29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 600 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2020

De Raad voor de rechtshandhaving (hierna: de Raad) heeft u onlangs «De Staat van de rechtshandhaving Caribisch Nederland 2019» aangeboden1. Hierin brengt de Raad verslag uit over de staat van de rechtshandhaving in Bonaire, Sint Eustatius en Saba op basis van zijn werkzaamheden.2

Met deze brief reageer ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, op de Staat van de rechtshandhaving 2019.

De Raad ziet over het algemeen dat de rechtshandhaving zich verder ontwikkelt en dat er toenemende aandacht is voor de rechtshandhaving in Caribisch Nederland. Het overkoepelende beeld is gebaseerd op zes onderzoeken die in 2019 zijn afgerond. Deze hadden betrekking op:

  • het aangifteproces;

  • de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland;

  • reclassering en resocialisatie;

  • handhaving van natuur- en milieuwetgeving;

  • de aanpak van huiselijk geweld, en op

  • de aanpak van mensenhandel en -smokkel.

De Raad herhaalt in de Staat in grote lijnen een aantal conclusies en aanbevelingen uit de eerder uitgevoerde onderzoeken. Het belang van deze onderzoeken onderschrijf ik, zoals ook blijkt uit de verschillende beleidsreacties die de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer hierover stuurden.3 Wij onderschrijven het beeld dat de Raad schetst dat de rechtshandhaving zich in positieve zin verder ontwikkelt.

De Raad heeft ervoor gekozen om de Staat van de rechtshandhaving 2019 toe te spitsen op de kwetsbaarheid van organisaties en op de samenwerking binnen en buiten de keten.

Kwetsbaarheid organisaties

De Raad geeft aan dat de kwetsbaarheid van de handhavende organisaties op de eilanden van Caribisch Nederland is ingegeven door de kleinschaligheid en door de afstand tussen de eilanden. Hierdoor is het moeilijk om voldoende opgeleid personeel te vinden. Ondanks blijvende tekorten aan kwalitatieve capaciteit, constateert de Raad dat het niveau van de voorzieningen in de afgelopen jaren is gestegen.

Zo geeft de Raad aan dat de nulmeting Justitiële Inrichting Caribisch Nederland heeft aangetoond dat de realisatie van de nieuwbouw van de JICN een grote stap voorwaarts is. Niet alleen voor de nieuwbouw zelf, maar ook voor de kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit van het personeel van de JICN spreekt de Raad grote waardering uit. Ook de inspanningen van de Stichting Reclassering Caribisch Nederland hebben ervoor gezorgd dat zij zich tot een professionele organisatie heeft ontwikkeld, waarvoor de Raad haar complimenteert. Net als de Raad herken ik deze organisatieontwikkeling, en is er inmiddels een vaste subsidierelatie met mijn ministerie en SRCN.

Sinds het ontstaan van het Korps Politie Caribisch Nederland is primair aandacht uitgegaan naar het op orde brengen van de basis. In 2010 stond het korps zowel kwalitatief als kwantitatief op achterstand en is sindsdien van ver gekomen. Gelet op de omvang van het korps en het absorptievermogen is dit een proces van de lange adem dat zich kenmerkt door het steeds zetten van kleine stappen. De gedane investeringen hebben bijgedragen aan een modernere politieorganisatie. De laatste vier jaar is verder gewerkt aan de doorontwikkeling en verbetering van deze politieorganisatie. Ik waardeer de positieve opmerking van de Raad over de stappen die gezet zijn de afgelopen jaren. Ik constateer dat het korps sinds haar ontstaan in 2010 grote stappen heeft gezet en onderken tegelijkertijd dat er (altijd) ruimte voor verbetering blijft.

In het nieuwe inrichtingsplan is een uitbreiding van middelen opgenomen voor het korps, oplopend tot structureel 1,2 miljoen per jaar vanaf 2022, wat een stijging van bijna 8% bedraagt. Belangrijk onderdeel van dit plan is de verdere verbetering van de afdeling die zich binnen KPCN met analyse en informatie bezighoudt. Die afdeling wordt erop toegerust dat zij maatgevend kan bijdragen aan het zoveel als mogelijk opvolgen van de aanbevelingen van de Raad op dit terrein. In de kaderbrief die ik vorige maand naar de Korpschef KPCN stuurde heb ik de hoofdpunten vastgelegd waarlangs het korps zich de komende jaren (tot 2023) dient te ontwikkelen. Daarin heb ik expliciet aandacht geschonken aan het op sterkte brengen van de afdeling opsporing, waar de Raad, terecht, opmerkingen over maakt. Waar nodig kan hiervoor, tijdelijk, extra ondersteuning vanuit de NP worden gevraagd.

