29 247
Acute zorg

nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2004

1. Inleiding

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de spoedeisende medische hulpverlening in Nederland. De IGZ heeft hiervoor alle schakels in de keten van spoedeisende medische hulpverlening onderzocht. Daarnaast heeft de IGZ specifiek onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de hulpverlening van spoedeisende eerste hulp (SEH) afdelingen van ziekenhuizen. Het bijgevoegde rapport bevat de resultaten van dit onderzoek1. In deze brief beschrijf ik mijn reactie hierop.

2. Bevindingen zijn niet rooskleurig

De IGZ concludeert dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de spoedeisende medische hulpverlening op een aantal punten tekort schiet. Een ketenbrede visie, evaluatie en een ketenbreed kwaliteitssysteem komen nog niet van de grond. De voorwaarden voor een landelijk dekkend MICU netwerk zijn nog ontoereikend. De ontwikkeling van de traumazorgnetwerken verloopt langzamer dan gewenst. Een aantal ziekenhuizen is onvoldoende geëquipeerd om alle categorieën patiënten op te vangen. De toegankelijkheid en kwaliteit van SEH-afdelingen is wisselend. Hierbij is geen onderscheid te maken tussen academische, grote, middelgrote en kleine ziekenhuizen. Ten slotte houden de voorzieningen op een aantal SEH-afdelingen geen gelijke tred met de technologische ontwikkelingen en het groeiende aantal bezoekers.

3. Structurele verbeteringen op korte termijn noodzakelijk

Ik vind het van groot belang dat op korte termijn een aantal structurele verbeteringen wordt ingezet om de kwaliteit van de spoedeisende medische hulpverlening te verbeteren. Veel zal hierbij echter vanuit het veld zelf moeten komen. Het is immers de verantwoordelijkheid van aanbieders van spoedeisende medische hulpverlening om kwalitatief goede zorg te leveren. De IGZ geeft in haar rapport duidelijk weer welke acties de ketenpartners dienen te nemen. Ik verwacht dat de ketenpartners hier op korte termijn navolging aan geven en ik verzoek de IGZ hierop toe te zien.

Ik ben blij dat de IGZ in haar rapport concludeert dat de structuur in de keten van acute zorg is verbeterd. Desondanks zijn nog verbeteringen noodzakelijk. In mijn beleidsvisie acute zorg, die ik de Tweede Kamer in oktober 2003 (TK 29 247, nr. 1) stuurde, gaf ik al aan dat ik veel verbeteringen verwacht van een structurele samenwerking tussen ketenpartners in de acute zorgketen. Het is mijn bedoeling de huidige traumacentra een vooruitgeschoven rol te geven in de organisatie hiervan en dat zij hiermee nog dit najaar starten.

Ik onderschrijf dat het transport via Mobiele Intensive Care Units (MICU) een belangrijke voorwaarde is voor een goed functionerende Intensive Care (IC) zorg. Het primaat van de ontwikkeling van een adequaat MICU vervoer ligt – als één van de oplossingsmaatregelen uit het Programma IC – bij het veld. Over de voortgang hiervan hebben partijen mij recentelijk gerapporteerd. In de aan de Tweede Kamer toegezegde voortgangsrapportage IC zal ik hier nader op ingaan.

De IGZ concludeert dat de ontwikkeling van de traumazorgnetwerken langzamer verloopt dan gewenst. Hoewel dit inderdaad niet in de door mij gewenste snelheid gaat, beginnen de netwerken toch vorm te krijgen. Half oktober wordt gestart met een pilot voor een traumaregistratiesysteem en nog eind dit jaar zal dit systeem landelijk in werking treden. Op dit moment evalueert het College voor Zorgverzekeringen het functioneren van de traumacentra. In het eerste kwartaal van 2005 zal een evaluatierapport aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Aan de hand van de aanbevelingen uit deze evaluatie zal ik bezien welke verdere stappen genomen moeten worden.

Uit het onderzoek blijkt verder dat een aantal ziekenhuizen onvoldoende geëquipeerd is om alle categorieën patiënten te kunnen stabiliseren. Dit lijkt mij niet verantwoord. Ik onderschrijf daarom ook het belang van een SEH-level indeling. Tijdens de behandeling van de Wet toelating zorginstellingen in de Tweede Kamer heb ik aangegeven de traumacentra hierbij een vooruitgeschoven rol te willen geven.

De IGZ heeft slechts een aantal goed geëquipeerde SEH-afdelingen gezien. Ik vind dit zeer zorgelijk. Het kan niet zo zijn dat een portier de urgentie van een hulpvraag inschat. Hoewel ik besef dat de norm voor de ziekenhuizen nieuw is en grote veranderingen meebrengt, lijkt het mij verstandig dat ziekenhuizen op korte termijn werken naar een situatie waar op een SEH-afdeling de beschikbaarheid van een arts met tenminste twee jaar ziekenhuiservaring gegarandeerd is. Daarnaast onderschrijf ik het belang van de ontwikkeling van een uniforme opleiding Spoedeisende Geneeskunde. Daarom heb ik de Stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg verzocht het projectvoorstel van de Stichting Opleiding Spoedeisende Geneeskunde om één landelijk uniforme en erkende opleiding Spoedeisende Geneeskunde op te zetten, in behandeling te nemen.

4. Onverantwoorde zorg is niet aanvaardbaar

Ik verzoek de ketenpartners op korte termijn invulling te geven aan de acties die de IGZ in haar rapport voorstelt. De kwaliteit van de spoedeisende geneeskunde zal hierdoor op korte termijn verbeteren. Daarnaast verwacht ik dat de IGZ haar bevoegdheid gebruikt als blijkt dat zorg toch onverantwoord is. Als aanbieders niet voldoen aan de normen die de IGZ stelt, verwacht ik dat de IGZ de benodigde procedures in gang zet om in te grijpen. Juist omdat spoedeisende medische hulpverlening een zorgcategorie is met een hoog risico gehalte, vind ik het van groot belang dat wij er samen voor zorgen dat die zorg goed georganiseerd is en kwalitatief verantwoord geleverd wordt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven