29 035
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2004)

nr. 11
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DEZENTJÉ HAMMING TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 11 november 2003

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel XVI komt als volgt te luiden:

ARTIKEL XVI

Artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, eerste volzin, komt als volgt te luiden: De kosten van vervolging worden door de ontvanger, of namens hem door de belastingdeurwaarder, vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. In het tweede lid wordt «het aanslagbiljet of de aanmaning» vervangen door: het aanslagbiljet, de aanmaning of het op de voet van artikel 13, derde lid, van de Invorderingswet 1990 betekende dwangbevel.

II

Na ARTIKEL XX wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

ARTIKEL XXA

Met betrekking tot de kosten die voor 1 januari 2004 in rekening zijn gebracht op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen blijft artikel 7, eerste lid, van die wet van toepassing, zoals die bepaling luidde onmiddellijk voorafgaande aan die datum.

Toelichting

Dit amendement wordt ingediend ter verbetering van de rechtsbescherming van de belastingschuldige. De voorgestelde wijziging in artikel XVI leidt ertoe dat in alle gevallen waarin kosten van vervolging in rekening worden gebracht bezwaar bij de ontvanger openstaat, gevolgd door een voor de betrokkene gemakkelijk toegankelijke beroepsprocedure bij de belastingrechter. Daarmee wordt ook bestuursrechtelijke rechtsbescherming mogelijk tegen de kosten van vervolging die voortspruiten uit de gerechtelijke tenuitvoerlegging van het dwangbevel (thans kunnen deze kosten worden betrokken in de verzetsprocedure bij de civiele rechter op grond van artikel 17 van de Invorderingswet 1990).

Voor alle duidelijkheid wordt bepaald dat de kosten in rekening worden gebracht bij beschikking. Dit zal in alle gevallen een beschikking van de ontvanger zijn. Waar de beschikking nu in feite wordt genomen door de belastingdeurwaarder, kan dat voortaan door deze in mandaat namens de ontvanger gebeuren. Daartoe wordt in de voorgestelde bepaling voorzien in een algemene mandaatverlening aan de belastingdeurwaarder (in lijn met artikel 10:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).

Aldus zal er bij rechtsmiddelen tegen de berekening van kosten door de belastingdeurwaarder geen sprake meer zijn van administratief beroep. Daarmee wordt beter aangesloten bij het stelsel van rechtsbescherming in Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat alleen voorziet in beroep bij de belastingrechter tegen uitspraken op bezwaar, en niet tegen beslissingen op administratief beroep.

De wijziging van het tweede lid is overeenkomstig het oorspronkelijke wetsvoorstel.

Artikel XXA bevat het overgangsrecht. Vastgelegd wordt dat het recht zoals dat geldt onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet blijft gelden ten aanzien van vóór die datum in rekening gebrachte kosten. Tegen die kosten kunnen dus rechtsmiddelen worden aangewend volgens het «oude» recht. Wanneer op de datum van inwerkingtreding van deze wet al bezwaar, administratief beroep of beroep is ingesteld, blijft daarop ook het «oude» recht van toepassing.

Dezentjé Hamming

Naar boven