De ontwikkeling van het korps blijft voort gaan met als uiteindelijk doel te komen tot een beter functionerende politieorganisatie, van beperkte omvang, ingericht op het uitvoeren van de basispolitie taken met een beperkte mate van specialisatie die, anticiperend op de maatschappelijke ontwikkelingen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bijdraagt aan de veiligheid van deze eilanden en in de regio.

Samenwerking tussen organisaties

De Raad geeft aan dat ten aanzien van het aangifteproces samenwerking tussen OM en politie van belang is voor de aandachtspunten ten aanzien van de terugkoppeling aan aangevers en een eenduidige registratie. In de beleidsreactie op dit betreffende onderzoek is reeds aangegeven dat dit met politie en OM zal worden besproken. Mijn geplande werkbezoek aan Caribisch Nederland van april 2020 heeft door de maatregelen rondom COVID-19 niet plaats kunnen vinden. Wanneer dit weer mogelijk is, zal dit onderdeel van de verdere besprekingen zijn om te waarborgen dat de aanbevelingen worden opgevolgd.

Ten aanzien van zowel de JICN als de reclassering signaleert de Raad dat er een goede samenwerking tussen de instellingen en hun ketenpartners is opgebouwd alsook met de beleidsafdelingen van mijn ministerie. Zo constateert de Raad in zijn onderzoek dat de Stichting Krusada op Bonaire met haar project Adelanto in een belangrijke behoefte voorziet door justitiabelen gericht te begeleiden naar terugkeer in de maatschappij. Ook de openbare lichamen zijn hierbij belangrijke samenwerkingspartners gebleken op met name de terreinen arbeid, inkomen en huisvesting, aldus de Raad.

Ook ten aanzien van samenwerking tussen de justitieketen en andere ketens zoals de zorgketen, constateert de Raad vruchtbare samenwerking. Zo laat het onderzoek van de Raad naar de aanpak van huiselijk geweld zien dat de justitiële partijen belangrijke bijdragen leveren aan onder meer voorlichting en bewustwording. Een belangrijk punt van aandacht blijft hoe om te gaan met slachtoffers van huiselijk geweld die geen aangifte willen doen. In die gevallen zal er altijd overleg tussen politie en openbaar ministerie moeten plaatsvinden. Desondanks stelt de Raad vast dat er veelbelovende stappen zijn gezet voor goede samenwerking tussen alle betrokken organisaties.

De Raad is kritisch over het gegeven dat het voorkomt dat beleidsreacties op zijn onderzoeken langer dan zes weken op zich laten wachten, zoals in het geval van het onderzoek naar de handhaving van natuur- en milieuwetgeving.

Ik erken dat in enkele gevallen de termijn van zes weken niet haalbaar is gebleken. Ik verwacht binnenkort het rapport en de beleidsreactie aan uw Kamer aan te bieden. De vertraging heeft overigens niet verhinderd dat er mede naar aanleiding van het rapport reeds acties ter verbetering zijn genomen.

Bij de handhaving van natuur- en milieuwetgeving constateert de Raad dat de samenwerking tussen de openbare lichamen en natuurbeschermingsorganisaties enerzijds en de politie en het openbaar ministerie anderzijds versterkt zou moeten worden. Terwijl de openbare lichamen inmiddels over BavPol-capaciteit beschikken, zou deze in de praktijk nog onvoldoende worden ingezet.

De vertegenwoordigers van de openbare lichamen, OM en politie zijn gestart met de afstemming van hun inzet op het terrein van milieuhandhaving. De openbare lichamen werken aan overzichten van de relevante regelgeving. Voorts wordt handhaving van die natuur- en milieuregelgeving opgenomen in de handhavingsarrangementen Buitengewoon agent van politie.

De handhavingsarrangementen zijn mede een uitvloeisel van het door de ministeries van LNV en IenW opgestelde natuur- en milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland voor de periode 2020–2030.4 In dit plan wordt ook aandacht besteed aan handhaving. Op dit moment werkt het Ministerie van LNV, samen met de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan eilandelijke natuurplannen en milieuprogramma’s.

Ik dank de Raad voor zijn inspanningen en bevindingen en kijk uit naar de resultaten van het grootschalige monitoringsonderzoek waarmee de Raad in 2020 zal komen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Artikel 33 Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving.

X Noot
3

Kamerstuk 28 345, nr. 232 en Kamerstuk 28 638, nr. 180

X Noot
4

Dit plan is op 24 april jl. naar uw Kamer gestuurd (Kamerstukken 33 576 en 26 407, nr. 190).

Naar boven