Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2014
Op 30 oktober jl. heeft uw Kamer in de regeling van werkzaamheden verzocht om een
brief over «de conclusies van de visitatiecommissie van de rechterlijke organisatie,
dat er te weinig geld is om de kwaliteit van de rechtspraak te waarborgen» (NRC, 30 oktober
2014)(Handelingen II 2014/15, nr. 18, item 6).
De visitatiecommissie onder leiding van de heer prof. mr. M.J. Cohen heeft in korte
tijd alle gerechten bezocht en doet in haar rapport gedetailleerd verslag van haar
bevindingen. Het rapport bevat tal van projecten en initiatieven die bewezen hebben
een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de rechtspraak. Daarnaast bevat
het rapport ook aanbevelingen voor verbeterde implementatie en benutting van kwaliteitsinstrumenten.
De Rechtspraak heeft inmiddels voor de derde maal -vanaf 2006 om de vier jaar – een
externe visitatiecommissie laten oordelen over de stand van de kwaliteitszorg binnen
de gerechten. De rechtspraak laat door openbaarmaking van het rapport blijken transparant
te zijn en publieke verantwoording te willen afleggen.
Met de leden van de Raad voor de rechtspraak heb ik op 11 november jl. gesproken over
het rapport van de visitatiecommissie. In het gesprek met de leden van de Raad is
besproken dat de rechtspraak wordt bekostigd door middel van een door mij en de Raad
gewaardeerd systeem. In het Prijsakkoord met de Raad zijn voor de jaren 2014 – 2016
afspraken gemaakt over de prijzen en over benodigde middelen voor kwaliteit. In dit
Prijsakkoord is een tijdelijke tegemoetkoming van € 26,5 mln. per jaar beschikbaar
gesteld om de balans tussen werkdruk en kwaliteit te bewaren, voor frictiekosten en
voor investeringen in het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI).
De Raad heeft laten weten dat hij in reactie op de conclusies en aanbevelingen van
het rapport aan ieder gerecht een plan vraagt, waarin duidelijk wordt gemaakt hoe
de gerechten de aanbevelingen en acties uit het rapport oppakken. Onderdeel hiervan
kan zijn de verdeling van de door mij beschikbaar gestelde middelen over de gerechten
en binnen de gerechten. Bij de verdeling van de beschikbare middelen kan de Raad en
kunnen de gerechtsbesturen eigen keuzes maken.
Deze plannen moeten bij de bestuurlijke overleggen met de gerechten (omstreeks maart
2015) gereed zijn. In de bestuurlijke overleggen tussen Raad en gerechten wordt de
voortgang gemonitord. Raad en gerechtsbesturen zien er op toe dat de plannen worden
uitgevoerd.
Ik ondersteun de aanpak van de Raad voor de rechtspraak en zal de voortgang ervan
volgen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten