29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

29 628 Politie

Nr. 250 MOTIE VAN HET LID HELDER

Voorgesteld 1 juli 2015

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in gevallen waarin DNA-afname bij veroordeelden wettelijk is voorgeschreven, DNA-materiaal slechts in 20% tot 30% van de gevallen daadwerkelijk wordt afgenomen, dat deze gang van zaken de opsporing van (andere) strafbare feiten ernstig bemoeilijkt en dat dit dus zelfs mensenlevens kan kosten;

overwegende dat het erg ingrijpend is om DNA-afname mogelijk te maken bij in verzekering gestelde verdachten, omdat het nog (slechts) om een verdachte gaat;

overwegende dat de Raad van Hoofdcommissarissen als optie heeft aangegeven om DNA-afname mogelijk te maken op het moment dat de verdachten nog feitelijk ter beschikking van justitie zijn en wel in de rechtbank waar zij op dat moment aanwezig zijn;

overwegende dat de angst dat het aantal verstekvonnissen hierdoor zal toenemen kan worden ondervangen door het invoeren van de verschijningsplicht ter zitting waar het vonnis wordt uitgesproken;

van mening dat deze wijze de voorkeur verdient, omdat DNA-afname dan gebeurt bij een veroordeelde;

verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat DNA-afname mogelijk wordt ter zitting na een veroordeling voor een misdrijf waarvoor de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden voorschrijft dat DNA-afname verplicht is en ter zake een verschijningsplicht ter terechtzitting in het Wetboek van Strafvordering op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Helder

Naar boven