nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2010
Hierbij zend ik u mijn reactie op het rapport van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) «Mobiele Intensive Care Unit (MICU) coördinatiecentra
voldoen aan de vergunningsvoorwaarden».1
Aanleiding
Het MICU-transport is een relatief nieuwe zorgvorm met zeer kwetsbare
patiënten, waarbij hoogwaardige begeleiding noodzakelijk is. Om redenen
dat de kwaliteitseisen nog onvoldoende zijn vastgelegd en onvoldoende inzicht
is in de omvang van het aantal uit te voeren transporten is het MICU-transport
tijdelijk onder de vergunningplicht van art. 2 van de Wet op bijzondere medische
verrichtingen (WBMV) gebracht. In de «Tijdelijke regeling MICU-coördinatiecentra
en -transport» (hierna: «Tijdelijke regeling») wordt de
omvang van de behoefte aan de MICU-coördinatiecentra en vervoerders geregeld
en zijn de voorwaarden waaraan deze moeten voldoen opgenomen. Voor de periode
tot 2011 is het aantal vergunningen hiermee beperkt tot zes voor de coördinatie
en zeven voor het daadwerkelijk vervoer.
De IGZ heeft op mijn verzoek een tussentijds onderzoek uitgevoerd naar
de naleving van de MICU-vergunningsvoorwaarden zoals gesteld in de «Tijdelijke
regeling».
Bevindingen IGZ
De IGZ concludeert in haar rapport dat alle vergunninghoudende centra
op het moment van onderzoek aan de voorwaarden zoals gesteld in de «Tijdelijke
regeling» voldoen. Dit betekent dat alle centra voldoen aan de gestelde
voorwaarden betreffende beschikbaarheid/paraatheid, volume, kwaliteit van
het begeleidend team, technische staat van het materieel, samenwerking en
dataregistratie. De IGZ geeft echter wel aan dat het MICU-transport een vertraagde
opstartfase heeft gekend. Zo bleken de meeste coördinatiecentra
pas laat volledig operationeel te zijn. De eerste MICU-rit vond in de meeste
centra in 2009 plaats (het laatste centrum per 2 juni 2009). De IGZ geeft
als voornaamste reden voor de vertraagde opstart aan dat ziekenhuizen en vervoerders
pas na het verkrijgen van de vergunning de trolley en de ambulance hebben
besteld. Bovendien bleken de meeste trolleys bij aflevering te hoog als gevolg
van het ingebouwde hydraulische systeem. Vier centra maken gebruik van dit
type trolley. Ook was in sommige gevallen een gewenningsperiode nodig om de
samenwerking tussen het MICU-coördinatiecentrum, de regionale ziekenhuizen
en de vervoerder en de samenwerking tussen de coördinatiecentra onderling
goed gestalte te kunnen geven. De IGZ deelt de mening van alle centra dat
door de vertraagde opstart het onverstandig zou zijn om de «Tijdelijke
regeling» per 1 januari 2011 te laten vervallen. Naar de mening
van de IGZ is het MICU-transport niet geschikt om voortdurend onder de WBMV
te houden. De IGZ acht echter een verlenging van de «Tijdelijke regeling»
met minimaaléén jaar noodzakelijk zodat de huidige centra voldoende
ervaring kunnen opdoen.
Tot slot doet de IGZ een aantal aanbevelingen met betrekking tot aanpalende
onderwerpen, betreffende de communicatie van de begeleidingscommissie IC-transport
met de regionale coördinatoren, het onderscheid tussen acuut en semi-acuut
vervoer, kinder-IC transport en internationale transporten. Deze aanbevelingen
zijn voornamelijk gericht tot de begeleidingscommissie IC-transport.
Reactie minister
Het is goed te constateren dat, ondanks een vertraagde opstartfase, alle
MICU-coördinatiecentra ten tijde van het onderzoek aan de gestelde vergunningsvoorwaarden
voldoen. De redenen voor de vertraagde opstart zoals de IGZ deze in haar rapport
heeft weergegeven acht ik aannemelijk en rechtvaardigen mijn inziens dan ook
een verlenging van de «Tijdelijke regeling» met één
jaar tot 1 januari 2012. De begeleidingscommissie IC-transport ondersteunt
dit besluit.
Benadrukt zij dat mijn zienswijze ten aanzien van uittrede van het MICU-transport
ongewijzigd blijft. Een verlenging van de «Tijdelijke regeling»
met één jaar acht ik nodig maar tegelijkertijd ook realistisch
om het MICU-transport per 1 januari 2012 uit de WBMV te kunnen laten
stromen. Zoals gesteld in de «Tijdelijke regeling» besluit ik
definitief over uittrede op basis van een zorgvuldige evaluatie naar de beschikbaarheid
en de kwaliteit van het IC-transport. De begeleidingscommisie IC-transport
is verantwoordelijk voor de totstandkoming van deze evaluatie. De voorzitter
van de begeleidingscommissie IC-transport heeft mij laten weten dat het evaluatierapport
medio september 2010 kan worden opgesteld. Dit geeft mij vertrouwen dat het
perspectief dat ik met het MICU-transport voor ogen heb per 1 januari
2012 bereikt wordt.
Tot slot
De IGZ is gestart met een thematisch onderzoek naar de kwaliteit van zorg
van de ziekenhuizen met een intensive care op niveau 2 en 3. Ik verwacht u
in juni 2011 het rapport van de IGZ te kunnen aanbieden. De IGZ zal binnenkort
de ziekenhuizen informeren over de inhoud, het toetsingskader en het handhavingskader
van dit onderzoek.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink