29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 851 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2024

In het commissiedebat over de Rechtspraak op 28 februari jl. heeft Kamerlid Ellian (VVD) aandacht gevraagd voor de bekostiging van de Rechtspraak aan de hand van een in het Visitatierapport 2022–2023 genoemd voorbeeld afkomstig van de Centrale Raad van Beroep.1 In het aangehaalde voorbeeld onderzoeken medewerkers van de Centrale Raad van Beroep in bepaalde bijstandszaken vroegtijdig wat de beste manier is om een zaak af te handelen. Het aantal zaken dat zonder zitting wordt afgesloten is dankzij deze aanpak toegenomen. Enerzijds is er hierdoor meer tijd beschikbaar voor andere zaken. Anderzijds staat er minder financiering tegenover dit soort zaken, omdat er in de zaak geen zitting nodig is.

Naar aanleiding van dit voorbeeld heb ik uw Kamer nadere informatie toegezegd over de stand van zaken van de financiering van de rechtspraak, specifiek ten aanzien van de financiering van zaken die op een andere wijze dan met een vonnis worden afgedaan. Met deze brief doe ik de toezegging gestand.

Werking bekostigingssysteem rechtspraak

De bekostiging van de rechtspraak is verankerd in de Wet op de rechterlijke organisatie en het Besluit financiering rechtspraak. De bijzondere en onafhankelijke positie van de rechtspraak komt tot uitdrukking in deze financieringsregels.

De bekostiging van de rechtspraak is een getrapt systeem. De Minister bekostigt de Rechtspraak als geheel door middel van een financiële bijdrage aan de Raad voor de rechtspraak. De Raad verstrekt vervolgens financiële bijdragen aan de gerechten, gerechtshoven en bijzondere colleges.2

De financiële bijdrage aan de Raad bestaat uit twee componenten: een productie gerelateerde bijdrage (prijs x volume) en een lumpsumbijdrage voor de vaste kosten. De prijzen en de lumpsumbijdrage voor de vaste kosten worden eens in de drie jaar vastgesteld in het zogenoemde «prijsakkoord» tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Raad. Het prijsakkoord bevat 12 verschillende prijzen voor 12 verschillende hoofdproducten. Deze financiële bijdrage stelt het ministerie in zijn geheel beschikbaar aan de Raad.

Ook de Raad splitst haar bijdrage aan de gerechten en gerechtshoven in een bijdrage aan het primaire proces die output-gerelateerd is en een lumpsumbijdrage voor ondersteunde processen. Vervolgens verdeelt de Raad de bijdrage over de gerechten op basis van een fijnmaziger systeem van diverse afdoeningswijzen en de daarbij behorende prijzen. Zowel de Raad als de besturen van de gerechten kunnen eigen accenten leggen.

Het bekostigingssysteem is in die zin een verdeelsysteem dat probeert de beschikbare financiële middelen zo goed als mogelijk te laten aansluiten bij de werkzaamheden van de organisatie, ieder vanuit zijn eigen rol en expertise, rekening houdend met de rechterlijke onafhankelijkheid.

Gewogen gemiddelde prijzen

De Rechtspraak behandelt circa 1,4 miljoen zaken per jaar. Geen enkele zaak is hetzelfde. Het is dan ook onontkoombaar om hierin enige ordening aan te brengen en voor dezelfde zaaksoorten eenzelfde prijs te betalen. Een financieringssysteem waarin met alle mogelijke varianten en procesbeslissingen rekening wordt gehouden, zou onwerkbaar zijn. Om die reden is de bijdrage die het ministerie beschikbaar stelt aan Raad voor de rechtspraak gebaseerd op een beperkt aantal productgroepen, en is de bijdrage van de Raad aan de gerechten en gerechtshoven gebaseerd op een meer fijnmazig systeem.

De prijzen die in de outputbekostiging van het ministerie naar de Raad voor de rechtspraak worden afgesproken zijn gewogen, gemiddelde prijzen. Hierbij wordt uitgegaan van een bepaalde «mix» aan zaken, de zogenaamde assortimentsmix.

De verschillende manieren waarop een zaak kan worden afgehandeld zit in het gewogen gemiddelde. Ongeacht of een zaak wel of niet is aangehouden, enkelvoudig of meervoudig is afgehandeld, gevoegd of anderszins: het ministerie betaalt de afgesproken prijs. In de bekostiging van het ministerie naar de Raad wordt op deze manier rekening gehouden met de mogelijkheid dat een zaak ook op een andere manier kan worden afgedaan dan via een uitspraak of vonnis. Een zaak die instroomt, stroomt ook altijd uit en telt dus mee voor de financiering. Elke drie jaar, bij het maken van de nieuwe prijsafspraken, wordt gekeken of een correctie nodig is omdat er sprake is van verschuivingen binnen de mix.

Zoals aangegeven worden in de bekostiging van de gerechten en gerechtshoven door de Raad de gelden verdeeld via een meer fijnmazig systeem. De Raad en de gerechten onderscheiden 78 producten conform de zogenaamde «Lamicie-indeling». Elk gerecht krijgt hetzelfde bedrag voor het afdoen van een zaak in een bepaalde zaakscategorie. Deze prijzen zijn een gemiddelde prijs per zaak en weerspiegelen niet voor iedere individuele zaak de hoeveelheid tijd die een rechter, gerechtsambtenaar en griffie daadwerkelijk besteden aan de afdoening van de zaak. Afhankelijk van de wijze waarop de zaak wordt afgedaan, kan de hoogte van de vergoeding variëren. Op dit moment zijn alle zaken zonder zitting in dezelfde zaakscategorie ondergebracht. Gerechten ontvangen voor al deze zaken een zelfde bedrag. Het aangehaalde voorbeeld van de Centrale Raad van Beroep in de werkstroom Bijstand is een voorbeeld van zaken die zonder zitting maar met regievoering kunnen worden afgesloten. Als een zaak wordt afgesloten zonder zitting krijgt een gerecht daarvoor een vastgesteld bedrag. Bij regievoering in zaken investeert een gerecht meer tijd in de zaken, en maakt het dus hogere kosten om deze zaken af te doen. Voor zaken zonder regie zal het ontvangen bedrag passend zijn of hoger dan de kosten. Voor alle zaken samen in deze zaakscategorie zouden de kosten gelijk moeten zijn aan het ontvangen bedrag.

Periodiek onderhoud

Bij het ontwerp van het bekostigingssysteem van de Rechtspraak is gekeken welk systeem het beste aansluit bij de processen en werkzaamheden van de Rechtspraak, welke tijd een rechter en de juridische en administratieve ondersteuning van de rechter besteden aan een gemiddelde zaak binnen een bepaald segment, welk kwaliteitsniveau noodzakelijk is en welke bedrijfsmatige ondersteuning (ICT, huisvesting, etc.) nodig is voor de Rechtspraak als geheel.

Vanaf 2020 worden alleen de kosten voor het primaire proces van de rechtspraak output gefinancierd en er is een lumpsum voor de vaste kosten gekomen. Hiermee wordt maatwerk geboden. Op deze wijze wordt gestreefd naar een uitgebalanceerd bekostigingssysteem van de Rechtspraak. Ook in het onderzoek van SEO uit 2021 naar de continuïteit van financiering van politie, openbaar ministerie en rechtspraak wordt de aanbeveling gedaan om de mix van deels vaste financiering en deels outputbekostiging te behouden.3

Het bekostigingssysteem vergt periodiek onderhoud. Voor het onderhoud van het bekostigingssysteem kent de Rechtspraak zelf interne controlemechanismes die ervoor zorgen dat de telling van zaken goed verloopt, die signalen vanuit het veld opvangen die betrekking hebben op de bekostiging en die indien nodig aangeven dat het systeem aanpassing behoeft. Op basis van dergelijke signalen uit het veld hebben in het verleden regelmatig aanpassingen aan het bekostigingssysteem plaatsgevonden. Op dit moment wordt onder andere door de Rechtspraak bezien of het wenselijk is om met ingang van 2026 de zaken zonder zitting mét regie in een andere zaakscategorie onder te brengen dan zaken zonder zitting en zonder regie. Op deze wijze wordt beter zichtbaar dat het om verschillende soorten zaken met verschillende werklast gaat.

Eens in de drie jaar zijn er prijsbesprekingen met de Raad voor de rechtspraak. Tijdens deze besprekingen passeren alle aspecten die van invloed zijn op de bekostiging van de rechtspraak de revue.

Ik heb van de Raad begrepen dat zij nadenkt over een aanpassing in het bekostigingssysteem zodat het voeren van regie niet alleen de procespartijen en de samenleving ten goede komt, maar ook financieel aantrekkelijker wordt. Dat juich ik toe. Tijdens de driejaarlijkse prijsbesprekingen met de Raad denk ik daar op mijn beurt graag over mee.

Ik zie deze ontwikkeling als aanvullend en ondersteunend aan de «beweging naar voren» in het nieuwe Wetboek van Strafvordering,4 op basis waarvan de rechter beter regie kan voeren voor de inhoudelijke behandeling van een strafzaak, en de versterking van de toegang tot het recht voor burgers en bedrijven door maatschappelijk effectieve rechtspraak.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 29 279, nr. 815.

X Noot
2

Bijzondere colleges zijn de Centrale Raad van Beroep en College van Beroep voor het bedrijfsleven

X Noot
3

Kamerstukken I, vergaderjaar 2020–2021, 35 300, C.

X Noot
4

Kamerstukken TK, vergaderjaar 2022–2023, 36 327, nr. 3.

Naar boven