29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 171 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2013

Bij motie van 15 februari 2012 hebben de leden Schouw en Berndsen van uw Kamer de regering opgeroepen te onderzoeken hoe de beoordeling van wrakingsverzoeken zo kan worden aangepast dat de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid daarvan beter is gewaarborgd (Kamerstuk 29 279, nr. 136).

Naar aanleiding van deze motie berichtte ik u bij brief van 5 juli 2012 (Kamerstuk 29 279, nr. 148) dat de Raad voor de rechtspraak een interne werkgroep had ingesteld met als opdracht om de oorzaken en gevolgen van wrakingsverzoeken te analyseren en aanbevelingen te doen hoe de Rechtspraak hiermee om kan gaan. Voorts gaf ik aan dat de Raad voor de rechtspraak opdracht had gegeven tot het doen van een tweetal wetenschappelijk onderzoeken (1).

Ik zegde u toe u nader te zullen informeren over het standpunt van de Raad over de wrakingsprocedure.

Bij de begrotingsbehandeling van mijn ministerie op 28 november 2012 (Handelingen II 2012/13, nr. 28, item 3, blz. 3–32 en item 6, blz. 35–65) zegde ik de leden Oskam en de Recourt van uw Kamer tevens toe dat gekeken zou worden of het mogelijk is de wrakingskamer onder te brengen bij de hoger beroepsrechter of bij de wrakingsbeoordeling een niet-rechter te betrekken.

De conclusies van beide onderzoeken en van de werkgroep zijn inmiddels binnen de Rechtspraak besproken en de Raad heeft mij geïnformeerd over zijn standpunt. Ik sluit deze brief met de twee onderzoeken bij.

Het onderbrengen van de wrakingskamer bij een ander gerecht brengt organisatorische problemen met zich mee. De Raad zal in een pilot bij het Gerechtshof Amsterdam en Den Haag onderzoeken hoe deze problemen ondervangen kunnen worden door bijvoorbeeld telehoren en teleconferencing. De gerechtshoven Amsterdam en Den Haag laten in de pilot de behandeling en beslissing van alle wrakingsverzoeken over aan de wrakingskamer van het andere hof. De leden van de wrakingskamer fungeren daarbij als raadsheerplaatsvervanger van het andere hof. In de pilot zal onderzocht worden of de behandeling van wrakingsverzoeken door een externe wrakingskamer bijdraagt aan het vertrouwen in de rechtspraak. Voorts zal worden onderzocht of een efficiënte behandeling van wrakings- verzoeken door een externe wrakingskamer mogelijk is.

De pilot zal een jaar duren en daarna worden geëvalueerd. Na afloop van de pilot zal worden bekeken of deze werkwijze naar andere gerechten kan worden uitgebreid. Hierna zal ik u informeren over de uitkomsten en over mijn standpunt aangaande de wrakingsprocedure.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ivo Giesen, Francois Kristen, Liesbeth Enneking, Evelien de Kezel, Leonie van Lent, Paul Willemsen, De wrakingsprocedure, een rechtsvergelijkend onderzoek, Rvdr research Memoranda, nummer 5/2012 en Wibo van Rossum, Jet Tigchelaar en Pieter Ippel, Wraking bottom-up, een empirisch onderzoek, Rvdr Research Memoranda, nummer 6/2012, ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven