29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2011

Naar aanleiding van de brief de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 26 januari 2011 bied ik u hierbij mijn reactie aan op de brief die zij heeft ontvangen van Cogen Nederland t.b.v. het Algemeen Overleg Energie d.d. 1 februari 2011.

In haar brief geeft Cogen aan verbaasd te zijn dat in de studie van Brattle inzake de economische effecten van de Gasrotondestrategie geen aandacht wordt besteed aan de economische effecten van de veranderende gaskwaliteit en de noodzakelijke maatregelen om de gevolgen daarvan te mitigeren. Cogen vindt dan ook dat de Brattle studie een incompleet beeld geeft. Verder stelt zij dat het door mij voorgenomen beleid onvoldoende is om de omschakeling naar gassen met andere kwaliteiten dan de thans gangbare kwaliteiten in goede banen te leiden.

Ik wil hierover het volgende opmerken:

  • De aanstaande toename van het gebruik gas dat een andere samenstelling heeft dan we thans gewend zijn, is een logisch en onafwendbaar gevolg van de op reeds op korte termijn afnemende Nederlandse productie van met name hoogcalorisch gas (H-gas). Nederland zal de komende decennia voor zijn voorzieningszekerheid afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen. Gas, als meest schone fossiele brandstof, blijft daarbij een belangrijke plaats innemen. De import van «nieuwe» gassen is dan ook van groot belang voor ons land, ook in relatie tot het streven van het kabinet om meer aandacht te geven aan het verdienpotentieel van de energiesector. Ik deel dan ook de wens van Cogen dat we ons er op voor bereiden dat deze nieuwe gassen een andere samenstelling kennen dan de gassen die thans worden gebruikt en waarop de huidige verbrandingsprocessen en -installaties zijn ingesteld.

  • De problematiek van een veranderende gassamenstelling staat voor een belangrijk deel los van de gasrotonde en daarmee van de gasrotondestrategie, de focus van de Brattle-studie. Immers, ook zonder gasrotonde zullen gebruikers van H-gas al op korte termijn zijn aangewezen op geïmporteerd gas. De productie van H-gas uit Nederlandse kleine velden neemt af zonder dat het gebruik wezenlijk zal verminderen. Deze wegvallende productie kan, zoals aangegeven, alleen worden opgevangen door extra importen.

  • In de aanpak die ik voorsta maak ik een duidelijk onderscheid in een aanpak gericht op (gebruikers van) H-gas en een aanpak gericht op (gebruikers van) laagcalorisch gas (L-gas). Binnen Nederland wordt namelijk naast H-gas, ook L-gas geproduceerd en gebruikt. Dit L-gas is afkomstig uit het Groningenveld. Waar we op korte termijn worden geconfronteerd met een afname van de binnenlandse H-gas productie, doet dit zich bij L-gas pas op de lange termijn voor. Een ander groot verschil is dat H-gas wordt gebruikt door een beperkt aantal, makkelijk te identificeren aantal gebruikers (in totaal 80).Terwijl L-gas wordt gebruikt door een groot aantal zeer verschillende gebruikers (huishoudens, midden- en kleinbedrijf, WKK-installaties in de land- en tuinbouw).

  • Voor H-gas gebruikers zet ik een traject in gang met als doel hen binnen een half jaar gereed te maken voor het gebruik van nieuwe gassen. Voor L-gas gebruikers zet ik een traject in gang dat er op is gericht dat zij pas na 2020 gereed moeten zijn voor het gebruik van nieuwe gassen. Dit komt ook tegemoet aan de zorgen van Cogen.

    Ik besef mij dat met name voor H-gas gebruikers de overgangstermijn krap is. Daarom richt ik een Projectbureau Nieuw Gas in dat hen daarbij zal adviseren en assisteren. Het is mijn bedoeling dat dit projectbureau op zeer korte termijn met haar activiteiten van start gaat.

  • Gezien de geluiden van onder andere Cogen zal ik in de komende periode de economische consequenties die zijn verbonden aan de omschakeling en de te volgen route, nader analyseren. Daarbij zal ik ook aandacht besteden aan de gevolgen voor de voorzieningszekerheid. Het spreekt voor zich dat deze analyse bij het komen tot structurele oplossingen een belangrijke rol zal spelen. Er zal dan ook een relatie worden gelegd met de bevindingen van de Brattle-studie in termen van de kosten en baten van de Gasrotonde. Zodra de studie gereed is zal ik deze aan de Tweede en Eerste Kamer aanbieden, vergezeld van een reactie waarin ik zal ingaan op het definitief beleid ten aanzien van de transitie naar gassen met een veranderende samenstelling.

Tot slot. Het is op verzoek van een groot aantal marktpartijen dat het ministerie van EL&I in mei 2010 de regie op zich heeft genomen om het invoeringsproces van gassen met een andere samenstelling ordentelijk te laten verlopen. Dit was (en is) noodzakelijk vanwege de grote complexiteit en het feit dat geen van de direct belanghebbenden die regie wilde en kon nemen. Het gaat immers om het afwegen van (vaak tegengestelde) belangen en het organiseren van een traject om tot oplossingen te komen. Met de aanpak die ik hierboven uiteen heb gezet geef ik daar naar mijn mening zo goed mogelijk invulling aan.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven