29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 457 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2024

In het debat over de Klimaatnota 2023 en de Klimaat- en Energieverkenning 2023 op 20 december 2023 hebben diverse Kamerleden vragen gesteld over de aanpak van congestie op het Nederlandse elektriciteitsnetwerk. Met deze brief geef ik uitvoering aan mijn toezegging om inzicht te geven in de voortgang van de uitvoering van de Landelijke Actieagenda Netcongestie en ga ik in op de vragen en suggesties vanuit de Kamer.

Huishoudens en bedrijven zijn in hoog tempo aan het overstappen van fossiele brandstoffen op elektriciteit, die op steeds grotere schaal duurzaam en decentraal wordt opgewekt, met name door zonnepanelen. Daarmee gaan we klimaatverandering tegen, worden we minder afhankelijk van fossiele brandstoffen uit het buitenland, en kunnen we tegen een redelijke prijs energie blijven gebruiken. Ondanks forse investeringen in de uitbreiding en verzwaring van de elektriciteitsnetten gaat het tempo van de energietransitie en de daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar transport van elektriciteit sneller dan de netbeheerders kunnen bijbouwen. In grote delen van Nederland zit het elektriciteitsnet vol. Dit betekent dat grootverbruikers op een wachtlijst komen als ze een nieuwe elektriciteitsaansluiting willen of hun elektriciteitsaansluiting willen uitbreiden.

Netbeheerders, overheden en marktpartijen werken samen in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN, Kamerstuk 29 023, nr. 358) om toegang tot elektriciteit te waarborgen. Dat gebeurt door belemmeringen weg te nemen voor snellere verzwaring en maatregelen voor een slimmer gebruik van het elektriciteitsnetwerk. Waar mogelijk neemt het kabinet, in overleg met deze partijen, onorthodoxe maatregelen om de druk op het netwerk te verlichten (Kamerstuk 29 023, nr. 451).

Hieronder ga ik per werkspoor van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) kort in op de stand van zaken en beantwoord ik de vragen van uw Kamer.

Spoor 1 – sneller bouwen

Uitbreiding van het elektriciteitsnet op alle spanningsniveaus is een no-regret-optie en versnellen we waar mogelijk. Kern van de aanpak in dit spoor is het verbeteren en intensiveren van de samenwerking tussen netbeheerders en overheden. Hierbij wordt ingezet op een duidelijke procesregie op provinciaal niveau. Netbeheerders en overheden versnellen door samen te werken aan (clusters van) projecten en daarbij procedurestappen parallel uit te voeren in plaats van na elkaar.

Het gebrek aan stikstofruimte kan een beperkende en vertragende factor voor de realisatie van energie-infrastructuur zijn, ondanks dat de stikstofuitstoot voor deze projecten alleen tijdens de bouw plaatsvindt en dus beperkt en eenmalig is.

Het lid Flach (SGP) vroeg daarom naar de mogelijkheden van een stikstofvrijstelling voor energie-infrastructuurprojecten. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan een onderzoek, waarin wordt onderbouwd dat de overstap naar het gebruik van duurzame energie-infrastructuur aanzienlijke stikstof- en CO2-reductie door de industrie mogelijk maakt – mits verduurzaming in de industrie plaatsvindt. Het onderzoek en een appreciatie van de resultaten zal ik begin februari met uw Kamer delen, als bijlage bij de MIEK-voortgangsbrief. Ondertussen werken de ministeries van EZK en LNV en het IPO aan een nadere juridische analyse van de mogelijkheden die deze resultaten bieden voor stikstofbeleid t.a.v. energie-infrastructuurprojecten. Deze analyse verwacht ik in het tweede kwartaal naar uw Kamer te sturen.

Het lid Erkens (VVD) vroeg naar de juridische mogelijkheden voor versnelling van vergunningverleningsprocedures en in het bijzonder de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Waar mogelijk versnel ik procedures rond vergunningverlening. In de Kamerbrief Versnellingsaanpak Energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 1193) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden die ik zie, al dan niet door aanpassing van wet- en regelgeving. Dit betreft onder meer de mogelijkheid om elektriciteitsprojecten aan te wijzen als project waarvan de versnelde uitvoering is gewenst vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Over de voortgang hiervan en andere trajecten rondom versnelde procedures en vergunningverlening informeer ik uw Kamer in februari in de MIEK-voortgangsbrief. De Omgevingswet, in werking getreden per 1 januari 2024, biedt de mogelijkheid om per project de keuze te maken bij welk overheidsorgaan het bevoegd gezag voor de ruimtelijke inpassing en de coördinatie voor de vergunningverlening het beste kunnen liggen. Als de ruimtelijke inpassing sneller en doelmatiger kan plaatsvinden door een gemeente of provincie, dan wordt de besluitvorming aan hen overgelaten. Voor de grote energieprojecten wordt onder de Omgevingswet de projectprocedure gevolgd, waarin alle benodigde vergunningen meteen worden meegenomen. Hiervoor geldt rechtstreeks beroep in eerste en enige aanleg en een kortere beslistermijn bij de Raad van State. Daarbij kan per type project gekozen worden voor een uitgebreidere of kortere procedure, afhankelijk van de scope van de opgave. Door veel aandacht te besteden aan participatie, kunnen betere besluiten genomen worden en kunnen beroepen achteraf mogelijk voorkomen worden.

Het lid Dassen (Volt) had een aantal goede suggesties in het debat om de aanleg van infrastructuur te versnellen. Hij vroeg naar de mogelijkheid van een expertpool vanuit het Rijk om gemeenten te ontlasten. Ik financier reeds een pool van vergunningsexperts. In de gemeente Nissewaard helpt zo’n expert nu bijvoorbeeld bij de vergunning voor een transformatorstation. Verder informeerde de heer Dassen naar een proces voor standaardvergunningsaanvragen. Met de netbeheerders, de provincies en gemeenten, werk ik aan het stroomlijnen en slimmer inrichten van vergunningprocedures wat een plaats krijgt in het werkplan dat dit voorjaar wordt opgeleverd. Standaardisering van procedures kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren.

Spoor 2 – Beter sturen

Dit spoor omvat acties die leiden tot een betere benutting van de bestaande capaciteit van het elektriciteitsnet. Het elektriciteitsnet is immers alleen «vol» op piekmomenten, wanneer de elektriciteitsvraag tegen de grenzen van de netcapaciteit aanloopt. Buiten die piekmomenten is nog ruimte op het net beschikbaar. In Spoor 2 wordt met verschillende maatregelen flexibel en efficiënter netgebruik mogelijk gemaakt zodat er ruimte is voor uitbreiding van bestaande aansluitingen en nieuwe aansluitingen van nieuwe netgebruikers. De maatregelen in dit spoor hangen sterk samen met de maatregelen in spoor 3: in spoor 2 scheppen de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de netbeheerders de (juridische) mogelijkheden voor flexibel gebruik, spoor 3 is erop gericht dat deze mogelijkheden ook optimaal gebruikt worden door bedrijven en industrie.

De belangrijkste acties in spoor 2 zijn:

  • 1. Beter benutten van de huidige mogelijkheden voor flexibiliteit in het zogenoemde «congestiemanagement»;

  • 2. Flex tenders voor investeringen in flexibiliteit;

  • 3. Creëren van nieuwe contractvormen voor flexibiliteit.

Beter gebruik van het huidige congestiemanagement

Congestiemanagement houdt in dat netbeheerders contracten sluiten met aangeslotenen (grootverbruikers en producenten van elektriciteit). Deze aangesloten leveren of verbruiken dan tegen betaling minder elektriciteit tegen vergoeding. De netbeheerder doet alleen een beroep op congestiemanagement op plaatsen en tijden waar daadwerkelijk fysieke congestie wordt verwacht. Voor een uitgebreide toelichting op de verbeteringen van het congestiemanagement verwijs ik naar de Kamerbrief van 18 oktober (Kamerstuk 29 023, nr. 451).

Netbeheerders kunnen op grond van de huidige regels over congestiemanagement invoeders met een aansluitcapaciteit groter dan 1 MW verplichten om flexibiliteit aan te bieden aan de netbeheerder. De aangeslotene kan zelf de prijs bepalen die hij daarvoor vraagt. Op dit moment beoordeelt de ACM een voorstel van netbeheerders om de regels over deze plicht aan te scherpen zodat de plicht beter uitvoerbaar en handhaafbaar wordt. Daardoor kunnen naar verwachting meer partijen in de wachtrij worden aangesloten. De ACM zal naar verwachting medio 2024 een besluit nemen. In december heeft Enexis al invoeders op vier hoogspanningsstations verplicht om een aanbod voor congestiemanagement te doen. In januari is aangekondigd dat invoeders op acht andere stations ook zullen worden verplicht hiertoe. In hoeverre meer netbeheerders zullen volgen is afhankelijk van de daadwerkelijke congestie en het flexibele vermogen dat vrijwillig wordt aangeboden door aangesloten klanten. Indien op vrijwillige basis voldoende flexibel vermogen beschikbaar komt, kan het verplichten tot het doen van een aanbieding worden vermeden.

Flextenders voor investeringen in flexibiliteit

Flexibel vermogen is niet altijd beschikbaar. Met gerichte investeringen kan de eigenaar van de installatie of het productieproces flexibel vermogen ontsluiten, bijvoorbeeld door technische aanpassingen aan de installatie of het plaatsen van een batterij. Deze investering moet natuurlijk wel rendabel zijn. Bij flextenders worden voor een langere periode afspraken gemaakt en garanties geboden over inkomsten voor bedrijven in ruil voor het beschikbaar stellen van flexcapaciteit op het net, waarmee het interessant wordt investeringen te doen in flexibiliteit. Wettelijk zijn er geen beperkingen om flextenders in te zetten, maar hier wordt op dit moment beperkt gebruik van gemaakt. Netbeheerders en marktpartijen onderzoeken hoe deze flextenders effectiever kunnen worden ingezet.

