29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2017

In de Regeling van Werkzaamheden van 29 november jl. heeft het lid Van Tongeren (GroenLinks) verzocht (Handelingen II 2017/18, nr. 28) om een brief over de export van gas naar aanleiding van een bericht op de website platts.com1.

Dit bericht gaat over de export van laagcalorisch gas. Het grootste deel van de gasvraag van Nederlandse huishoudens en bedrijven is naar laagcalorisch gas. Het gas uit Groningen is weliswaar laagcalorisch, maar de definitie van laagcalorisch gas is breder dan alleen Groningengas2. Naast laagcalorisch bestaat er ook hoogcalorisch gas. Dit gas bevat minder stikstof dan laagcalorisch gas. Het is tot op zekere hoogte mogelijk om hoogcalorisch gas toe te voegen aan Groningengas en dit als laagcalorisch gas aan huishoudens en bedrijven te leveren, zolang het gas binnen de waarden van laagcalorisch gas blijft. Daarnaast kan via installaties stikstof aan hoogcalorisch gas worden toegevoegd, en op deze wijze laagcalorisch gas worden geleverd aan het net.

De hoogte van de export van laagcalorisch gas naar België, Frankrijk en Duitsland wordt bepaald door de fysieke vraag in deze landen. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. Zij zijn fysiek afhankelijk van het laagcalorische gas uit Nederland en hebben op korte termijn hiervoor geen alternatief.

Het kabinet is voornemens om de vraag naar laagcalorisch gas verder af te bouwen. Hiervoor dient ook de vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland af te nemen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft daarom regelmatig contact met de collega’s in België, Frankrijk en Duitsland over de voortgang van de afbouw van de vraag naar laagcalorisch gas in deze landen. Alle landen treffen de noodzakelijke voorbereidingen om op de kortst mogelijke termijn, tussen 2020 en 2030, het gebruik van laagcalorisch gas volledig af te bouwen. Daarbij wordt tot 2020 ook al op kleinere schaal omgebouwd om hiervoor voldoende ervaring op te doen. Hierdoor zal tussen 2020 en 2030 de vraag naar Groningengas naar verwachting met ongeveer 2 miljard Nm³ per jaar afnemen en zal er vanaf 2030 geen export van laagcalorisch gas meer plaatsvinden. Over deze afbouw is uw Kamer medio 2016 gedetailleerd geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 278).

De landelijke netbeheerder voor het gastransportnet, Gasunie Transport Services (GTS), heeft de Minister van Economische Zaken voor het laatst in mei jl. geïnformeerd over de ontwikkeling van de vraag naar laagcalorisch gas (zie ook Kamerstuk 33 529, nr. 352 en bijgevoegd bij deze brief). GTS gaf daarbij aan een hogere vraag uit Duitsland waar te nemen dan eerder was aangenomen. GTS heeft daarom contact gezocht met de Duitse netbeheerders om inzicht te krijgen in de oorzaken hiervan. Hieruit is gebleken dat de hogere vraag enerzijds wordt verklaard door tegenvallende Duitse productie van laagcalorisch gas en anderzijds door een hogere vraag van Duitse elektriciteitscentrales die op laagcalorisch gas zijn aangesloten. Deze effecten zijn structureel en zijn door GTS meegenomen in haar meest recente advies over de voor leveringszekerheid noodzakelijke hoeveelheid Groningengas. De hogere export die wordt waargenomen in het artikel van platts.com wijkt dan ook niet af van de verwachting van GTS.

Een toename van de gasvraag in het buitenland wordt niet veroorzaakt door langetermijncontracten van GasTerra. Deze contracten beïnvloeden de fysieke vraag niet en worden bovendien al sinds enkele jaren niet meer afgesloten of verlengd. In het algemeen geldt wel dat de vraag naar gas van jaar tot jaar kan verschillen, afhankelijk van de temperatuur, de economische ontwikkeling en de hoeveelheid gas die in gasbergingen wordt opgeslagen.

De Raad van State heeft met haar uitspraak van 15 november jl. het instemmingsbesluit en het wijzigingsbesluit vernietigd en bepaald dat er voor 15 november 2018 een nieuw besluit genomen moet worden over het winningsplan 2016. Hierover heb ik uw Kamer op 4 december jl. een brief gestuurd. Zoals in deze brief aangegeven, geldt op dit moment een voorlopige voorziening van de Raad van State. In deze voorlopige voorziening mag, conform het meest recente wijzigingsbesluit, in het huidige gasjaar dat loopt van 1 oktober 2017 tot 1 oktober 2018 21,6 miljard Nm³ gewonnen (met meer ruimte in een winter die kouder dan gemiddeld is). Bij het vaststellen van het getal van 21,6 miljard Nm³ was rekening gehouden met het advies van GTS ten aanzien van een hogere vraag naar gas in het buitenland. De constatering dat deze hogere vraag in het buitenland nu leidt tot hogere export van laagcalorisch gas, betekent dus geen ophoging van het productieplafond voor het Groningenveld.

Advies GTS

In de Regeling van Werkzaamheden van 12 december jl. heeft het lid Van Tongeren verzocht om een onderbouwing van de cijfers die GTS gebruikt voor haar adviezen met betrekking tot de leveringszekerheid. GTS is als onafhankelijke netbeheerder verantwoordelijk voor het landelijke gastransportnet. GTS regelt het transport op dit gasnet binnen Nederland en op de grenspunten met België en Duitsland. Zij baseert haar cijfers op de fysieke stromen zoals die door haar systeem lopen. GTS is de enige partij die het overzicht heeft over al deze fysieke gasstromen en daarmee de meest logische partij om mij over de leveringszekerheid te adviseren. Alle adviezen die GTS aan mij uitbrengt met betrekking tot de leveringszekerheid maak ik openbaar en laat ik valideren. Voor het volgend jaar te nemen instemmingsbesluit zal GTS opnieuw met een actualisatie van haar inzichten komen. Ook dit rapport zal ik met uw Kamer delen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
2

Zie voor de definities en bandbreedtes van de verschillende gassoorten de MR Gaskwaliteit (Stcrt. 2014, nr. 20452).

Naar boven