29 035
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2004)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

– ArtikeI IV, onderdeeI A, Iuidde: In artikeI 5, eerste Iid, onderdeeI c, wordt «€ 1 583» vervangen door: € 1 500.

– ArtikeI VII, onderdeeI C, Iuidde: In ArtikeI 21, derde lid, wordt «voorlopige teruggaaf» teIkens vervangen door «voorlopige verliesverrekening» en wordt «voorlopige teruggaven» telkens vervangen door: voorlopige verliesverrekeningen.

– De aanhef van artikel XIV, onderdeel A, luidde: Aan artikeI 13 worden twee leden toegevoegd, luidende:

– Het in artikel XIV, onderdeel A, opgenomen artikel 13, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 ontbrak.

– Van het in artikel XIV, onderdeel E, opgenomen artikel 19, derde lid, van de Invorderingswet 1990 ontbrak de volzin, luidende: De loonvordering wordt in dat geval niet eerder gedaan dan zeven dagen na de dagtekening van de vooraankondiging.

– Onder de in artikel XV, onderdeel A, opgenomen wijziging van artikel 15, zevende lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, stond de bij die wijziging behorende artikelsgewijze toelichting vermeld.

– Onder de in artikel XV, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikel 15a, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, stond de bij die wijziging behorende artikelsgewijze toelichting vermeld.

– Artikel XVI (nieuw) betreffende de wijziging van de Kostenwet invordering rijksbelastingen ontbrak.

– In artikel XX (oud) was in plaats van de aanduiding «0,023 en bij het begin van de jaren 2006, 2007 en 2008 met 0,014» opgenomen de aanduiding: 0,015 en bij het begin van de jaren 2006, 2007 en 2008 met 0,01.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING; ALGEMEEN GEDEELTE

– In paragraaf 2 luidde de voorlaatste volzin: De inkomensgrens van € 5239 in 2003 wordt daardoor vervangen door € 5469 voor 2004.

– In paragraaf 5 Iuidden de bedragen, genoemd in de vierde en vijfde volzin van de eerste alinea: € 2 485 respectievelijk € 3 985.

– In paragraaf 5 luidden de bedragen, genoemd in de tweede alinea: € 1 500 respectievelijk € 2 485.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING; ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

– De vijfde alinea van de toelichting op artikel I, onderdeel C, ontbrak.

– De tweede alinea van de toelichting op artikel l, onderdeel V, ontbrak.

– De toelichting op artikel lV, onderdeeI A, luidde als volgt:

De wijziging in artikel 5 hangt samen met de uitbreiding van de afdrachtvermindering onderwijs voor voormalig werkloze werknemers die scholing op startkwalificatieniveau genieten tot werknemers die jonger zijn dan 23 jaar. Aangezien deze uitbreiding budgettair neutraal dient te zijn, wordt onder meer het bedrag van de afdrachtvermindering onderwijs voor deze categorie werknemers met ingang van 1 januari 2004 verlaagd van € 1 583 tot € 1 500. Dit is het bedrag dat voor de jaren 2004 tot en met 2007 zal gelden omdat dit bedrag in genoemde jaren niet wordt bijgesteld op grond van artikel 30a. Zie hiervoor ook de toelichting in onderdeel B.

– In de toelichting op artikel XIV, onderdelen A, B, C, D en E, onder het kopje «Waarborgen» luidden de eerste twee volzinnen in plaats van de huidige drie volzinnen als volgt:

Voorts zal er beleid komen waarin wordt geregeld dat na de betekening van het dwangbevel met bevel tot betaling per post niet eerder een volgende stap in het dwanginvorderingsproces zal worden ondernomen dan na het verstrijken van vier dagen (met inachtneming van de Algemene termijnenwet) na dagtekening van de betekening (dat is de dag van terpostbezorging). Deze beleidsregel strekt ertoe te garanderen dat voldoende tijd is verstreken tussen het moment van de betekening per post van het dwangbevel met het bevel tot betaling en het moment dat de belastingschuldige geconfronteerd kan worden met een volgende maatregel in het dwanginvorderingsproces.

– In de toelichting op artikel XIV, onderdeel A, luidde de vierde alinea als volgt:

Aangezien het ter post bezorgen van een afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling dezelfde rechtsgevolgen heeft als de klassieke wijze van betekenen, geldt voor de toepassing van artikel 13, derde lid, als datum van betekening de dag waarop de stukken ter post worden bezorgd. In de nieuwe opzet is ook de handeling van het ter post bezorgen van een afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling beslissend voor het antwoord op de vraag of een dwangbevel rechtsgeldig is betekend en niet de ontvangst van de onderhavige stukken door de belastingschuldige. Om te voorkomen dat de termijn van twee dagen (bijvoorbeeld artikel 439, eerste lid, eerste volzin, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) van het met de betekening van het dwangbevel gepaard gaande bevel tot betaling illusoir zal zijn, zal in de Leidraad Invordering worden geregeld dat een volgende stap in het dwanginvorderingsproces niet eerder zal worden genomen dan na ommekomst van een termijn van vier dagen na datum van betekening, tenzij er reden is om versnelde invordering toe te passen. Deze termijn van vier dagen wordt met inachtneming van de Algemene termijnenwet toegepast. Een volgende stap in het dwanginvorderingsproces zal bijvoorbeeld zijn de betekening van het hernieuwd bevel (bedoeld in artikel 14, tweede lid) of het versturen van een vooraankondiging voor het doen van een loonvordering (bedoeld in artikel 19, derde lid, derde voIzin). Omwille van de duidelijkheid worden twee voorbeelden gegeven. Indien bijvoorbeeld een dwangbevel met bevel tot betaling op maandag 29 maart 2004 ter post wordt bezorgd, zal op de stukken als datum van betekening worden meegegeven maandag 29 maart 2004. Een volgende stap in het dwanginvorderingsproces zal dan niet eerder worden genomen dan na vrijdag 2 april 2004. Een ander voorbeeld luidt: indien een dwangbevel met bevel tot betaling op woensdag 31 maart 2004 ter post wordt bezorgd, zal op de stukken als datum van betekening worden meegegeven woensdag 31 maart 2004. Een volgende stap in het dwanginvorderingsproces zal dan niet eerder worden genomen dan na maandag 5 april 2004, omdat de Iaatste dag van de in acht te nemen vier dagen een zondag is.

– In de toelichting op artikel XIV, onderdeel A, luidde de tweede voIzin van de zesde alinea als volgt:

De belastingdeurwaarder zal moeten terugvallen op de klassieke wijze van betekenen indien er twijfels bestaan of de desbetreffende belastingschuldige (nog) op het bij de ontvanger bekende adres woont.

– In de toelichting op artikel XIV, onderdeel A, ontbraken de negende tot en met elfde alinea.

– In de toeIichting op artikel XIV, onderdeel E, luidden de laatste vier volzinnen van de eerste alinea als volgt: ln de Leidraad Invordering zal worden geregeld welke informatie deze vooraankondiging moet bevatten en tevens hoeveel dagen er ten minste moeten zitten tussen het versturen van de vooraankondiging en het doen van de loonvordering, waarbij een termijn van minimaal zeven dagen in acht zal worden genomen. Wellicht ten overvloede zij vermeld dat indien het dwangbevel op de klassieke wijze is betekend, de schriftelijke vooraankondiging niet is vereist.

– De toelichting op artikel XV, onderdelen A en B, ontbrak.

– De toelichting op artikel XVl (nieuw) ontbrak.

– In de toelichting op artikel XXI (nieuw) luidden de laatste vier volzinnen als volgt:

De omvang van deze verlaging is bepaald op basis van de voor die jaren – als gevolg van het betekenen van dwangbevelen per post – geraamde besparingen. De besparing voor de Belastingdienst bedraagt per saldo achtereenvolgens € 1,6, 2,65, 3,7 en 4,75 miljoen. De geraamde besparing voor de gemeenten en waterschappen bedraagt in diezelfde jaren respectievelijk € 0,76, 1,26, 1,76 en 2,26 miljoen per jaar. Daarbij zijn de vermelde besparingen afgezet tegen de geraamde opbrengsten van de Kostenwet invordering rijksbelastingen na inwerkingtreding van wetsvoorstel 28 917.

– In de toelichting op artikel XXll (nieuw) ontbrak de huidige derde alinea.

– In de toelichting op artikel XXll (nieuw) luidde de eerste volzin van de huidige vierde alinea:

Van de bevoegdheid tot aanpassing van de accijnstarieven voor sigaretten en/of rooktabak zal op grond van onderdeel b niet eerder dan met ingang van 2005 gebruik kunnen worden gemaakt.

Naar boven