Nieuwe contractvormen

Een belangrijke stap om meer flexibiliteit mogelijk te maken zijn nieuwe contractvormen. De bestaande aansluit- en transportovereenkomsten gaan er van uit dat de gebruiker altijd het elektriciteitsnet kan gebruiken. Dat is op dit moment vanwege de netcongestie in grote delen van Nederland tijdens piekmomenten niet mogelijk, waardoor er geen aansluit- en transportovereenkomsten aangeboden kunnen worden.

Een belangrijk resultaat is het voorstel voor een nieuwe vorm, de Non Firm Aansluit- en transportovereenkomst (NFA) waarbij binnen congestiegebieden een nieuw aangeslotene transportcapaciteit krijgt toegekend buiten de piekmomenten. Naar verwachting neemt de ACM hierover nog deze maand een definitief besluit, waarna netbeheerders deze contracten kunnen aanbieden. Daarnaast dienen de netbeheerders op korte termijn een voorstel in voor twee specifieke vormen van NFA's. Bij de eerste vorm wordt beschikbare restcapaciteit in vooraf bepaalde tijdsblokken beschikbaar gesteld. Tijdens de gecontracteerde tijdblokken heeft de aangeslotene zekerheid over de beschikbare transportcapaciteit; buiten deze tijdblokken heeft de aangeslotene geen recht op transportvermogen. Bij de tweede vorm krijgt de aangeslotene een minimaal aantal uren waarbinnen hij zekerheid over de beschikbare transportcapaciteit heeft. De netbeheerder bepaalt wanneer deze uren worden ingezet. Momenten waarop geen zekerheid over de beschikbare transportcapaciteit bestaat, worden minstens een dag vooraf gecommuniceerd.

Spoor 3 – Vergroten flexibele capaciteit

Bedrijven en industrie kunnen in potentie een significante bijdrage leveren aan het tegengaan van netcongestie door flexibeler gebruik te maken van het net, met minder druk op piekmomenten. Flexibel gebruik is voor bedrijven veelal nieuw en complex. Dit spoor richt zich op het faciliteren hiervan door knelpunten weg te nemen en bedrijven te informeren over de mogelijkheden en kansen die flexibel energiegebruik bieden.

Ook werk ik aan de invulling van het amendement van het lid Erkens c.s. (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 20) om in 2024 55 miljoen euro in te zetten gericht op mogelijkheden voor: (a) het verlichten van netcongestie op bedrijventerreinen, (b) een competitie voor innovatieve oplossingen en middelen om die op te schalen en (c) een subsidie voor de onrendabele top van flex-capaciteit in gebieden waar netverzwaring pas op langere termijn mogelijk is. Ik verwacht uw Kamer na het zomerreces te kunnen informeren over de precieze invulling.

Het lid Dassen (Volt) vroeg naar een energiescan per bedrijventerrein om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor bedrijven om samen te werken aan het creëren van ruimte op het energienet. Ik deel met de heer Dassen dat we bedrijven moeten helpen om te verduurzamen. Ik geef VNO-NCW een subsidie om verduurzamingsmodellen voor alle 3.800 bedrijventerreinen uit te werken. Daarnaast helpt de bestuurlijk aanjager Slim met Stroom, Gerard Schouw, bedrijven om de noodzakelijke flexibiliteit in hun processen te vinden. Tot slot stimuleer ik energy hubs met € 166 miljoen uit het Klimaatfonds. In zo’n hub wisselen dicht bij elkaar gelegen partijen onderling energie uit waardoor ze het net minder belasten.

Spoor 4 – Laagspanning

Netcongestie doet zich op dit moment voor op het hoog- en middenspanningsnet, maar ook op het laagspanningsnet neemt de vraag naar capaciteit toe. Samen met de collega’s van BZK en IenW heb ik daarom een gezamenlijke actieagenda netcongestie laagspanningsnetten opgesteld. Deze stuur ik op korte termijn naar uw Kamer. De Actieagenda richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen, zo snel mogelijk oplossen en waar nodig mitigeren van de gevolgen van netcongestie op de laagspanningsnetten. De Actieagenda is opgesteld door onafhankelijk coördinator Stephan Brandligt, in constructieve samenwerking met netbeheerders, VNG, IPO, BZK, IenW, ACM, kennisinstellingen, brancheorganisaties en marktpartijen en mijn eigen ministerie. Om effectief op te treden tegen de actuele en verwachte problemen op de laagspanningsnetten bevat de Actieagenda maatregelen voor:

  • het versnellen van het verzwaren en uitbreiden van de laagspanningsnetten;

  • het verbeteren van het inzicht in de (toekomstige) belasting van de laagspanningsnetten;

  • lokale afstemming van elektriciteitsvraag en -aanbod ter voorkoming van piekbelasting.

Tot slot

Samen met de betrokken partijen en mijn collega’s in het kabinet zet ik alles op alles om de druk op het elektriciteitsnetwerk te verlichten. Alleen zo krijgt verduurzaming door elektrificatie de nodige ruimte en kan de basisvoorziening van elektriciteit aan huishoudens, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden geborgd. Vanzelfsprekend houd ik uw Kamer op de hoogte van de voortgang en resultaten. In het tweede kwartaal van dit jaar verwacht ik uw Kamer een meer uitgebreide voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie toe te sturen.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven