29 248 Invoering Diagnose Behandeling Combinaties (DBCs)

Nr. 267 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2014

In het Bestuurlijk Akkoord GGZ 2014–2017 is afgesproken (zie daarvoor Kamerstuk 29 248, nr. 257) dat de DSM-diagnose op de ggz-factuur wordt opgenomen, zowel in de generalistische basis-ggz als in de gespecialiseerde ggz, onder voorbehoud van een (goedkeurende) uitspraak hierover van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).1 In het betreffende akkoord is ook afgesproken dat het Landelijk Platform GGz (LPGGz) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hierover namens de andere partijen in gesprek zullen treden met het CBP en dat hierover een officieel (advies)verzoek aan het CBP zal worden gedaan. Graag informeer ik u met deze brief over de stand van zaken rond de uitvoering van deze afspraken.

De communicatie met het CBP en de formele adviesaanvraag aan het CBP hebben beide plaatsgevonden onder de regie en verantwoordelijkheid van de NZa. Reden hiervan is dat de hiervoor genoemde afspraak uit het bestuurlijk akkoord een voorstel betreft tot wijziging van regelgeving, waartoe de NZa op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg exclusief bevoegd is. Op 7 maart 2014 heeft de NZa het voornemen voor aanpassing van de NZa-regelgeving ter toetsing aan het CBP voorgelegd met een bijbehorende onderbouwing van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit die is aangeleverd door LPGGz en ZN. LPGGz en ZN hebben voor deze onderbouwing juridisch advies ingewonnen bij een externe partij. De NZa heeft mij per brief van 4 april laten weten dat het CBP op 27 maart 2014 op deze adviesaanvraag heeft gereageerd. Deze brief van de NZa van 4 april, inclusief bijlagen (te weten de adviesaanvraag van de NZa aan het CBP, de daarbij behorende stukken en de reactie van het CBP) stuur ik u hierbij toe2.

Het CBP geeft aan niet in te gaan op het verzoek tot advisering aan de NZa over de verplichtstelling van de vermelding van de primaire DSM-diagnose op de factuur in de ggz. Het CBP schrijft: «Het CBP is van oordeel dat een eventuele verplichting tot vermelding van de primaire DSM-IV diagnose op de factuur in de GGZ niet door de NZa zou moeten worden opgelegd, maar door de Minister van VWS. Het CBP kan dan ter zake de Minister van VWS adviseren. Gelet hierop acht het CBP het niet opportuun om op het verzoek van de NZa tot advisering ter zake in te gaan.»

Over hoe met deze reactie van het CBP zal worden omgegaan en hoe het verdere proces rond de uitvoering van de hiervoor genoemde afspraak verder zal worden ingericht, zal ik u zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Nu wordt (in de gespecialiseerde ggz) alleen de diagnose op hoofdgroepniveau op de ggz-factuur vermeld.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven