29 203
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden 2003

28 345
Aanpak huiselijk geweld

nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2005

In de algemene overleggen op 10 februari (28 345/29 203, nr. 38) en 9 maart jl. (29 203, nr. 22) hebben de minister van Justitie en ik toegezegd u vóór 1 juni a.s. nader te informeren over de voortgang van aanpak van eerwraak, maatregelen ter bescherming van bedreigde vrouwen in de vrouwenopvang en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan diverse moties, te weten:

– motie 29 203, nr. 5 van de leden Hirsi Ali en Bakker, waarin wordt gepleit voor beschermingsmaatregelen ten behoeve van meisjes en vrouwen die worden bedreigd met cultuurgerelateerd geweld;

– motie 28 345, nr. 30 van het lid Sterk, die in vervolg op de motie Hirsi-Ali/Bakker vraagt om maatregelen ter bescherming van bedreigde vrouwen in de vrouwenopvang;

– motie 28 345, nr. 10 van de leden Wolfsen en Hirsi Ali, waarin wordt gevraagd om een onafhankelijk onderzoek naar aanleiding van de moord op een Turkse vrouw in Zaanstad;

– motie 28 345, nr. 36 van het lid Azough, die vraagt om een uitbreiding van mogelijkheden voor organisaties om ten aanzien van eergerelateerd geweld debat en verandering van mentaliteit te bevorderen.

Met deze brief, die ik u mede namens de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport doe toekomen, informeer ik u over reeds genomen initiatieven en over maatregelen die wij op korte termijn willen treffen.

1. Inleiding

Naar aanleiding van eergerelateerde incidenten die zich in de afgelopen jaren in Nederland hebben voorgedaan, hebben de minister van Justitie en ik u bij brief van 1 november 2004 geïnformeerd over onze aanpak om het inzicht in de eerwraakproblematiek te vergroten, de mogelijkheden en belemmeringen voor het optreden van politie, justitie en hulpverlening in kaart te brengen, en zo een basis te leggen voor een effectieve aanpak van dit probleem.1 Hiertoe zijn in het najaar van 2004 de volgende initiatieven genomen:

– Bureau Beke heeft op mijn verzoek een werkdefinitie van eerwraak en eergerelateerd geweld opgesteld. Doel van het onderzoek was te komen tot een begripsomschrijving van eerwraak en een operationalisatie voor verschillende instanties zoals politie, justitie en hulpverlening.

– Het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement COT heeft op uitnodiging van de minister van Justitie 20 casus onderzocht waarbij sprake was van ernstig of dodelijk eergerelateerd geweld. Het onderzoek had tot doel om het verloop van zaken, de wijze van samenwerking tussen betrokken instanties, en de wijze van opsporing en berechting van plegers in beeld te brengen.

– Met subsidie van de minister van Justitie en mij is de politieregio Haaglanden in samenwerking met de politieregio Zuid Holland-Zuid een pilotproject gestart, met als doel het zicht op de aard en omvang van eergerelateerd geweld te vergroten, mogelijkheden voor registratie van deze problematiek in kaart te brengen en een politiële aanpak van eerwraak te versterken. Het project heeft een looptijd tot maart 2006.

Het casusonderzoek en de studie naar een werkdefinitie zijn onlangs afgerond. Deze studies en de eerste rapportage van de politie Haaglanden over het pilotproject eergerelateerd geweld ontvangt u als bijlagen1 bij deze brief. Met het casusonderzoek is uitvoering gegeven aan motie 28 345, nr. 10 van de leden Wolfsen en Hirsi Ali, die pleit voor een onafhankelijk onderzoek naar de feiten die zich hebben voorgedaan rond de moord op een Turkse vrouw in Zaanstad in het voorjaar van 2004, en soortgelijke zaken.

Ik ga in deze brief in op de belangrijkste bevindingen uit de rapporten.

2. Recente ontwikkelingen

2.1. Verbetering van de veiligheidssituatie

Begin dit jaar heeft de Federatie Opvang een peiling uitgevoerd naar ernstige bedreigingen van vrouwen die in de vrouwenopvang verblijven: bij ongeveer 100 vrouwen is mogelijk sprake van ernstige dreiging. Naar aanleiding van dit bericht heeft op initiatief van de minister van Justitie en mij overleg plaatsgehad met de Federatie Opvang. U bent hierover bij brief van 3 maart jl. en in het overleg van 9 maart jl. geïnformeerd2. Hoewel het niet in alle gevallen gaat om bedreiging met eermoord, heeft de vrouwenopvang zichtbaar te maken met vrouwen die in een levensbedreigende situatie verkeren en waarbij de problematiek deels eergerelateerd is. Het kabinet deelt in dezen de zorg van uw Kamer, die onder meer in de moties van de leden Hirsi Ali en Bakker (29 203, nr. 5) en de aanvullende motie van het lid-Sterk (28 345, nr. 30) tot uitdrukking komt, welke pleiten voor maatregelen om de veiligheid voor slachtoffers te vergroten. Uit overleg met betrokken partijen is gebleken dat samenwerking tussen de vrouwenopvang, de politie en het openbaar ministerie en het bekendraken van het verblijf van vrouwen in een locatie van de vrouwenopvang de belangrijkste aandachtspunten voor verbetering zijn.

Derhalve zijn de volgende acties ondernomen, die op korte termijn moeten bijdragen aan een verbeterde veiligheidssituatie van vrouwen die ernstig worden bedreigd:

– Inmiddels is een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de vrouwenopvang, politie en openbaar ministerie onder coördinatie van de minister van Justitie bezig met het opstellen van een protocol. Dit protocol zal onder meer voorzien in afspraken over gebruik van risico-taxatieinstrumenten, rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, interventiemogelijkheden, informatieuitwisseling, samenwerking en contactpersonen. Het protocol is komend najaar gereed en wordt dan ter vaststelling voorgelegd aan genoemde partijen. Daarna worden op basis van dit protocol lokaal of regionaal afspraken vastgelegd tussen de politie, de vrouwenopvang en het OM.

– Met subsidie van de staatssecretaris van VWS voert het Verwey-Jonker Instituut sinds april een onderzoek uit naar de situatie van tien ernstig bedreigde vrouwen in de vrouwenopvang, waaronder bedreigingen met eerwraak. Met dit onderzoek wordt in kaart gebracht hoe veiligheidsrisico's in de vrouwenopvang ontstaan en hoe deze kunnen worden teruggedrongen. De veiligheid van cliënten, personeel en gebouwen staat hierin centraal. Er wordt onder meer gekeken naar lekken met betrekking tot de verblijfplaats van vrouwen. Het onderzoek resulteert eind juni in een tussenrapportage. Op basis hiervan wordt een risicotaxatie-instrument ontworpen dat onder meer bij de intake kan worden gehanteerd.

Daarnaast heeft de Federatie Opvang de instellingen van de vrouwenopvang geadviseerd om door de politie een veiligheidsscan van de gebouwen te laten uitvoeren in gevallen dat dit nog niet is gebeurd.

– De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft zeer recent gemeenten een circulaire gestuurd, waarin wordt gewezen op de manier waarop in de gemeentelijke basisadministratie een adres kan worden opgenomen van vrouwen in de vrouwenopvang wier feitelijke verblijfplaats om veiligheidsredenen geheim moet blijven. De circulaire bevestigt de mogelijkheid voor cliënten in de vrouwenopvang om gebruik te maken van een briefadres in plaats van het feitelijke woonadres. De wijze waarop het briefadres in de Wet GBA is vormgegeven garandeert dat de (gemeentelijke) overheid de cliënt toch kan bereiken. Daarnaast wijst de circulaire op het belang dat feitelijke adressen van de vrouwenopvang niet bekend raken bij diegenen met wie de betrokkene problemen heeft.

2.2. Reactie op de onderzoeken

De initiatieven tot het pilotproject, de werkdefinitie en het casusonderzoek zijn genomen met het doel om op een praktische wijze het inzicht in eergerelateerd geweld te vergroten en een aanpak te ontwikkelen. De resultaten van de onderzoeken zijn besproken met vertegenwoordigers uit de wetenschap, het onderwijs, de politie, het openbaar ministerie, de vrouwenopvang, minderheden- en zelforganisaties, landelijke ondersteuningsinstituten, en kenners van de criminologie, veiligheid en lokaal bestuur, emancipatie en minderheden.

Definitie eergerelateerd geweld

Op grond van een literatuurstudie en overleg met experts terzake beveelt bureau Beke aan om niet van eerwraak te spreken maar de term «eergerelateerd geweld» te gebruiken. Reden is dat de term eerwraak synoniem is met het doden van de eerschender(s). Ten behoeve van signalering en de aanpak acht de onderzoeker het van belang dat betrokken professionals zicht krijgen op mogelijke aanleidingen voor en uitingsvormen van eergerelateerd geweld, die in gevallen uiteindelijk kunnen leiden tot moord en doodslag. Wij onderschrijven deze gedachte en nemen de volgende definitie over:

«eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.»

De in de definitie genoemde factoren – collectieve mentaliteit, familie-eer en het risico van bekend worden bij derden in onder andere de sociale omgeving van plegers en slachtoffers – achten wij een goede ingang om eergerelateerd geweld te kunnen benoemen en onderscheiden van anderszins gemotiveerd geweld. Het in het onderzoek weergegeven overzicht van mogelijke aanleidingen, uitingsvormen en risico-indicatoren kan bijdragen aan een grotere alertheid ten aanzien van escalatie bij eergerelateerd geweld.

Met de politie en de vrouwenopvang zijn reeds afspraken gemaakt over het gebruik van de werkdefinitie. De politie Haaglanden zal van de werkdefinitie gebruik maken bij de analyse van zaken en het verder ontwikkelen van de aanpak. De vrouwenopvang zal deze gebruiken voor het verbeteren van de intake en de ontwikkeling van een registratie.

Pilotproject in de politieregio's Haaglanden en Zuid Holland-Zuid

Uit de politierapportage blijkt dat de voor de pilot ingerichte helpdesk in de periode oktober 2004-maart 2005 79 zaken heeft behandeld, waarbij familie-eer een mogelijk belangrijke rol speelde.

In 11 gevallen betrof het zaken met een dodelijke afloop. In 26 zaken is geweld gebruikt en in ongeveer 30 zaken zijn mensen bedreigd met fysiek geweld of psychisch onder druk gezet.

Van deze 79 zaken had 43% betrekking op Nederlanders met een Turkse achtergrond. De politie legt hierbij een verband met de omvang van Turkse gemeenschappen in Nederland en in de twee deelnemende politieregio's. Voor het overige betrof het zaken met betrokkenheid van personen van onder meer Afghaanse, Kosovaarse, Iraakse, Marokkaanse, Colombiaanse en Antilliaanse afkomst.

De genoemde 79 zaken worden nader geanalyseerd om het zicht op de omvang en verschijningsvormen van eergerelateerd geweld zoals deze zich aandienen bij de politie te vergroten. In onze brief van 1 november 2004 gaven minister van Justitie en ik al aan dat wij ons bewust zijn van het feit dat we beperkt inzicht in de problematiek krijgen door uit te gaan van bij de politie bekend geworden zaken. Het is daarom positief dat ook de vrouwenopvang eergerelateerd geweld gaat registreren. Deze registratie gaat komend najaar van start.

Motie 29 203, nr. 6 van het lid Hirsi Ali cs. vraagt om een landelijke registratie van eerwraak. De politie Haaglanden heeft inmiddels een «query» ontwikkeld waarmee uit de politiesystemen relevante informatie kan worden gefilterd uit de veelheid aan gegevens die zij dagelijks binnenkrijgt. Ook de politie Zuid Holland-Zuid maakt gebruik van deze automatische zoeklijst. De query is echter niet toereikend voor een betrouwbare registratie van eergerelateerde geweldszaken. Binnen het project vinden nog een nadere handmatige selectie en inhoudelijke analyse plaats, voordat zaken worden geregistreerd. Deze werkzaamheden zijn zeer arbeidsintensief.

De politie Haaglanden rapporteert later dit jaar over de bevindingen van de analyse naar de aard en omvang van de problematiek en zal met een voorstel komen voor een registratie van eergerelateerd geweld. Aan de hand van dit voorstel zal besluitvorming volgen.

Casusonderzoek

Het COT constateert dat bij de onderzochte zaken veelal signalen worden afgegeven die vroegtijdig ingrijpen mogelijk maken. Het is derhalve van belang dat signalen adequaat worden opgepakt, zodat vroegtijdig ingrijpen mogelijk is. Bij het bekend worden van signalen bij de politie en de hulpverlening speelt de sociale omgeving van het slachtoffer een geringe rol; voor zover signalen over mogelijke dreiging professionele instanties bereiken, is dit vooral door toedoen van actief meldingsgedrag van slachtoffers zelf, of van diens contacten met autochtonen.

In de helft van de zaken waarbij diensten op een kritisch moment betrokken raken – dat is in 12 van de 20 zaken het geval – leiden interventies tot een afname van de dreiging. Assertiviteit van de slachtoffers, effectief inschattingsvermogen van professionals en goed gebruik van de deskundigheid van experts blijken doorslaggevende factoren te zijn voor de mate van succes bij interventies.

Uw Kamer heeft gevraagd in hoeverre prestatiecontracten een belemmering vormen voor de aanpak van eergerelateerd geweld. Ook het COT stipt dit punt, gebaseerd op gesprekken met deskundigen, aan.

In de prestatiecontracten is onder meer de afspraak gemaakt dat een toename moet plaatsvinden van het aantal verdachten dat aan het openbaar ministerie wordt aangeleverd. Welbewust is daarbij niet ingevuld om welke delicttypen het gaat. De contracten vormen derhalve geen belemmering voor een effectieve aanpak van de onderhavige zaken. Bovendien laten zij ruimte voor de inkleuring van de lokale politiezorg, zodat aangesloten kan worden bij de lokale problematiek.

Het pilotproject wijst uit dat met name op wijkniveau de politie een belangrijke bijdrage kan leveren aan vroegsignalering. De werkwijze van de politie Haaglanden, die ten behoeve van de signalering en aanpak in de wijken zogenoemde taakaccenthouders heeft aangewezen, is hierbij een aansprekend voorbeeld.

Het COT-rapport concludeert dat moet worden geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering bij de meest direct betrokken beroepsgroepen, en dat vanwege de complexiteit van de problematiek en het risico van snelle escalatie er een mogelijkheid moet worden gecreëerd om materiedeskundigen in te schakelen. Ook constateert het COT dat het voor de aanpak van eergerelateerd geweld nog ontbreekt aan bestuurlijke aansturing en specifiek beleid.

De analyse van het verloop van het strafproces in 12 zaken wijst uit dat er voldoende wettelijke mogelijkheden zijn voor vervolging, en medeverdachten worden vervolgd.

In alle onderzochte zaken die betrekking hebben op (poging tot) moord is een hoofdverdachte vervolgd en veroordeeld. Bovendien zijn in de 12 onderzochte zaken daarnaast 15 andere personen vervolgd en veroordeeld voor medeplegen, medeplichtigheid of uitlokking. Al met al kregen zij forse straffen. Uit het COT-rapport blijkt overigens niet dat eermoord vaak wordt gepleegd door minderjarigen, met als achterliggende gedachte dat op deze wijze de gevolgen van vervolging zouden kunnen worden beperkt. De onderzochte casuïstiek kent slechts één minderjarige verdachte.

Het onderzoek geeft geen sluitend antwoord op de vraag hoe en met welk effect in strafzaken cultureel verweer wordt aangevoerd. Om die reden heeft de minister van Justitie besloten strafzaken uit de afgelopen jaren specifiek op deze vraag te laten analyseren. De uitkomsten van deze analyse worden in het najaar verwacht.

3. Verdere aanpak

Net als alle geweld is geweld omwille van de familie-eer eigenrichting. Dat is maatschappelijk onacceptabel en strafbaar. De eerste indicatie van 79 zaken over een periode van zes maanden, waarover de politie Haaglanden rapporteert, geeft een zorgwekkend beeld van de mogelijke omvang van eergerelateerd geweld in Nederland.

De nu volgende voornemens zijn ingegeven door de uitkomsten van de onderzoeken en de eerste rapportage over het pilotproject, en de motie van de leden Hirsi Ali en Bakker (29 203, nr. 5) waarin wordt gepleit voor pro-actieve maatregelen ter bescherming van vrouwen en meisjes uit de minderheden die worden bedreigd met eergerelateerd geweld.

Over twee aandachtspunten die in de bovengenoemde motie worden genoemd, achterlating en gedwongen huwelijken, wordt u separaat geïnformeerd. Ik het kader van eergerelateerd geweld is mijn uitleg van deze motie dat bij de uitvoering van de maatregelen sterk rekening moet worden gehouden met specifieke kenmerken en omstandigheden die van belang zijn voor een gerichte en effectieve aanpak van juist dit geweld.

Concreet betekent dit dat rekening moet worden gehouden met de risico's van een collectieve mentaliteit, die zich bij eergerelateerd geweld kan uiten in een groepsdruk, gericht op potentiële slachtoffers en plegers. Kenmerkend is ook dat sprake kan zijn van een actief zoekende familie, waardoor voldoende aandacht moet zijn voor regio- en soms zelfs grensoverschrijdende elementen in de aanpak. Hierbij is te denken aan informatie-uitwisseling tussen betrokken diensten, en de overplaatsing van slachtoffers. Voor een adequaat optreden geldt als cruciale voorwaarde dat soepel en snel contact tussen verschillende instanties en informatiebronnen mogelijk is.

Daarnaast behoren direct betrokkenen vaak niet alleen tot het gezin, zoals bij huiselijk geweld, maar kan sprake zijn van betrokkenheid van de bredere familie en ook van andere families.

Een aanpak moet ook worden versterkt vanuit het besef dat eergerelateerd geweld zich in de landen van herkomst in verschillende gradaties voordoet in bepaalde streken en onder bepaalde groepen, met name daar waar de patriarchale structuren nog sterk verankerd zijn. Dit geldt ook voor het vóórkomen van eergerelateerd geweld in Nederland. Meer actuele en toegespitste informatie hieromtrent zal beschikbaar komen met de inhoudelijke analyse van eergerelateerde zaken door de politie Haaglanden. Ik vind het hierbij ook van belang dat gebruik kan worden gemaakt van inzichten en ervaringen die in onder andere Turkije en ons omringende landen zijn verkregen over de prevalentie en aanpak van eergerelateerd geweld, en zal daar onderzoek naar laten doen.

Voor de ontwikkeling van de aanpak van eergerelateerd geweld is van belang dat gebruik kan worden gemaakt van de resultaten van lopende initiatieven, zoals het pilotproject, en van bestaande voorzieningen. Deels zullen dat de voorzieningen zijn die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld. Wel moet bij het gebruik van voorzieningen en de inzet van instrumentaria oog zijn voor het gegeven dat slachtoffers in een homogene omgeving en zelfs in een positie van groot isolement kunnen verkeren.

In eerste instantie dient te worden gezorgd voor de veiligheid voor slachtoffers. De aanpak moet daarnaast gericht zijn op het voorkómen van moord en doodslag, en een optimale benutting van preventieve mogelijkheden.

3.1. Vergroten veiligheid

De vrouwenopvang moet vrouwen die ernstig worden bedreigd een veilig onderkomen kunnen bieden. Met subsidie van de staatssecretaris van VWS voert de vrouwenopvang een aantal maatregelen door om de instroom en de veiligheid in de vrouwenopvang te verbeteren:

– Het is het streven dat eind 2005 alle regio's beschikken over een dekkend aanbod van noodplaatsen, waar vrouwen uit de betreffende regio die in een acute gewelds- of dreigingsituatie verkeren eerste noodopvang wordt geboden. Na deze periode wordt zonodig een plek elders gezocht;

– om het zicht op mogelijke opvangplaatsen te vergroten, wordt het Meldpunt open plaatsen verbeterd;

– de vrouwenopvang uniformeert voor het einde van dit jaar landelijk de intake en dossiervorming, zodat overdracht van cliënten van de ene naar de andere instelling, bijvoorbeeld om de veiligheid van cliënten te vergroten, soepeler verloopt;

– op dit moment onderzoekt het Verwey Jonker Instituut eveneens de mogelijke functie van safe-houses, ofwel onderduikadressen. Het onderzoeksrapport wordt in september verwacht.

In de rapportage van de politie is erop gewezen dat bij ernstige dreiging spoedige duidelijkheid over de verblijfsrechtelijke situatie en verblijfsrechtelijke mogelijkheden bij kan dragen aan de veiligheid.

Ik zal in overleg met de aan de pilot deelnemende politieregio's bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.

De indruk bestaat dat veelal sprake is van ontoereikende kennis bij instanties en slachtoffers over de verblijfsrechtelijke mogelijkheden. Daarom zal ik het gebruik van verblijfsrechtelijke mogelijkheden bevorderen en informatieverschaffing hierover bij het bovengenoemde protocol betrekken.

Bij de IND zijn intussen in alle regio's contactpersonen aangewezen om de informatievoorziening naar de politie en de vrouwenopvang te verbeteren. Het kan hierbij uitdrukkelijk ook gaan om situaties waarbij snel duidelijkheid moet worden verkregen over te volgen procedures en verblijfsrechtelijke mogelijkheden.

3.2. Versterken preventie

Bescherming en een effectieve aanpak dienen te komen van elkaar aanvullende en versterkende maatregelen, van preventieve en repressieve aard.

In de preventieve sfeer moet aandacht zijn voor de wegen die met name vrouwen in een kwetsbare positie zoeken om informatie of hulp te krijgen.

Met subsidie van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voert Transact een verkenning uit naar de werking laagdrempelige voorzieningen en initiatieven die mede als oogmerk hebben vrouwen die worden bedreigd met eergerelateerd geweld te bereiken en (anonieme) hulp te bieden.

Ook van de zijde van slachtoffers en mensen uit de sociale omgeving die op de hoogte raken van mogelijk eergerelateerd geweld mag inzet worden gevraagd om escalatie te voorkomen.

De weerbaarheid van potentiële slachtoffers moet worden vergoot. Dat geldt met name wanneer zij in een kwetsbare positie verkeren. Dat begint met informatie. Ik zal in overleg met onder andere minderhedenorganisaties bezien hoe en op welke punten de informatievoorziening aan potentiële slachtoffers kan worden verbeterd. Voor de korte termijn wordt een folder gemaakt om ook bij de vrouwen zelf kennis over de verblijfsrechtelijke situatie en mogelijkheden te vergroten. De informatie zal worden verspreid via de vrouwenopvang, politie en minderhedenorganisaties.

Zeker in gevallen dat eergerelateerde conflicten zich afspelen in homogene, gesloten gemeenschappen, kan de sociale omgeving een risico vormen voor potentiële slachtoffers of plegers. Non-interventie, veronderstelde groepsdruk, of kwaadsprekerij kunnen bedoeld of onbedoeld bijdragen aan een escalatie van het geweld met alle gevolgen voor slachtoffers vandien.

De mogelijke rol van de sociale omgeving van slachtoffers en daders moet ten positieve worden gekeerd. Dat geldt ook wanneer die sociale omgeving homogeen van aard is. Burgers en organisaties van de minderheden – religieus en niet-religieus – kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid van potentiële slachtoffers van eergerelateerd geweld. Eigen verantwoordelijkheid van burgers moet in dezen worden vergroot.

De motie-Azough (28 345, nr. 36) vraagt om een uitbreiding van mogelijkheden voor organisaties om ten aanzien van eergerelateerd geweld debat en verandering van mentaliteit te bevorderen. Deze mogelijkheid bestaat nu al binnen de Emancipatiesubsidieregeling. Zo is in het kader van «recht en veiligheid» jaarlijks € 1,5 miljoen beschikbaar om onder andere onderwerpen waar een taboe op rust bespreekbaar te maken.

In aanvulling hierop zal ik via een stimuleringsregeling ondersteuning bieden aan initiatieven die nog dit jaar worden uitgevoerd en die direct bijdragen aan het vergroten van burgerschap en een beter handelen van burgers uit de minderheden wanneer zij in hun omgeving te maken krijgen met eergerelateerd geweld. Ik stel hiervoor voor 2005 € 200 000 beschikbaar.

De regeling zal met name zijn bedoeld voor organisaties die een directe band hebben met minderheden, bijvoorbeeld via vertegenwoordiging, en lokale overheden die samen met lokale organisaties ter bevordering van bovengenoemd doel initiatieven willen nemen. Ik zal op korte termijn, na overleg met organisaties uit de minderheden en maatschappelijke organisaties, de kaders voor de regeling vaststellen.

3.3. Bevordering deskundigheid

Deskundigheidsbevordering voor medewerkers bij de politie en de vrouwenopvang dienen met name bij de politie en vrouwenopvang met voorrang aan te vangen. Ook andere professionals zijn er, zij het iets minder direct, bij betrokken: zorg- en hulpverleners, leerkrachten en leerlingbegeleiders in het voortgezet onderwijs.

In den brede is het van belang dat uitvoerenden vooral een grotere alertheid krijgen ten aanzien van eergerelateerd geweld: zij moeten over enige basiskennis kunnen beschikken, gevoeligheid ontwikkelen voor signalen en kunnen inschatten in welke gevallen het van belang kan zijn dat een materiedeskundige wordt ingeschakeld.

Voor meer direct betrokken professionals houdt deskundigheidsbevordering ook in dat zij zorgvuldig weten om te gaan met risicovolle informatie om onnodige risico's te vermijden.

Binnen het pilotproject bij de politie wordt via intranet en voorlichtingsbijeenkomsten elementaire kennis verspreid. De Politieacademie is betrokken bij het ontwikkelen van een lesmethode en lesmateriaal ten behoeve van voorlichting aan politieagenten. In het politieonderwijs wordt ook op dit moment al aandacht besteed aan eergerelateerd geweld.

Een versterkte signalering dient te worden ondersteund door materiedeskundigheid. De helpdesk die de politie Haaglanden heeft ingericht voor het pilotproject vervult momenteel bij de aanpak van actuele zaken een belangrijke functie, waarop niet alleen door de politie, maar ook door professionals uit andere sectoren een beroep wordt gedaan. Het is van belang dat materiedeskundigheid blijvend beschikbaar is bij onder andere de politie.

Ter bevordering van de signaleringsdeskundigheid worden de volgende maatregelen getroffen.

De in de aanhef van deze brief genoemde bewindspersonen en ik zullen om te beginnen bij de diverse sectoren de nu beschikbare informatie en handreikingen voor een betere signalering breed onder de aandacht brengen bij de diverse sectoren, onder meer via vakmedia.

De Stichting Studiecentrum Rechtspleging zal voor rechters en officieren van justitie de cursus huiselijk geweld uitbreiden met eergerelateerd geweld.

De vrouwenopvang werkt aan een verbeterde intake. Het onderkennen dat de veiligheid van vrouwen onder meer door eergerelateerd geweld ernstig worden bedreigd maakt hier onderdeel van uit.

TransAct ontwikkelt een training voor medewerkers in de vrouwenopvang, waarmee zij hun kennis over eergerelateerd geweld kunnen vergroten en leren omgaan met het risicotaxatie-instrument dat door het Verwey Jonker-Instituut ontwikkeld gaat worden.

De staatssecretaris van VWS zal Transact tevens vragen om in het ondersteuningsprogramma voor advies- en steunpunten huiselijk geweld aandacht te besteden aan eergerelateerd geweld.

Daarnaast overweegt de minister van Justitie om crosstrainingen ter bevordering van een gezamenlijke (interdisciplinaire) aanpak van eergerelateerd geweld mogelijk te maken. Bezien wordt of de trainingen kunnen worden verbonden aan de introductie van het protocol.

3.4. Bevordering gebruik bestaande bevoegdheden

Het COT wijst erop dat winst kan worden behaald wanneer bestaande bevoegdheden op het gebied van opsporing en vervolging worden ingezet in een eerdere fase van dreiging. Vanwege de ernst van de problematiek vinden wij het voor de versterking van de aanpak van groot belang dat van deze mogelijkheid optimaal gebruik wordt gemaakt.

Zo is het wenselijk dat mogelijkheden van bijzondere opsporingsbevoegdheden sneller en eerder worden benut, bijvoorbeeld in gevallen dat uit een risicobeoordeling blijkt dat sprake is van een reëel escalatierisico en de dreiging van meerdere personen komt.

Het College van procureurs-generaal zal de Aanwijzing huiselijk geweld uitbreiden met richtlijnen voor de aanpak van eergerelateerd geweld door politie en openbaar ministerie. Thans wordt nagegaan hoe dit vorm kan worden gegeven. In de Aanwijzing zal onder meer worden gestuurd op een adequaat gebruik van bestaande bevoegdheden van de politie om ook sturend op te treden tegen bij de zaak betrokken familieleden of andere betrokkenen.

Na vaststelling van deze Aanwijzing zal ik u die ter kennisneming doen toekomen.

3.5. Punten voor verdere uitwerking

Met de bovengenoemde initiatieven versterken mijn collega's en ik op korte termijn preventief en repressief de aanpak van eergerelateerd geweld. Via het protocol worden samenwerking en informatie-uitwisseling bevorderd, en moet onder meer worden voorkomen dat slachtoffers tussen wal en schip vallen. Bij de ontwikkeling van het protocol is er bovendien tevens in voorzien, dat deze wordt uitgebreid naar andere instanties die van belang zijn voor een adequate aanpak.

Het is niet nodig en wenselijk een speciale infrastructuur op te zetten voor de aanpak van eergerelateerd geweld. Wel moet op termijn structurele aandacht zeker worden gesteld, en de omgang met eergerelateerde zaken en samenwerking tussen instanties hierbij goed worden geregisseerd. Voor een uiteindelijke aanpak is van belang dat instanties en overheden beschikken over beproefde werkwijzen om een interveniërende aanpak vorm te geven. Hierbij zal ook moeten worden gekeken naar de mogelijkheden van het lokaal bestuur en andere instanties dan de politie en de vrouwenopvang om bij te dragen aan een effectieve benadering van eergerelateerd geweld.

De minister van Justitie en ik zullen de komende periode in overleg blijven met reeds betrokken partners en vertegenwoordigers van het lokale bestuur over de verdere uitwerking van mogelijke oplossingsrichtingen, en prioriteitstelling hierin. Over eventuele concrete initiatieven die hieruit voortkomen, zult u nader worden geïnformeerd.

Tot slot

Ik zal u door middel van een voortgangsbericht inlichten over de voortgang in uitvoering en uitkomsten van de bovengenoemde maatregelen en over voornemens voor de langere termijn van de aanpak van eergerelateerd geweld. U ontvangt het voortgangsbericht uiterlijk april 2006.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk


XNoot
1

Kamerstukken II, 2004–2005, 29 203, nr. 15.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2004–2005, 28 345, nr. 34.

Naar boven