nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2004
1. Inleiding
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft een uitgebreid onderzoek
uitgevoerd naar de spoedeisende medische hulpverlening in Nederland. De IGZ
heeft hiervoor alle schakels in de keten van spoedeisende medische hulpverlening
onderzocht. Daarnaast heeft de IGZ specifiek onderzoek uitgevoerd naar de
kwaliteit van de hulpverlening van spoedeisende eerste hulp (SEH) afdelingen
van ziekenhuizen. Het bijgevoegde rapport bevat de resultaten van dit onderzoek1. In deze brief beschrijf ik mijn reactie hierop.
2. Bevindingen zijn niet rooskleurig
De IGZ concludeert dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de spoedeisende
medische hulpverlening op een aantal punten tekort schiet. Een ketenbrede
visie, evaluatie en een ketenbreed kwaliteitssysteem komen nog niet van de
grond. De voorwaarden voor een landelijk dekkend MICU netwerk zijn nog ontoereikend.
De ontwikkeling van de traumazorgnetwerken verloopt langzamer dan gewenst.
Een aantal ziekenhuizen is onvoldoende geëquipeerd om alle categorieën
patiënten op te vangen. De toegankelijkheid en kwaliteit van SEH-afdelingen
is wisselend. Hierbij is geen onderscheid te maken tussen academische, grote,
middelgrote en kleine ziekenhuizen. Ten slotte houden de voorzieningen op
een aantal SEH-afdelingen geen gelijke tred met de technologische ontwikkelingen
en het groeiende aantal bezoekers.
3. Structurele verbeteringen op korte termijn noodzakelijk
Ik vind het van groot belang dat op korte termijn een aantal structurele
verbeteringen wordt ingezet om de kwaliteit van de spoedeisende medische hulpverlening
te verbeteren. Veel zal hierbij echter vanuit het veld zelf moeten komen.
Het is immers de verantwoordelijkheid van aanbieders van spoedeisende
medische hulpverlening om kwalitatief goede zorg te leveren. De IGZ geeft
in haar rapport duidelijk weer welke acties de ketenpartners dienen te nemen.
Ik verwacht dat de ketenpartners hier op korte termijn navolging aan geven
en ik verzoek de IGZ hierop toe te zien.
Ik ben blij dat de IGZ in haar rapport concludeert dat de structuur in
de keten van acute zorg is verbeterd. Desondanks zijn nog verbeteringen noodzakelijk.
In mijn beleidsvisie acute zorg, die ik de Tweede Kamer in oktober 2003 (TK
29 247, nr. 1) stuurde, gaf ik al aan dat ik veel verbeteringen verwacht
van een structurele samenwerking tussen ketenpartners in de acute zorgketen.
Het is mijn bedoeling de huidige traumacentra een vooruitgeschoven rol te
geven in de organisatie hiervan en dat zij hiermee nog dit najaar starten.
Ik onderschrijf dat het transport via Mobiele Intensive Care Units (MICU)
een belangrijke voorwaarde is voor een goed functionerende Intensive Care
(IC) zorg. Het primaat van de ontwikkeling van een adequaat MICU vervoer ligt –
als één van de oplossingsmaatregelen uit het Programma IC –
bij het veld. Over de voortgang hiervan hebben partijen mij recentelijk gerapporteerd.
In de aan de Tweede Kamer toegezegde voortgangsrapportage IC zal ik hier nader
op ingaan.
De IGZ concludeert dat de ontwikkeling van de traumazorgnetwerken langzamer
verloopt dan gewenst. Hoewel dit inderdaad niet in de door mij gewenste snelheid
gaat, beginnen de netwerken toch vorm te krijgen. Half oktober wordt gestart
met een pilot voor een traumaregistratiesysteem en nog eind dit jaar zal dit
systeem landelijk in werking treden. Op dit moment evalueert het College voor
Zorgverzekeringen het functioneren van de traumacentra. In het eerste kwartaal
van 2005 zal een evaluatierapport aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Aan
de hand van de aanbevelingen uit deze evaluatie zal ik bezien welke verdere
stappen genomen moeten worden.
Uit het onderzoek blijkt verder dat een aantal ziekenhuizen onvoldoende
geëquipeerd is om alle categorieën patiënten te kunnen stabiliseren.
Dit lijkt mij niet verantwoord. Ik onderschrijf daarom ook het belang van
een SEH-level indeling. Tijdens de behandeling van de Wet toelating zorginstellingen
in de Tweede Kamer heb ik aangegeven de traumacentra hierbij een vooruitgeschoven
rol te willen geven.
De IGZ heeft slechts een aantal goed geëquipeerde SEH-afdelingen
gezien. Ik vind dit zeer zorgelijk. Het kan niet zo zijn dat een portier de
urgentie van een hulpvraag inschat. Hoewel ik besef dat de norm voor de ziekenhuizen
nieuw is en grote veranderingen meebrengt, lijkt het mij verstandig dat ziekenhuizen
op korte termijn werken naar een situatie waar op een SEH-afdeling de beschikbaarheid
van een arts met tenminste twee jaar ziekenhuiservaring gegarandeerd is. Daarnaast
onderschrijf ik het belang van de ontwikkeling van een uniforme opleiding
Spoedeisende Geneeskunde. Daarom heb ik de Stuurgroep Modernisering Opleidingen
en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg verzocht het projectvoorstel van
de Stichting Opleiding Spoedeisende Geneeskunde om één landelijk
uniforme en erkende opleiding Spoedeisende Geneeskunde op te zetten, in behandeling
te nemen.
4. Onverantwoorde zorg is niet aanvaardbaar
Ik verzoek de ketenpartners op korte termijn invulling te geven aan de
acties die de IGZ in haar rapport voorstelt. De kwaliteit van de spoedeisende
geneeskunde zal hierdoor op korte termijn verbeteren. Daarnaast verwacht ik
dat de IGZ haar bevoegdheid gebruikt als blijkt dat zorg toch onverantwoord
is. Als aanbieders niet voldoen aan de normen die de IGZ stelt, verwacht ik
dat de IGZ de benodigde procedures in gang zet om in te grijpen. Juist omdat
spoedeisende medische hulpverlening een zorgcategorie is met een
hoog risico gehalte, vind ik het van groot belang dat wij er samen voor zorgen
dat die zorg goed georganiseerd is en kwalitatief verantwoord geleverd wordt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst