29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 195 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 7 april 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 9 januari 2015 met een afschrift van de reactie op de brief van de gemeente Oosterhout met betrekking tot de raadsmotie over het tracé 380 kV-hoogspanningsleiding;

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 februari 2015 over de Zuid-West 380 kV-hoogspanningsverbinding (Kamerstuk 29 023, nr. 181);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 maart 2015 met een lijst van vragen en antwoorden over de tracékeuze voor de 380 kV-hoogspanningsverbinding in West-Brabant (Kamerstuk 29 023, nr. 182);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 2 april 2015 over de ondergrondse aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen i.v.m. passage inzake het Zuid-West-tracé (Kamerstuk 31 574, nr. 37).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Vermeij

Griffier: Peen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bashir, Dik-Faber, Geurts, Klever, Van Veldhoven, Veldman, Vermeij en Albert de Vries,

en Minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 17.00 uur.

De voorzitter: Ik heet de bewindspersoon en zijn ambtenaren en alle andere aanwezigen heel hartelijk welkom. We hebben een spreektijd van vier minuten afgesproken en ik geef de mogelijkheid tot twee interrupties.

De heer Albert de Vries (PvdA): Voorzitter. Er moet een nieuwe hoogspanningsverbinding komen van Borssele naar Tilburg. De onverwachte wending van het vervallen van het noordelijke tracé heeft bij veel belanghebbenden tot onrust geleid. Voor dit tracé is al een heel lang ontwerpproces aan de gang. Toen medio vorig jaar plotseling bleek dat het noordelijke tracé niet door kon gaan, heeft de Minister besloten om het zuidelijke tracé te kiezen. De Partij van de Arbeid vindt dat procedureel nogal ongelukkig. Het gaat ons om de zorgvuldigheid in dit soort procedures om een alternatief te kiezen. Ik ben jaren wethouder geweest. Als je als lokaal bestuurder tegen de bevolking zegt dat je een besluit genomen hebt, dan organiseer je eigenlijk vanzelf weerstand. Beter is het om besluiten samen met de betrokkenen te nemen. De Partij van de Arbeid snapt dat je in ons volle land voor noodzakelijke voorzieningen niet altijd alle belangen kunt dienen, maar je kunt wel vroeg in het proces met bewoners en maatschappelijke organisaties zoeken naar een oplossing die de minste schade veroorzaakt. Juist in die zware beslissingen die het Rijk stuurt, zou je, zoals het Verdrag van Aarhus zegt, mensen in een vroeg stadium, als er nog alternatieven op tafel liggen, moeten betrekken. Voor zo'n procedure zou je moeten kiezen. In Nederland kennen we de Elverdingmethodiek; die wordt vaak bij grote projecten gevolgd. Die past naar onze mening ook in dit soort problematiek.

Het door de Minister gekozen zuidelijke tracé loopt 47 kilometer door natuurgebieden, waarvan 17 kilometer ecologische hoofdstructuur. Het tracé tast ruim 590 hectare ecologische hoofdstructuur aan. In Oosterhout loopt het tracé op 100 meter van drie scholen, vlak langs een woonwijk door het laatste stukje natuur tussen Breda en Oosterhout, dat daardoor feitelijk verloren zal gaan. De Partij van de Arbeid vindt dat een te groot offer. De bewoners en de daar gevestigde recreatiebedrijven zijn daarvan op een nogal onhandige wijze op de hoogte gesteld, hetgeen tot grote protesten heeft geleid. In dit verband hebben wij ons net als de bewoners verbaasd over de beantwoording van vragen. Wij vinden het bijzonder dat EZ, nota bene het departement waar ook natuur zetelt, alleen de sokkels van de masten meetelt als het gaat om natuurverlies. Wij vinden het ook curieus dat, als de Kamer vraagt om een MKBA, een maatschappelijke kosten-batenanalyse, en om weging van alternatieven, er een antwoord komt waarin de natuurkosten nauwelijks een rol spelen.

De Minister heeft in januari een opening geboden waarin hij aangaf dat alternatieve tracés mogelijk zijn en dat hij bereid is die te vergelijken met het door hem gekozen zuidelijke tracé. Diverse bewonersgroepen hebben, gesteund door natuurorganisaties en gemeenten, de handschoen opgepakt en hebben alternatieve tracés minutieus uitgewerkt. Wij hebben grote waardering voor hun inzet, deskundigheid en vasthoudendheid. Hun A59 Middenvariant scoort op alle punten beter dan andere varianten. De actiecomités hebben steun gekregen van hun gemeentebestuurders. Die hebben de Minister een alternatief aangeboden, het zogenaamde A17EZ-A59-tracé, waarin de hoofdlijnen van de bewoners gevolgd zijn. Wij verzoeken de Minister om dit alternatief een volwaardige kans te geven en ook de door bewoners aangegeven optimalisaties daarin te betrekken. Is de Minister daartoe bereid? Wij steunen met name de varianten van bewoners waarin bestaande, dwars door woonwijken zoals de Haagse Beemden lopende 150 kV-tracés verwijderd kunnen worden en de optimalisering bij De Moer. Wij vragen de Minister om ook die optimaliseringen in de m.e.r. te betrekken. Wij vragen de Minister om dat wel objectief te doen, met een maatschappelijke kosten-batenanalyse waarin ook de intrinsieke waarde van natuur een volwaardige plaats krijgt. Wij verzoeken de Minister het vervolgproces transparant in te richten en bewoners, ondernemers, gemeenten en maatschappelijke organisaties van nu af aan nauw te betrekken.

Ik wil ook nog twee kleine dingen in Zeeland benoemen, want het tracé loopt van Borssele naar Tilburg. Bij Krabbendijke ligt het gehucht Roelshoek. Daar zitten de mensen echt te wachten op duidelijkheid en zekerheid wat betreft de schadeloosstelling. Op Walcheren zijn nu vijf tracés bekendgemaakt die de nieuwe windparken op zee moeten verbinden met de stopcontacten in Borssele. Ook daar is inmiddels wat onrust ontstaan. Wij vragen de Minister om daarover zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen.

De voorzitter: De heer Bashir heeft een vraag voor de heer De Vries. Ik moet even opmerken dat de heer Bashir de heer Smaling vervangt.

De heer Bashir (SP): Naar ik begrepen heb, ben ik vandaag niet de enige vervanger. Ik heb harde woorden gehoord van de PvdA-woordvoerder. Ik verwelkom die. Ik vind het goed dat de Partij van de Arbeid laat weten dat zij heel kritisch kijkt naar dit dossier. Is de heer De Vries het met mij eens dat de Minister echt alles op alles moet zetten om ervoor te zorgen dat het uiteindelijk een van de alternatieven wordt die door de bewoners zijn aangedragen, in plaats van het voorstel dat nu op tafel ligt?

De heer Albert de Vries (PvdA): Gevoelsmatig zou ik dat wel wensen, maar wij weten dat dit buitengewoon ingewikkelde projecten zijn. Ik hoop dat de Minister zeer serieus naar het minutieus uitgedachte tracé van de bewoners gaat kijken. Ik heb hen echt zien inzoomen op elk mogelijk probleem dat ze in het tracé tegenkwamen. Ik kan me dus voorstellen dat dat tracé haalbaar is. Het moet echt goed, objectief en in samenwerking met de bewoners worden uitgezocht voordat we een definitieve conclusie kunnen trekken.

De heer Bashir (SP): Dan zitten wij volgens mij niet heel ver van elkaar af. De heer De Vries zegt, net als ik straks zal zeggen, dat de Minister heel serieus naar de voorstellen van de bewoners moet kijken, dus wat mij betreft kunnen we zaken met elkaar doen.

De voorzitter: Dat was niet echt een vraag, dus dan is nu het woord aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Het aanleggen van grootschalige energie-infra is helaas noodzakelijk voor het draaiend houden van onze economie en ons samenleven. De leveringszekerheid in Nederland is hoog en de CDA-fractie onderschrijft het streven van de Minister om de leveringszekerheid op peil te houden.

Allereerst is het CDA de Minister erkentelijk dat hij het zuidelijke tracé niet heeft doorgezet en de regio de mogelijkheid heeft gegeven om met alternatieven te komen. Als een duveltje uit een doosje kwam daar donderdag de brief bij dat het misschien mogelijk gaat worden om een deel van het tracé Tilburg-Rilland ondergronds te verkabelen en dat TenneT de opdracht heeft gekregen dit te onderzoeken. Het CDA steunt de inzet van de Minister in dezen, al moet natuurlijk goed gekeken worden naar de leveringszekerheid en de betaalbaarheid. Zou de Minister kunnen toelichten op basis van welke criteria besloten kan worden tot het wel of niet ondergronds verkabelen van een deel van het tracé?

De gemeenten op de route van het voorgenomen zuidelijke tracé waren vorig jaar zomer zeer onaangenaam verrast over de plotselinge wijziging. Was de Minister zich ervan bewust – dat vraag ik echt oprecht – dat deze gemeenten en de bewoners niet eens wisten dat een alternatief tracé Rilland-Tilburg hun woonomgeving zou doorkruisen? Drie maanden later zijn er door TenneT informatieavonden georganiseerd, waarbij er grote vragen bleven. Waarom opeens hier? Kan dat zomaar, door een natuurgebied, langs en over recreatieterreinen? Kan dat zomaar rakelings langs een school? Ik ben daar, net als veel collega's, op bezoek geweest. Ik heb voor mijzelf geconcludeerd dat de communicatie gewoon slecht was. Mijn vraag aan de Minister is of de communicatie niet beter en in een vroeger stadium zou kunnen.

Ik kom op het opnemen van de aangedragen alternatieve tracés. Kan de Minister al aangeven of hij van plan is om de alternatieven op te nemen in de m.e.r.? Ik denk dat dit een van de belangrijkste vragen van vanmiddag is. Het CDA dringt er bij de Minister op aan om dit wel te doen, zodat een betere afweging gemaakt kan worden. Kan de Minister dit toezeggen? Zo nee, wanneer beslist hij hierover? Op basis van welke criteria neemt de Minister een beslissing over het wel of niet opnemen van alternatieven in een milieueffectrapportage?

Voor mij, en ik denk voor velen van ons, is het een redelijke black box op basis van welke afwegingen een besluit wordt genomen voor een bepaald tracé. In de milieueffectrapportage wordt gekeken naar de impact van een bepaalde activiteit op het milieu. Ik zie echter niet hoe de economische gevolgen van een bepaalde keuze worden meegewogen. Hoe worden natuurterreinen, recreatieparken en particuliere bewoning meegewogen? Dat zijn allemaal economische gevolgen. Hoe weegt de Minister deze economische kosten mee, gezien het feit dat zij geen plaats hebben binnen de milieueffectrapportage? Het CDA zou willen dat de economische effecten van de verschillende tracés ook in beeld gebracht konden worden. Hoe denkt de Minister hierover?

Ik wil nog iets zeggen over hoogspanningstracés in het algemeen. De CDA-fractie heeft het volgende al vaker bij de Minister onder de aandacht gebracht, maar doet het graag nog een keer. Wij vinden het met het oog op de brandveiligheid onwenselijk dat stallen met vee onder de hoogspanningsleidingen komen te liggen, ook omdat onder hoogspanningsleidingen het protocol van de brandweer veel meer tijd vergt. Dat vertraagt het blussen. Hoe kijkt de Minister daar op dit moment naar? Daarnaast krijgen wij mails van huiseigenaren die onder hoogspanningskabels zitten en die vanaf 2017 mogelijk uitgekocht gaan worden. Deze mensen zitten met de handen in het haar. Op dit moment krijgen zij hun woning namelijk niet verkocht en zouden zij dat wel graag willen. Kan bekeken worden of de uitkoopregeling al als pilot van start kan gaan voor die mensen die dat heel graag willen?

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. De duurzame-energietransitie kost ons land niet alleen miljarden euro's aan subsidies, maar vergt ook zo'n 70 miljard euro aan investeringen in het netwerk. Dat blijkt uit de beleidsbrief STROOM van vorig jaar. Deze investeringen zijn vooral nodig om het wisselende aanbod van met name windenergie op te vangen op het hoogspanningsnetwerk en zonder energie die terug geleverd wordt in met name de lagere netwerken. Kortom, een enorme opgave die niet alleen een flinke financiële strop vormt voor alle energiegebruikers in Nederland, maar eveneens zorgt voor een hoop ellende voor omwonenden. In dit geval wordt de ellende veroorzaakt door het te realiseren windturbinepark op zee voor de kust van Borssele, zo stelt de Minister in de beantwoording van de vragen. Daardoor is deze nieuwe hoogspanningsverbinding noodzakelijk en worden honderden, zo niet duizenden mensen in West-Brabant onnodig gedupeerd. Wat de PVV betreft komt dat windturbinepark er niet en is die nieuwe 380 kV-verbinding dan ook niet nodig. Helaas worden de aanleg van dit windturbinepark en de duurzame-energietransitie gesteund door alle partijen in de Tweede Kamer, met uitzondering van de PVV. Wij zijn dan ook benieuwd met welke oplossing deze partijen en de Minister komen voor de omwonenden en de mensen hier in de zaal.

De heer Albert de Vries (PvdA): Mevrouw Klever doet het voorkomen alsof die nieuwe 380 kV-transportleiding alleen nodig is omdat er een windmolenpark komt. Misschien is haar ontgaan dat er in Zeeland twee heel belangrijke afnemers failliet zijn gegaan, namelijk Zalco en Thermphos. Dat betekent dat er ook heel veel stroom van de conventionele gascentrale, kolencentrale en kerncentrale afgevoerd moet worden. Ook daarvoor is die leiding nodig. Hoe kijkt mevrouw Klever daartegen aan? Haar verhaal klopt volgens mij niet. Ook zonder wind op zee is er een nieuwe leiding nodig.

Mevrouw Klever (PVV): Die nieuwe 380 kV-leiding is voornamelijk nodig vanwege het nieuwe windturbinepark bij Borssele. Dat zeg ik niet, maar dat zegt de Minister in de beantwoording van de vragen. Ik raad de heer De Vries aan vraag 11 nog eens te lezen. Ook een woordvoerder van TenneT zegt het: als er een enorm windpark bij wordt gebouwd dat sneller klaar is dan wij, dan zouden we een probleem hebben. Er wordt dus wel degelijk vanwege het nieuwe windmolenpark bij Borssele en nieuwe 380 kV-verbinding dwars door Brabant geplaatst.

De heer Albert de Vries (PvdA): U hebt gelijk dat het windpark op zee ook gebruik kan maken van de 380 kV-verbinding, maar u geeft geen antwoord op de vraag of het u ontgaan is dat die twee heel grote afnemers er niet meer zijn. De kerncentrale is speciaal gebouwd om Zalco, toen nog Pechiney, te kunnen realiseren. Die stroom is niet meer nodig in Zeeland, dus die moet afgevoerd worden. Daarvoor is een extra verbinding nodig. Dan is het mooi dat ook het windmolenpark erop kan worden aangesloten, maar u draait het om.

Mevrouw Klever (PVV): Volgens mij draait de collega van de Partij van de Arbeid het om. Natuurlijk weet ik dat daar fabrieken failliet zijn gegaan, maar het is maar de vraag of daarvoor nou zo nodig een nieuwe verbinding nodig is. Uit onderzoek van de Universiteit Twente blijkt juist dat de schommelingen die wind- en zonne-energie veroorzaken in het netwerk die extra investeringen en uitbreidingen van dat netwerk vergen. Het komt dus vooral door het wisselende aanbod van wind op zee, omdat het de ene keer wel en de andere keer niet waait, dat er een nieuw netwerk nodig is.

De heer Geurts (CDA): Ik wil hier even op doorgaan, want het is een heel redelijke vraag die collega De Vries stelt. Vraag 11 en het antwoord daarop geven de PvdA gelijk. Mevrouw Klever vergeet ook even dat wij deze nieuwe hoogspanningsleiding hard nodig hebben als er onderhoud moet worden gepleegd in dit gebied. Anders hebben wij een groot probleem. Realiseert zij zich dat? Dit staat ook in de brief van de Minister.

Mevrouw Klever (PVV): Ik begrijp best dat het CDA en de PvdA willen doen voorkomen dat dit netwerk sowieso nodig is, ook al zou dat windpark er niet komen. Feit is echter dat die hoogspanningsverbinding er moet komen omdat dat windpark er staat. Dat staat in de brief van de Minister. Ik zal het even citeren. «Daarbij dient de elektriciteit die in Zeeland wordt opgewekt, waaronder wind op zee, afgevoerd te worden naar de landelijke ring.» De Minister zegt het en de woordvoerder van TenneT zegt het. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Ik hoop dat dit een antwoord op uw vraag is.

De heer Geurts (CDA): De vraag wordt niet beantwoord. Ik heb aangegeven dat er wat moet gebeuren, want als er onderhoud gepleegd wordt, valt in een groot deel van Nederland gewoon de stroom uit. Er is dan namelijk geen omleidingsmogelijkheid meer. Daarom stel ik nogmaals de vraag aan de PVV. Zij houdt een mooi verhaal en citeert eenzijdig, maar zij neemt dus voor haar verantwoording dat in het zuidelijk deel van Nederland – Zeeland, West-Brabant en een verder deel – straks bij onderhoud geen stroommogelijkheden meer zijn.

Mevrouw Klever (PVV): Als je de lijn van de heer Geurts volgt, zou dat betekenen dat wij de afgelopen tientallen jaren regelmatig stroomstoringen hadden vanwege het onderhoud. Dat is gewoon niet waar. Wij hebben bijna nooit stroomstoringen en het gaat allemaal prima. Ik sluit mijn ogen niet voor het feit dat er misschien stukjes verlegd of vernieuwd moeten worden, maar juist die windenergieplannen, die het CDA en alle partijen hier in de Kamer van harte steunen, zorgen ervoor dat er een nieuwe 380 kV-verbinding moet komen van Borssele naar Brabant. De PVV is heel duidelijk. Wij willen dat windturbinepark niet. Het kost de maatschappij en de burger miljarden euro's. Als dat windturbinepark er niet komt, hoeft er ook niet zo'n grote 380 kV-verbinding te komen.

Ik vervolg mijn betoog. Voor omwonenden en al deze mensen in deze zaal zijn de duurzame sprookjes van dit kabinet een regelrechte nachtmerrie. Zij verkeren al jaren in onzekerheid. Dat is er door de plotselinge koerswijziging van afgelopen zomer niet beter op geworden. Dat geldt overigens ook voor de mensen die reeds onder hoogspanningsleidingen wonen. Mark Rutte beloofde hen in 2010 een uitkoopregeling. Maar u raadt het al: daar komt voorlopig niets van terecht. Pas in 2017 komt deze regeling er in een uitgeklede versie, waarbij alleen mensen die pal onder hoogspanningsleidingen wonen, worden uitgekocht, mits de gemeente daar toestemming voor geeft. Dat geldt dus ook voor dit nieuwe tracé. Mensen die deze nieuwe hoogspanningsverbinding vlak langs hun woning krijgen, komen niet in aanmerking voor een uitkoopregeling en blijven gevangenen in hun eigen huis. Ook dit had de PVV graag anders gezien. Een motie van mij om de oorspronkelijke brede uitkoopregeling te handhaven en die afgelopen jaar nog in te voeren werd door alle partijen hier verworpen.

Het liefst blijven al deze mensen natuurlijk gewoon in het prachtige Brabant wonen zonder overlast van deze nieuwe hoogspanningsverbinding. Toch zou ik de Minister mede namens de actiegroepen en de vele mensen hier in de zaal willen verzoeken om niet vast te houden aan zijn eigen plan, maar alle uitgebreide alternatieve tracés die aangedragen zijn, serieus te laten onderzoeken door een bureau dat én deskundig is in deze materie én onafhankelijk van TenneT. Is de Minister hiertoe bereid?

Tot slot heb ik nog één vraag. Vanochtend vonden wij een position paper van TenneT in onze mailbox over het verkabelen van de hoogspanningsleidingen. Naar verluidt moet daarvoor, als je door een natuurgebied moet, een brede natuurstrook van 60 tot 100 meter breed volledig worden gerooid om het aan te leggen. Ook mag er in een strook van 40 tot 60 meter breed over de gehele lengte van de kabel blijvend geen boom of heester meer groeien. Klopt dat? En hoe denkt de Minister over eventueel verkabelen?

De heer Bashir (SP): Voorzitter. De afgelopen weken bereikten ook de SP-fractie flink wat alternatieve tracés. De hoeveelheid alleen al geeft aan hoeveel weerstand er vanuit de omgeving is tegen het voorgestelde tracé. Omwonenden, actiegroepen, natuur- en milieuorganisaties en zelfs de regio West-Brabant kwam meteen met een eigen ontwerp. Al deze alternatieven getuigen van creativiteit, betrokkenheid en kennis van zaken, maar vooral van bezorgdheid. Bezorgdheid is er over de vele natuur die door de komst van het zuidelijke tracé van EZ zal worden verminkt en zelfs op sommige plaatsen zal verdwijnen. Waar de provincie kleine stappen weet te zetten om de natuur en de ecologische hoofdstructuur te beschermen en te ontwikkelen, stuurt de Minister zijn bulldozers vanuit Den Haag aan om het weer af te breken. Het is dus terecht dat daar vanuit eerder genoemde partijen ernstige zorgen over bestaan. Wat gaat de Minister doen om deze zorgen bij omwonenden weg te nemen?

Het draagvlak voor het voorgenomen zuidelijke tracé ontbreekt. Er zijn veel zorgen over de gezondheid van jonge kinderen die dicht bij het te realiseren tracé naar school gaan en wonen. Een brochure van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met antwoorden op veelgestelde vragen over hoogspanningsleidingen geeft ook aan dat er een verhoogd gezondheidsrisico is voor kinderen tot 15 jaar. Dit stelt de bewoners ook niet gerust. Is de Minister bekend met de zorgen die er leven? Heeft de Minister het daar met de omwonenden en de basisscholen over gehad? Is het geen beter plan om de basisscholen zo veel mogelijk te ontzien, zoals bijvoorbeeld in het alternatieve tracé A59 Midden van de actiegroepen? Dit zou het draagvlak volgens mij vergroten.

Het lijkt mij van belang dat er goed gekeken wordt naar de alternatieven. Er zit ongetwijfeld een aantal levensvatbare alternatieven bij. De actiegroepen uit Breda en Oosterhout presenteerden het alternatief A59 Midden. Op hoofdlijnen lijkt dat erg op het alternatief van de regio West-Brabant. Deze alternatieven scoren op veel punten beter dan het voorgestelde tracé-Zuid. Er wordt veel gecombineerd met bestaande infrastructuur. Het ontziet zo veel mogelijk gevoelige bestemmingen, waaronder wijken met jonge kinderen en basisscholen. Daarnaast is de doorkruising met de ecologische hoofdstructuur beperkt. Logisch dus dat deze alternatieven breed gesteund worden door de natuur- en milieuorganisaties en de omwonenden. Bovengenoemde punten zijn allemaal leidende principes voor een nieuw tracé, zoals opgesteld in de startnotitie voor de m.e.r. Gaat de Minister de alternatieve tracés laten meten aan de leidende principes, zoals opgesteld in de startnotitie? Is de Minister bereid om alle alternatieven te beoordelen aan de hand van deze startprincipes?

