29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 484 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2018

Zoals ik heb aangekondigd in onder meer mijn brief van 28 juni 20171 heeft het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van niet geregistreerde criminaliteit. Bijgevoegd treft uw Kamer het onderzoeksrapport (hoofdrapport) aan2 en mijn beleidsreactie hierop. De technische bijlage van het rapport wordt binnenkort op de website van het WODC (www.wodc.nl) gepubliceerd.

In het onderzoek worden methoden beschreven waarmee (beter) inzicht kan worden verkregen in verschillende vormen van criminaliteit en wordt onderzocht in hoeverre het mogelijk is om zicht te krijgen op de aard en omvang van de niet geregistreerde criminaliteit. Daarbij is zowel gekeken naar de bestaande criminaliteitsstatistieken, mogelijke verbetering en aanvulling daarvan als naar nieuwe methodieken.

Uitkomsten rapport

In het rapport wordt geconstateerd dat hoewel uit verschillende bronnen redelijk wat bekend is over de omvang van criminaliteit het niet mogelijk is een compleet, kwantitatief beeld te geven van de totale aard en omvang van de niet geregistreerde criminaliteit. Er blijft een verborgen deel, het «dark number» van criminaliteit, bestaan waar geen uitsluitsel over gegeven kan worden.

De onderzoekers geven aan dat het plausibel is dat de trend die Politiestatistiek, de Veiligheidsmonitor en andere instrumenten de afgelopen jaren hebben gemeten, van een geconstateerde dalende criminaliteit ook een feitelijke daling inhoudt voor zover dit de meer klassieke vormen van criminaliteit betreft. Uit het rapport volgt tegelijkertijd dat minder bekend is over de omvang van nieuwe verschijningsvormen van criminaliteit. Zo concluderen de onderzoekers dat het niet mogelijk is om de omvang van cybercriminaliteit op een betrouwbare wijze vast te stellen, onder andere vanwege de snelle ontwikkelingen op dit terrein.

In het rapport wordt tevens geconstateerd dat het gebruiken van verschillende methoden en technieken en het bekijken van criminaliteit vanuit verschillende perspectieven (anders dan het aantal delicten) bruikbaar kan zijn om het bestaande zicht op de omvang van criminaliteit te verbeteren, door bijvoorbeeld te kijken naar de omvang van de schade bij fraude in plaats van naar het aantal delicten.

Beleidsreactie

Inzicht in de aard en omvang van (geregistreerde) criminaliteit acht ik van groot belang. Beter inzicht in criminaliteit zorgt er immers voor dat beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet. Het rapport laat in zijn algemeenheid zien dat dit inzicht op sommige gebieden verbeterd kan worden en doet aanbevelingen op welke wijze dit zou kunnen. Met het oog op de beschikbare (onderzoeks)capaciteit en de daarmee gepaard gaande kosten, dien ik echter een prioritering te maken op welke criminaliteitsgebieden een verbeterd inzicht het meest wenselijk is. Dat maakt dat ik een aantal aanbevelingen per direct overneem en een aantal aanbevelingen (vooralsnog) niet overneem. Hieronder geef ik per aanbeveling een reactie.

Aanbeveling 2 zich op het beter benutten van de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor in relatie tot Politiestatistiek teneinde betrouwbaarder schattingen te krijgen over het aantal delicten. Ik neem deze aanbeveling over en vraag het WODC te onderzoeken hoe de uitkomsten van deze instrumenten beter kunnen worden benut.

Aanbeveling 3 richt zich op het verbeteren van het inzicht in slachtofferschap van bedrijven. Ik neem deze aanbeveling over. Ik ben met de onderzoekers van mening dat het van belang is om hier meer zicht op te krijgen, omdat criminaliteit tegen het bedrijfsleven als ook de criminaliteit gefaciliteerd door het bedrijfsleven (dat overigens niet expliciet in het onderzoek naar voren komt) grote economische schade tot gevolg kan hebben. De verruiming naar laatstgenoemd fenomeen is belangrijk gezien de gelegenheidsstructuren die het bedrijfsleven soms ongewild biedt bij het faciliteren van ondermijnende criminaliteit. Om deze schade zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken door preventieve maatregelen van de private sector, is het van belang dat de (ontwikkeling van de) aard en omvang van deze criminaliteit beter in beeld wordt gebracht. Mede op basis van dit beeld is het voor het bedrijfsleven nog beter mogelijk om handelingsperspectieven te ontwikkelen ter voorkoming van criminaliteit. Ik ben in overleg met wetenschappers en het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing over de vraag hoe dit kan worden gerealiseerd.

De aanbevelingen 1 en 4 neem ik vooralsnog niet over. Een onderzoek naar een praktisch te implementeren maat voor het meten van criminaliteit (aanbeveling 1) acht ik op dit moment niet opportuun. Verschillende vormen van criminaliteit zullen altijd op verschillende manieren moeten worden gemeten, omdat de aard van de criminaliteit zo divers is. Zo is het meten van de omvang van verkeerscriminaliteit voor een groot deel het tellen van het aantal strafbare feiten. Daarentegen zal bij het meten van de georganiseerde criminaliteit vaker met schattingen worden gewerkt, zoals de omvang van drugshandel in financiële zin in het onlangs gepubliceerde rapport van professor Tops over synthetische drugs in Nederland. Ik verwacht niet dat een dergelijk onderzoek naar een praktische maat voor criminaliteit zal leiden tot een eenduidig antwoord. Aanbeveling 4 richt zich op de publicatie van alle bronnen over de omvang van criminaliteit. Op de website Criminaliteit in beeld wordt reeds (een verwijzing naar de) publicatie van een groot aantal bronnen weergegeven. Hiermee wordt grotendeels al voldaan aan deze aanbeveling. De komende jaren wordt de website verder ontwikkeld en verbeterd.

Aanbevelingen 5, 6 en 7 richten zich op het inzichtelijk maken van verschillende vormen van criminaliteit. Ik vind het met name van groot belang om de omvang van zedenmisdrijven inzichtelijk te maken. Ik ben in overleg met het CBS om de mogelijkheden te verkennen of met behulp van de Veiligheidsmonitor de omvang van seksueel misbruik/geweld beter inzichtelijk kan worden gemaakt. Aanbeveling 6 richt zich op het inzichtelijk maken van delicten zonder slachtoffer die niet cyber gerelateerd zijn, deze aanbeveling neem ik op dit moment niet over. Net zoals ten aanzien van aanbeveling 7 (onderzoek hoe resultaten Monitor Zelfrapportage Jeugd kunnen worden geëxtrapoleerd) zie ik op dit moment onvoldoende dringende behoefte om hiervoor kostbaar onderzoek in te zetten. Ik zal echter – mede in het kader van de jaarlijkse onderzoeksprogrammering van het WODC – periodiek beoordelen of deze behoeften veranderen en hierover met het WODC in overleg gaan.

Afsluitend

Ik vind het van groot belang dat er beschikking is over voldoende gegevens om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over trends en ontwikkelingen rond criminaliteit en veiligheidsbeleving. Op basis van de nu beschikbare statistieken is dit nu mogelijk voor een aanzienlijk deel van de criminaliteit. Er blijft onderzoek gedaan worden om het inzicht in (minder zichtbare) criminaliteitsfenomenen te vergroten. Zo doet het WODC momenteel onderzoek naar de aard en omvang van cyber- en gedigitaliseerde criminaliteit. Daarnaast voert het Centraal Bureau voor de Statistiek een pilotonderzoek uit over de digitale veiligheid van burgers en hun ervaringen met mogelijke digitale criminaliteit of cybercrime in de afgelopen 12 maanden. Ondertussen ga ik de komende periode met de opvolging van de aanbevelingen aan de slag. Ik zal uw Kamer informeren over de voortgang van deze maatregelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 389

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven