29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 427 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2018

Bij brief van 15 maart 2018 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer verzocht om ten behoeve van het algemeen overleg over zeden nader inhoudelijk geïnformeerd te worden over de hoofdlijnen van de herziening van de zedenwetgeving. Met deze brief reageer ik op dit verzoek.

Seksuele misdrijven zijn ernstige misdrijven met voor slachtoffers vaak indringende, ingrijpende en langdurige gevolgen. Titel XIV, Boek II van het Wetboek van Strafrecht bevat de misdrijven tegen de zeden en stelt hierop forse gevangenisstraffen in het vooruitzicht. Heldere wettelijke normstelling is nodig om slachtoffers te beschermen en daders te bestraffen.

In 2016 heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, mede in het licht van een aantal relevante maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en in reactie op bevindingen in het WODC-onderzoek «Herziening van de zedendelicten?», een wetgevingstraject tot modernisering van de zedenwetgeving aangekondigd.1 Doel is een adequate strafrechtelijke reactie te bieden op strafwaardig seksueel gedrag in de hedendaagse en digitaliserende samenleving. Zowel de inhoud als de vormgeving van de zedenwetgeving worden bij de tijd gebracht. Hiertoe is een wetsvoorstel binnen mijn ministerie in voorbereiding.

Nieuwe veelvoorkomende digitale strafwaardige fenomenen, zoals onvrijwillige webcamseks of seksuele afpersing via de webcam (sextortion), zijn aanleiding voor inhoudelijke modernisering van de seksuele misdrijven. Het wetsvoorstel geeft op afstand gepleegde seksuele misdrijven een duidelijke plaats in de strafwet door te expliciteren dat het aanzetten tot seksuele interactie waarbij handelingen aan of met het lichaam van een slachtoffer worden verricht een strafbaar feit oplevert.

In de opzet van het wetsvoorstel is er specifieke aandacht voor de strafrechtelijke bescherming van kwetsbare groepen, waaronder kinderen. Nieuwe online verschijningsvormen van seksueel misbruik van kinderen, zoals live-streaming van kindermisbruik on demand, grooming, sexting en sexchatting met kinderen krijgen een herkenbare strafrechtelijke vertaling op delictsniveau.

Het wetsvoorstel verbetert tevens de vormgeving van de zedenwetgeving, waardoor de wetgeving beter toepasbaar wordt in de praktijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de geconstateerde bezwaren in voornoemd WODC-onderzoek met betrekking tot de samenhang, complexiteit en normstelling van de huidige wetgeving.

Het wetsvoorstel vervangt de huidige zedentitel door een nieuwe titel seksuele misdrijven. De wettelijke structuur wordt vereenvoudigd door de strafbepalingen thematisch te rangschikken. De delictsomschrijvingen worden onderling afgestemd wat betreft reikwijdte en terminologie. Waar van toepassing wordt rechtspraak gecodificeerd. De strafbepalingen worden voorzien van op de aard en de ernst van de gedraging afgestemde strafmaxima. Tegelijkertijd wordt de zichtbaarheid van de strafverzwaringsgronden verbeterd.

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel is gebleken dat zich keuzes aandienen, met name ten aanzien van de normstelling en de afgrenzing ten opzichte van andere misdrijven, die een zorgvuldige en breed gedragen afweging verdienen. Deze constatering is aanleiding geweest om een deskundigenoverleg over de modernisering van de zedenwetgeving te organiseren. Dit overleg is momenteel gaande en is multidisciplinair van aard, hieraan nemen deskundigen op het terrein van gedrag en strafrechtdeskundigen deel.

In het deskundigenoverleg wordt onder meer gesproken over onderwerpen als ontwikkelingen in (online) seksueel grensoverschrijdend gedrag, de effecten hiervan op slachtoffers, de mogelijkheid van meer differentiatie in strafbaarstelling van bepaalde vormen van seksueel (getint) grensoverschrijdend gedrag, al dan niet als seksueel misdrijf. Ook de relevante gedragswetenschappelijke, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen met betrekking tot seksueel geweld (aanranding en verkrachting), zoals de invloed van de #MeToo-beweging, zijn onderwerp van bespreking in het deskundigenoverleg.

De inzichten die tijdens deskundigenoverleg naar voren komen worden verwerkt in het wetsvoorstel of worden als concrete aandachtspunten in de consultatiefase aan de orde gesteld. Uw Kamer zal, zoals eerder toegezegd, op de hoogte worden gesteld van de uitkomsten van dit overleg. Na afronding van het deskundigenoverleg en de verwerking van de uitkomsten hiervan verwacht ik rond de zomer van 2018 een wetsvoorstel tot modernisering van de zedenwetgeving in consultatie te kunnen geven.

Naast het wetsvoorstel tot modernisering van de zedenwetgeving zijn er andere relevante wetswijzigingen in voorbereiding. In het voorjaar van 2018 wordt een wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van een aantal actuele delictsvormen in procedure gebracht. In dit wetsvoorstel wordt, mede ter uitvoering van het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), een zelfstandige strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal (wraakporno) opgenomen. Het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel Computercriminaliteit III bevat wijzigingen van de delictsomschrijvingen van verleiding van een minderjarige en grooming in verband met de inzet van de lokpuber.2

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 300

X Noot
2

Kamerstuk 34 372, A

Naar boven