29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 107 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2010

Tijdens het Algemeen overleg over de herziening van de gerechtelijke kaart op 10 februari jl. (29 279, nr. 104) zegde ik u toe u te informeren over de uitkomst van het gesprek met vertegenwoordigers van de stichting e-Court.

Zoals ik u eerder in antwoord op schriftelijke vragen van het kamerlid Gerkens (TK 2009–2010, 1455) meldde was mijn voornaamste bezwaar, dat de wijze waarop e-Court zich op de website en in de media presenteerde aanleiding gaf tot verwarring bij de burger. Ik gaf aan daarover met e-Court in gesprek te zullen gaan. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden en heeft tot een voor alle partijen bevredigend resultaat geleid. Afgesproken is dat e-Court de terminologie op de website aanpast. De alternatieve bewoordingen zijn in overleg met Justitie en de Raad voor de rechtspraak vastgesteld. Ook is afgesproken dat e-Court passages op de website, die mogelijk begrepen zouden kunnen worden als «afzetten tegen» de overheidsrechtspraak, wijzigt.

De website is inmiddels op de belangrijkste punten aangepast. De termen «rechter» en «vonnis» zijn vervangen door «geschillenbeslechter (GB)» en «afdwingbare uitspraak». Tevens is de tekst over het beroep op de overheidsrechter aangepast. De aanpassing van alle pagina’s van de website zal iets meer tijd in beslag nemen.

Ik stel vast dat met deze aanpassingen voldoende duidelijkheid is ontstaan over de status van e-Court en dat de presentatie en communicatie geen aanleiding meer geeft voor verwarring bij de rechtzoekende. Mijn ministerie, alsmede de Raad voor de rechtspraak, zullen aangesloten blijven op de verdere ontwikkelingen met betrekking tot e-Court.

Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven