29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 315 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2016

Op 5 april jl. stuurde ik u mijn reactie op het verzoek van uw Kamer van 10 maart jl. inzake de inventarisatie en analyse van werkvoorraden bij de gerechten en gerechtshoven (Kamerstuk 29 279, nr. 311). Per abuis ontbreekt in deze brief een reactie op de vraag van het lid van Nispen (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 698) of ik de mening deel dat het onverstandig is te bezuinigen op de rechtspraak in verband met de bestaande werkvoorraden. Bij deze ontvangt u alsnog het antwoord op deze vraag.

De rechtspraak wordt bekostigd op basis van de uitstroom van zaken, tegen vastgestelde prijzen per categorie. Over de prijzen wordt eens in de drie jaar een prijsakkoord met de Raad voor de rechtspraak gesloten.

Volgens de regels van het bekostigingssysteem wordt het aantal zaken dat de rechtspraak daadwerkelijk behandelt (de uitstroom) ook daadwerkelijk bekostigd via de bijdrage en eventueel via de egalisatierekening. Dat gebeurt tegen de afgesproken prijzen. Tussen de hoogte van mijn bijdrage en de werkvoorraad bestaat geen directe relatie. Theoretisch zou het zo kunnen zijn dat, indien de financiële buffers van de Rechtspraak ontoereikend zijn, de Rechtspraak zich genoodzaakt zou zien werkvoorraden te laten oplopen. Deze financiële buffers bestaan uit het eigen vermogen, waarmee afwijkingen tussen prijsafspraak en de gerealiseerde prijs worden opgevangen, en de egalisatierekening waarmee afwijkingen tussen de gefinancierde en gerealiseerde productie worden opgevangen. Eind 2014 bedroeg de egalisatierekening € 58 mln. en het eigen vermogen € 23 mln. De stand van eind 2015 is op dit moment nog niet bekend. Ik heb geen signalen dat de financiële buffers in 2015 drastisch zijn geslonken.

In 2016 is voor het eerst sprake van een daling van de prijzen als gevolg van de Rijksbrede taakstelling. Niet eerder werd de Rechtspraak een taakstelling opgelegd. Dit is onderdeel van het Prijsakkoord dat mijn voorganger 3 jaar geleden met de Raad voor de rechtspraak heeft afgesloten. Bij de behandeling van de VenJ-begroting voor 2016 is geconstateerd dat met name de investeringen in het programma KEI zorgen voor een te krap budgettair kader voor de Rechtspraak. Om die reden is een bedrag van € 20 mln. in 2016 en € 25 mln. structureel vanaf 2017 toegevoegd aan het budget van de Rechtspraak.

De analyse van de werkvoorraden geeft mij geen aanleiding voor de constatering dat er sprake is van ernstige en/of structurele problemen. Daarbij komt dat de betreffende gerechten maatregelen hebben genomen om de achterstanden weg te werken. Ik deel dus niet de mening dat de werkvoorraden dusdanig zijn dat deze tot een verdere aanpassing van het budget van de rechtspraak zou moeten leiden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven