29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 629 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2020

Op 15 oktober 2020 verzocht de vaste commissie van Justitie en Veiligheid mij schriftelijk om een reactie op een door uw Kamer ontvangen brief van 25 september 2020 betreffende «protest tegen gijzelingen en tevens aanbevelingen voor een beter functionerend CJIB». Hieronder vat ik deze brief samen en geef ik mijn reactie aan de hand van de resultaten die de afgelopen jaren zijn geboekt bij de tenuitvoerlegging van de geldelijke sancties. Ik constateer flinke verbeteringen, die ertoe hebben geleid dat bij de inning en incasso van deze sancties nu een goede balans bestaat tussen effectiviteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Kern van de ontvangen brief

In de brief wordt kritiek geleverd op de incasso van verkeersboetes door het CJIB. Die zou rigide zijn, waarbij niet wordt gekeken naar persoonlijke omstandigheden. Er wordt specifiek ingegaan op de praktijk van het gijzelen. Als mensen hun boete niet betalen, kan dit middel worden ingezet om betaling af te dwingen. Jaarlijks zouden tienduizenden mensen worden geconfronteerd met de dreiging van gijzeling en zouden velen van hen daadwerkelijk worden gegijzeld. Gesteld wordt dat deze mensen niet betalen, omdat zij over onvoldoende financiële draagkracht beschikken. Hierdoor zouden zij onevenredig hard worden gestraft.

Aanbevelingen

In de brief worden verschillende aanbevelingen voorgelegd. Voor de opbouw van mijn reactie heb ik ze hier (in een andere volgorde) onder elkaar gezet.

  • 1. Zorg voor een cultuuromslag binnen het CJIB, waarbij dwang en straf plaats maken voor maatwerk bij incasseren.

  • 2. Sta een ieder betalingsregelingen toe en houdt rekening met draagkracht.

  • 3. Leg beslag op inkomen om tot betaling te komen.

  • 4. Pas de verhogingen(percentages) aan.

  • 5. Schrap opgelegde verhogingen voor mensen die hierdoor in de problemen zijn gekomen.

  • 6. Gijzel geen mensen die hun boetes niet kunnen betalen.

Reactie op de aanbevelingen

Opgelegde verkeersboetes moeten worden betaald. Dat is van belang voor de geloofwaardigheid van ons rechtssysteem en de verkeersveiligheid in het bijzonder.

Uit het WODC-rapport over de inning van verkeersboetes dat ik op 13 mei jl. met mijn beleidsreactie aan uw Kamer aanbood (Kamerstuk 29 279, nr. 593) blijkt dat dit goed gaat. Het overgrote deel van de mensen betaalt hun boetes op tijd. De onderzoekers constateren daarbij dat het CJIB ook veel heeft gerealiseerd op het gebied van maatschappelijk verantwoorde inning en incasso. Zij achten het onaannemelijk dat verkeersboetes nog een oorzaak zijn van het ontstaan van (problematische) schulden.

Dit neemt uiteraard niet weg dat er mensen zijn die moeite hebben om hun boetes te betalen, of die dat niet kunnen in verband met (problematische) schulden. Zij zullen zich misschien niet altijd in het door de onderzoekers geschetste beeld herkennen. Het is daarom van belang dat we bij de inning en incasso oog blijven hebben voor de financiële situatie van mensen, zodat kan worden voorkomen dat zij (verder) in de problemen komen.

Cultuuromslag, betalingsregelingen en beslag (aanbevelingen 1, 2 en 3)

In mijn beleidsreactie op het WODC-rapport heb ik uiteengezet welke stappen de afgelopen jaren zijn gezet om deze persoonsgerichte aanpak door te voeren bij de tenuitvoerlegging van verkeersboetes en de andere geldelijke sancties.

Zo is de communicatie verbeterd en de (digitale) bereikbaarheid van het CJIB vergroot. Daarnaast heeft het CJIB betalingsregelingenbeleid ingevoerd en stapsgewijs verder verruimd: inmiddels kunnen bedragen vanaf 75 euro in termijnen worden betaald. Hierdoor kunnen veel mensen nu een betalingsregeling treffen. En als de situatie daarom vraagt is maatwerk – en sinds deze zomer in uitzonderingssituaties een draagkrachtregeling – mogelijk. Verder kunnen mensen per 1 april jl. in aanmerking komen voor een noodstopprocedure als zij hun boetes door schulden niet kunnen betalen. De inning wordt dan tijdelijk stopgezet onder de voorwaarde dat zij schuldhulpverlening van hun gemeente accepteren. Bovendien kan het CJIB nu ook meewerken aan een MSNP (minnelijke schuldenregeling natuurlijke personen)-traject bij schadevergoedingsmaatregelen. En per 1 december 2020 kan het CJIB dit ook als een geldelijke sanctie tijdens de looptijd verjaart. Hiermee willen we mensen vaker in de gelegenheid stellen hun financiën op orde te krijgen en daarmee uiteindelijk een maximaal inningsresultaat behalen. Gelet op deze maatregelen zie ik nu geen aanleiding het betalingsregelingenbeleid verder te verruimen.

Wel zetten we andere stappen. Zo zal het CJIB naar verwachting vanaf 2021, met de implementatie van de Wet op de vereenvoudigde beslagvrije voet, zelf beslag kunnen leggen op inkomen. Daarmee kan de inzet van gerechtsdeurwaarders – en daarmee veel extra kosten – worden voorkomen, terwijl de beslagvrije voet wordt gerespecteerd. Bij de lopende aanbesteding van de gerechtsdeurwaardersdiensten van het CJIB is tot slot extra aandacht voor maatschappelijk verantwoorde incasso, zodat in het incassotraject straks nog beter rekening kan worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van mensen.

Deze maatregelen laten naar mijn mening zien dat de gevraagde cultuuromslag al heeft plaatsgevonden.

Verhogingen (aanbevelingen 4 en 5)

Het is van belang dat mensen hun boetes op tijd betalen. Eerder genoemde betalingsregelingen bieden mensen niet alleen de mogelijkheid dat op een voor hen haalbare manier te doen, hiermee kunnen verhogingen ook eenvoudig worden voorkomen. Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven zie ik geen reden de verhogingen van verkeersboetes aan te passen. Alhoewel de gehanteerde percentages flink zijn, heeft het WODC-onderzoek uitgewezen dat ze werken: 84% van de opgelegde boetes wordt betaald voor de eerste verhoging en 91% wordt betaald na de tweede verhoging.

Het schrappen van rechtmatig opgelegde verhogingen – zoals verzocht in de brief – is niet aan de orde. Mensen die moeite hebben om hun (verhoogde) boetes te betalen kunnen contact opnemen met het CJIB, zodat gezamenlijk kan worden bekeken hoe ze deze op een voor hen haalbare manier kunnen voldoen.

Gijzeling (aanbeveling 6)

In de brief wordt kritiek geleverd op de praktijk van het gijzelen. Veel mensen zouden worden gegijzeld. Tot een aantal jaren terug was hiervan inderdaad sprake. Inmiddels is deze praktijk omgeslagen. Zowel de officier van justitie als de rechter houden bij de beslissing of iemand kan worden gegijzeld nu rekening met diens draagkracht en de bereidheid om te betalen. Hierdoor worden mensen niet meer gegijzeld als zij aantoonbaar niet kunnen en wel willen betalen. Deze omslag heeft een significant effect gehad: het aantal gijzelingen in verband met niet betaalde verkeersboetes is afgenomen van circa 10.000 in 2014 tot minder dan 200 in 2019. Dat betekent dat van de jaarlijks circa 9 miljoen opgelegde verkeersboetes thans nog maar 0,002% leidt tot het daadwerkelijk gijzelen van degene die de boete niet wil maar wel kan betalen. Ik herken me daarom niet in het in de brief geschetste beeld van het gijzelen.

Conclusie

De tenuitvoerlegging van de geldelijke sancties heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Voorheen lag de focus op snelle inning en werd nauwelijks rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden. Door het ontbreken van die flexibiliteit konden mensen onnodig hard worden getroffen. Daar hebben we verandering in aangebracht. Nu krijgen mensen die moeite hebben met betalen tijd en ruimte, zonder uit het oog te verliezen dat sancties moeten worden betaald. Een goede balans daartussen draagt bij aan de geloofwaardigheid van ons rechtssysteem. Met de genoemde maatregelen zijn we erin geslaagd die balans aan te brengen. Daarmee is een stevig en toekomstbestendig fundament gelegd voor de tenuitvoerlegging van de geldelijke sancties.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven