Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2019
Na beantwoording van mondelinge vragen van uw Kamer over het handhaven van de rechtsorde
tijdens acties door boerendemonstranten en klimaatdemonstranten op 15 oktober 2019
(Handelingen II 2019/20, nr. 13, item 2) heeft u mij gevraagd om een brief om uw Kamer nader te informeren (Handelingen II
2019/20, nr. 14, item 8). Ik stuur u deze brief mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het recht op demonstreren in Nederland is een groot goed. Het is van wezenlijk belang
dat de overheid dit recht beschermt en respecteert.
De burgemeester dient zich dan ook actief op te stellen om demonstreren te faciliteren,
zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend.
De burgemeester kan echter wel voorschriften en beperkingen stellen ter bescherming
van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming
van wanordelijkheden.
Het in goede banen leiden van demonstraties vergt maatwerk en een inschatting door
de burgemeester en de politie op basis van hun kennis van de lokale situatie.
Vanwege het grote belang van het demonstratierecht heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in 2018 aan alle burgemeesters de handreiking «Demonstreren bijkans heilig» gezonden. Deze publicatie, waarin op inzichtelijke wijze de toepasselijke juridische
kaders zijn weergegeven, is opgesteld in samenwerking tussen de gemeente Amsterdam,
de politie en het Openbaar Ministerie.
In de praktijk worden vooraf beleids- en tolerantiegrenzen afgesproken in de driehoek
van burgemeester, officier van justitie en politiechef. Het zal er ook van afhangen
hoe een situatie zich ontwikkelt of en hoe de burgemeester bevoegdheden gebruikt.
De politie opereert tijdens de demonstratie onder het gezag van de burgemeester waar
het gaat om de handhaving van de openbare orde. De burgemeester legt over zijn beslissingen
verantwoording af aan de gemeenteraad (en indien aan de orde aan de bestuursrechter).
Het is niet aan mij als Minister om daar in te treden.
Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde gebeurt
dit onder het gezag van de officier van justitie.
Zoals ik op 15 oktober 2019 in antwoord op de mondelinge vragen van uw Kamer heb aangegeven,
herken ik mij niet in het beeld dat sprake is van rechtsongelijkheid bij de wijze
waarop is opgetreden bij de acties van boeren- en klimaatdemonstranten, omdat de verschillende
situaties zich niet laten vergelijken. Het lokaal gezag maakt afwegingen op basis
van de lokale situatie.
De klimaatdemonstranten in Amsterdam waren voornemens om voor onbepaalde tijd een
drukke weg en calamiteitenroute te blokkeren en een deel van de publieke ruimte te
bezetten. De burgemeester heeft op voorhand duidelijk gemaakt aan de actievoerders
dat hiermee geen sprake was van een betoging in de zin van de Wet openbare manifestaties.
Aan een voorstel om op het Museumplein te demonstreren hebben de klimaatactivisten
geen gehoor gegeven. Bij de diverse boerenacties was sprake van een kennisgegeven
demonstratie op een afgesproken locatie, waaraan de burgemeester voorwaarden en beperkingen
had gesteld.
U heeft mij gevraagd om in deze brief in te gaan op de bedreigingen die zijn geuit
aan het adres van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het kabinet
vindt het bedreigen van bestuurders onder alle omstandigheden onacceptabel. Ik laat
mij echter niet uit over individuele zaken. In zijn algemeenheid geldt dat het OM
een onderzoek instelt naar strafbare bedreigingen indien daarvan aangifte is gedaan.
In alle situaties trad de politie op in afstemming met- en onder verantwoordelijkheid
van lokaal gezag op basis van een inschatting van de lokale situatie.
Demonstraties van deze omvang – zeker bij inzet van zwaar materieel – hebben grote
impact en een landelijke uitstraling. Om die reden vindt in dit soort situaties landelijk
gecoördineerd overleg plaats waarbij meerdere overheden zijn betrokken. Op verzoek
van enkele regioburgemeesters zal ik binnenkort met hen hierover in gesprek gaan teneinde
vast te stellen of een en ander voor nieuwe vraagstukken zorgt en, zo ja, wat dat
betekent.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus