29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 62 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2011

1. Inleiding

Hierbij informeer ik u over het verloop van het reclasseringstoezicht inzake S. v.d. V. Tijdens de regeling van werkzaamheden van 21 september 2011 heeft uw Kamer hierover een brief gevraagd. Met deze brief beantwoord ik tevens de vragen van de leden Arib en Bouwmeester (beiden PvdA) van 2 september 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel nr. 823) en de vragen van het lid Arib van 5 oktober 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, Aanhangsel nr. 822).

2. Achtergrond

Betrokkene is op 22 juni 2009 veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar voor ontucht met kinderen jonger dan 16 jaar. Tegen deze uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Vanaf de inverzekeringstelling is betrokkene ingesloten. Op 20 september 2009 heeft hij de 27 maanden van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf uitgezeten en is hij met aftrek van voorarrest in vrijheid gesteld. Door het instellen van beroep in cassatie was het arrest van het Gerechtshof nog niet onherroepelijk en kon betrokkene niet onder verplicht reclasseringstoezicht worden gesteld. Volgens het thans nog vigerende artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht treedt de proeftijd van het voorwaardelijk deel van de straf pas in werking als een uitspraak onherroepelijk is.

Ondanks het ontbreken van een dwingend justiteel kader hebben Reclassering Nederland, diverse gemeenten en woningcorporaties zich vanaf september 2009 ingezet om betrokkene onder vrijwillig toezicht te laten starten met zijn resocialisatie. Structurele huisvesting was onderdeel hiervan. Betrokkene heeft echter steeds verklaard niet bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden die gemeenten in ruil voor huisvesting stelden met het oog op een verantwoorde terugkeer.

Dergelijke situaties, waarin justitiabelen met ernstig recidivegevaar niet onder toezicht staan in afwachting van de onherroepelijke uitspraak, acht ik onwenselijk. Met het wetsvoorstel voorwaardelijke sancties, dat op 15 november jl. door de Eerste Kamer is aanvaard (Kamerstukken 32 319), wordt daarom verplicht reclasseringstoezicht ook mogelijk gemaakt in de periode voorafgaand aan het onherroepelijk worden van de uitspraak. Daarmee kan een toezichtloze periode in de toekomst worden voorkomen.

3. Start verplicht reclasseringstoezicht

Op 28 juni 2011 is het cassatieberoep van betrokkene door de Hoge Raad definitief verworpen en is de uitspraak onherroepelijk geworden. Vanaf dat moment stond betrokkene direct onder strikt reclasseringstoezicht met wekelijks face-to-face-contact en een behandeltraject. Er is in de tussentijd voortdurend overleg geweest tussen betrokkene en allerlei instanties, waaronder diverse gemeenten, Reclassering Nederland, zorginstellingen en het openbaar ministerie. Uitgangspunt daarbij was dat betrokkene in een niet nader te noemen gemeente in Nederland onder strikt reclasseringstoezicht zou gaan wonen. De inspanningen van de betrokken organisaties waren er nadrukkelijk op gericht het toezicht- en behandeltraject en daarmee een verantwoorde terugkeer van betrokkene te laten slagen. Mede gelet op de grote publiciteit rondom deze zaak is het aanbieden van huisvesting aan betrokkene moeilijk gebleken. Er zijn desondanks afspraken gemaakt met onder meer IRISzorg van Stichting Verslavingsreclassering GGz en met het Leger des Heils om betrokkene (tijdelijk) te huisvesten.

Het toezicht werd echter ernstig bemoeilijkt omdat betrokkene steeds van verblijfplaats wisselde en niet de bereidheid toonde om tot een goede invulling van het toezicht te komen. Als onderdeel van de bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk deel van zijn straf dient betrokkene zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Daartoe behoort ook het informeren van de reclassering van een eventuele adreswijziging. Na zijn verblijf in IRISzorg heeft betrokkene echter de reclassering niet op de hoogte gesteld van zijn nieuwe verblijfplaats. Ondanks herhaalde verzoeken van de reclassering weigerde betrokkene aan te geven waar hij verbleef. Reclassering Nederland heeft daarop aangegeven het toezicht niet meer met voldoende veiligheidswaarborgen te kunnen uitvoeren en het openbaar ministerie geïnformeerd over de overtreding van de voorwaarden met het advies een vordering tenuitvoerlegging in te dienen. Het OM heeft bij het Hof te ’s-Hertogenbosch een vordering ingediend tot een partiële tenuitvoerlegging van 3 maanden van het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf gecombineerd met verscherpte toezichtvoorwaarden. Het Hof heeft op 21 november 2011, met als motivering dat de maatschappij meer gebaat is bij behandeling dan bij kale opsluiting van veroordeelde in het kader van de gevorderde tenuitvoerlegging, besloten deze zaak aan te houden tot 1 maart 2012 en heeft het openbaar ministerie, de reclassering én betrokkene gelast intussen sluitende afspraken te maken over structurele huisvesting en de voorwaarden hiervoor, zodat toezicht en behandeling van betrokkene weer kunnen worden opgestart. Hierbij is bereidwilligheid van gemeenten om Van der V. te huisvesten onontbeerlijk. Eerder is dat in deze zaak niet vanzelfsprekend gebleken.

Voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van het werken met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht is het in dit verband van essentieel belang dat als de voorwaarden niet worden nageleefd ook snel kan worden overgegaan tot insluiting van de betrokkene. Onder de bestaande wetgeving kan dat nog niet. Het voornoemde wetsvoorstel voorwaardelijke sancties maakt aanhouding en insluiting van de veroordeelde wel mogelijk onmiddellijk na het constateren van een overtreding van de voorwaarden.

4. Tot slot

Voor de aanpak van een verantwoorde terugkeer van zedendelinquenten sluit ik aan bij de maatregelen als genoemd in de brief aan de Tweede Kamer van 8 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 VI, nr. 9). Met de wet voorwaardelijke sancties wordt bovendien ingezet op een intensivering van de strafrechtelijke voorwaarden waaraan zedendelinquenten moeten voldoen, waaronder locatiegeboden en -verboden in combinatie met elektronische controlemiddelen. Daarbij wordt ook mogelijk gemaakt dat de veroordeelde niet terugkeert in de woning en wijk waar hij zijn misdrijven heeft gepleegd. De terugkeer van zedendelinquenten dient met het oog op de veiligheid zo zorgvuldig en verantwoord mogelijk onder voorwaarden plaats te vinden. Ik bereid daarom ook een wetsvoorstel voor om levenslang toezicht op zedendelinquenten mogelijk te maken, zodat terugval en dreigende recidive langer kan worden gesignaleerd en direct kan worden ingegrepen. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel in de eerste helft van 2012 bij uw Kamer kan worden ingediend.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven