29 259
Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg)

nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2007

Het voorliggende rapport1 bevat de resultaten en conclusies van het onderzoek dat de sector Archeologie van de Erfgoedinspectie en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) gezamenlijk hebben uitgevoerd naar de kwaliteit van archeologisch onderzoek. Hiermee kom ik tegemoet aan een schriftelijke toezegging aan de Kamer (Kamerstuk 2005–2006, 29 259, nr. 15). Het betreft archeologisch onderzoek dat in het kader van de Archeologische Monumentenzorg in 2006 is uitgevoerd. Vanaf de introductie van de marktwerking in de archeologie zijn er vragen en zorgen geweest over de kwaliteit van archeologisch onderzoek. Het is om die reden dat medio 2005 een grootschalig onderzoek naar de kwaliteit van het archeologisch onderzoek te laten uitvoeren door de Erfgoedinspectie en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten samen. Kern in de archeologische monumentenzorg is het programma van eisen en het is om die reden dat het eerste deel van dit grootschalige onderzoek, zich op de kwaliteit van programma’s van eisen (PvE’s) en het veldwerk ligt.

De conclusies en de negen aanbevelingen uit het onderzoek geven een wisselend beeld. Ik vind het positief dat de Erfgoedinspectie constateert dat de kwaliteit over het algemeen sterk is verbeterd. Dat geeft aan dat vergunninghouders steeds zorgvuldiger en consequenter aandacht besteden aan het programma van eisen. De inspectie constateert ieder jaar echter ook dat er nog te veel programma’s van eisen onder de maat zijn. Het blijft zaak om, zoals de erfgoedinspectie aanbeveelt, hier scherp op te blijven letten de komende jaren. De aanbeveling van de inspectie om een standaard PvE model te introduceren als voorschrift in de opgravingvergunning, vind ik interessant. Ik zal hierover een besluit nemen nadat ik heb bekeken of dit niet leidt tot een onevenredige lastendruk en bureaucratie.

Dit onderzoek is een eerste stap in de richting van het monitoren van de kwaliteit in de cyclus van de archeologische monumentenzorg. De Erfgoedinspectie en de Rijksdienst zullen ook onderzoek doen naar de kwaliteit van de archeologische rapportages. Uit de verschillende onderzoeken zal een totaalbeeld ontstaan dat inzicht geeft in de werking van de nieuwe archeologische wetgeving (de maltawetgeving). Zodra de nieuwe onderzoeken verricht zijn, zal ik u hierover informeren.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven