. Een kwantitatieve landelijke monitor van het CBS en VNG-Realisatie waarbij zij gegevens opvragen bij gemeenten en opvangorganisaties op basis van de Ethos Light categorieën. In 2024 worden categorie 2 en 3 uitgevraagd. De andere categorieën zijn op korte termijn nog niet mogelijk om uit te vragen op landelijk niveau. Deze monitor is dus nadrukkelijk een groeimodel.

  • 2. Kansfonds en Hogeschool Utrecht werken aan een pilot om per centrumregio een Ethos Light telling te doen. Dit is een zeer intensieve methode die niet op korte termijn landelijk opgeschaald kan worden. De resultaten van de eerste tellingen in twee regio’s zijn onlangs gepubliceerd. In 2024 start de volgende ronde waar nog eens zes regio’s aan meedoen.

De invoering van het woonplaatsbeginsel voor Beschermd Wonen, dat gemeenten verantwoordelijk maakt voor beschermd wonen voor hun eigen inwoners, verschuift met een jaar naar 1 januari 2025. De leden van de BBB-fractie zijn benieuwd of het gesteggel rond het verdelen van de middelen een negatieve weerslag heeft op het streven om dakloosheid te verminderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris erop toe te zien dat allerlei discussies over de verdeling van taken en bevoegdheden, over afstemming en samenwerking, over verantwoordelijkheden en geldstromen de energie niet wegzuigt van de eigenlijke opgave: actie ondernemen tegen dakloosheid. Terugkomend op het uitgangspunt dat dakloosheid geen zorgprobleem is, vragen de leden van de BBB-fractie zich toch af of hierbij mogelijk de wens de vader van de gedachte is. Met reden, immers gaat de Staatssecretaris in zijn brief uitvoerig in op allerlei situaties van dakloosheid en beschermd wonen die rechtstreeks verband houden met uiteenlopende zorggerelateerde zaken.

Over het nieuwe objectieve verdeelmodel voor beschermd wonen, waarvan het streven is dit per 1 januari 2025 in te voeren, is volledige overeenstemming tussen Rijk en gemeenten. Dat geldt evenzeer over de daarmee samenhangende maatregelen, de beoogde invoering van het woonplaatsbeginsel en de doordecentralisatie van de middelen voor beschermd wonen naar alle gemeenten. Het beleid gericht op «van beschermd wonen (in een instelling) naar een beschermd thuis (begeleiding in de eigen woonsituatie)» heeft als voornaamste doel dat mensen die nu beschermd wonen in een 24-uurslocatie, dat straks kunnen in de eigen woonomgeving met ambulante begeleiding aan huis. Tegelijkertijd heeft het als effect dat terugval voorkomen wordt en hiermee bovendien dakloosheid wordt tegengegaan. Deze beweging zou kortom ook een positieve weerslag hebben op de ambities uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een thuis. De doordecentralisatie van de middelen voor beschermd wonen is een prikkel voor álle gemeenten om zorg te dragen voor hun inwoners, zowel ten aanzien van ambulante en intramurale ondersteuning als ten aanzien van woningen. Op dit moment worden voornamelijk centrumgemeenten belast met het zorgen voor woningen voor mensen die uitstromen uit beschermd wonen. De beweging die is ingezet naar een beschermd thuis en Wonen Eerst betekent niet dat er geen zorg of ondersteuning geboden moet worden aan mensen die dit nodig hebben. Maar wel vanuit een veilige passende woonplek.

Wat in de aanpak mist, althans in zijn brief gaat de Staatssecretaris niet nader daarop in, is het aspect werk. Werk geeft stabiliteit in het leven, een inkomen en het draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde. Graag vernemen deze leden hoe de Staatssecretaris hier tegenaan kijkt.

Ik deel de mening dat werk of een andere vorm van participatie belangrijk is voor het gevoel van zingeving, eigenwaarde en het op termijn weer verkrijgen van een inkomen. De basis op orde op alle leefgebieden, waaronder een zinvolle daginvulling, is van belang bij het voorkomen van dakloosheid én bij herstel. Een goed voorbeeld van een succesvolle aanpak waarbij dakloze mensen worden ondersteund naar werk zijn ZwolleActief43 en Springplank44. Deze initiatieven werken vanuit het principe dat zingeving en het gevoel «ertoe te doen» van wezenlijk belang is voor herstel. Dakloze mensen worden naar een werkplek ondersteund, waarbij de gemeente, zorgaanbieders en werkgeversorganisaties nauw samenwerken. Goede voorbeelden worden actief gedeeld, daarnaast wordt er vanuit het Programma Simpel Switchen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewerkt aan het makkelijker maken van de stap van een uitkering naar betaald werk.


X Noot
1

Kamerstuk 29 325, nr. 144

X Noot
2

Kamerstuk 25 424, nr. 670

X Noot
3

Kamerstuk 29 325, nr. 152

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73

X Noot
5

Kamerstuk 29 325, nr. 149

X Noot
6

Kamerstuk 29 325, nr. 144

X Noot
10

Zie pdf (overheid.nl)

X Noot
11

Toekomstgericht werken is een aanpak om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Het einddoel is om de jongere te helpen bij het verkrijgen van een stabiele basis op verschillende leefdomeinen.

X Noot
13

Kwikstart is een app die informatie biedt op alle leefgebieden op landelijk niveau en biedt gemeenten daarnaast de mogelijkheid om lokale informatie toe te voegen.

X Noot
18

Zie pdf (overheid.nl)

X Noot
23

Kamerstuk 25 424, nr. 670

X Noot
26

Toekomstgericht werken is een aanpak om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Het einddoel is om de jongere te helpen bij het verkrijgen van een stabiele basis op verschillende leefdomeinen.

X Noot
28

Kwikstart is een app die informatie biedt op alle leefgebieden op landelijk niveau en biedt gemeenten daarnaast de mogelijkheid om lokale informatie toe te voegen.

X Noot
29

Kamerstuk 29 325, nr. 152

X Noot
32

Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 73

X Noot
35

Toekomstgericht werken is een aanpak om jongeren die jeugdhulp ontvangen, te begeleiden naar zelfstandigheid. Het einddoel is om de jongere te helpen bij het verkrijgen van een stabiele basis op verschillende leefdomeinen.

X Noot
37

Kwikstart is een app die informatie biedt op alle leefgebieden op landelijk niveau en biedt gemeenten daarnaast de mogelijkheid om lokale informatie toe te voegen.

X Noot
39

Kamerstuk 29 325, nr. 149

X Noot
40

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 724.

X Noot
41

Het betreft: de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (RVO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Dienst Toeslagen en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).

X Noot
42

Het voorkomen van vorderingen is voornamelijk van toepassing op uitvoeringsorganisaties die vooraf een inschatting maken van te betalen of te ontvangen bedragen en dit achteraf vereffenen op basis van een definitieve berekening.

Naar boven