De initiatiefnemers die deze alternatieven in zo'n korte tijd en onder zo'n hoge druk hebben ontwikkeld, verdienen complimenten. Complimenten dus van de SP-fractie. Zes weken is erg kort om met een alternatief te komen, zelfs op hoofdlijnen. Ik kan mij voorstellen dat alternatieven nog niet als haalbaar kunnen worden bestempeld. Zij kunnen niet als haalbaar worden bestempeld omdat er wat extra tijd en ondersteuning nodig is. Is de Minister bereid om de initiatiefnemers zo nodig extra tijd en extra ondersteuning te bieden, zodat zij een alternatief kunnen ontwikkelen dat op draagvlak bij de Minister kan rekenen?

De heer Veldman (VVD): Voorzitter. Geheel onverwacht bleek vorig jaar augustus dat het noordelijke tracé in West-Brabant niet langer geschikt was als onderdeel van de 380 kV-hoogspanningskabelnetwerk dat door heel Nederland als ringleiding wordt aangelegd. Na jaren van voorbereiding bleek dat het noordelijke tracé dat TenneT had voorbereid, niet meer kon en werd er teruggevallen op het zuidelijke tracé. Dat was een mededeling die velen, terugkomend van vakantie, rauw op hun dak zal zijn gevallen. Ik kan mij goed voorstellen dat dit een schok was voor velen die in het gebied van het zuidelijke tracé wonen, want niemand heeft dit zien aankomen. Het lijkt vrij onverwacht te zijn gebeurd. Maar hoe onverwacht was dit nou? Wat maakt precies dat het noordelijke tracé ongeschikt is? Had dit niet eerder voorzien kunnen worden?

Het is mooi om te zien dat de oorspronkelijke boosheid bij velen vrij snel is omgeslagen naar het zoeken naar alternatieven voor het zuidelijke tracé. Ik wil dan ook mijn waardering uitspreken voor al die mensen die de afgelopen weken hard hebben gewerkt. Er is hard gewerkt, want ik heb op de mail heel wat alternatieven binnengekregen. Als je die bekijkt, zie je dat er stuk voor stuk gedegen werk is geleverd en dat er veel tijd en werk in is gaan zitten. Een compliment voor die inzet lijkt mij dan ook zeker op zijn plaats.

Ik heb ook waardering voor de Minister, want hij houdt niet zonder meer vast aan dat zuidelijke tracé dat in augustus op tafel lag. Er is tijd geboden om alternatieven aan te dragen. Er wordt tijd genomen om te onderzoeken of die alternatieven haalbaar zijn. Er wordt vertraging in de besluitvorming en in het daaropvolgende aanleggen van de hoogspanningskabels geaccepteerd. Dat past precies in de lijn die de VVD gekozen heeft sinds dit afgelopen zomer ging spelen. Wat ons betreft staat zorgvuldigheid voorop en gaat dat boven snelheid. Daarbij is uiteraard wel van belang dat wij alle risico's in beeld hebben. Zitten er volgens de Minister risico's aan deze vertraagde besluitvorming en een latere aanleg van de hoogspanningskabels? Zo ja, hoe groot zijn die risico's?

Ik ga terug naar de alternatieve tracés. Ik heb er een aantal voorbij zien komen, zowel vanuit diverse bewonerscomités als vanuit gemeenten en provincie. Kan de Minister aangeven hoeveel alternatieve tracés er voor de gestelde deadline daadwerkelijk zijn aangeleverd? Kan de Minister al een eerste beeld van de haalbaarheid van deze alternatieven geven? Hoe ziet het verdere verloop van het proces eruit? Op welke manier blijven de indieners van een alternatief betrokken in het verdere proces dat uiteindelijk tot besluitvorming moet leiden?

Zoals gezegd, de VVD hecht aan zorgvuldigheid in de definitieve tracékeuze. Ergens zullen de hoogspanningskabels uiteindelijk geplaatst moeten worden. We willen immers allemaal elke dag stroom. Het tracé dat straks de minste schade dan wel overlast oplevert voor bewoners en bedrijven, zal ongetwijfeld niet voor iedereen positief uitpakken. De vraag aan de Minister is of het ondergronds aanleggen van kabels hier nog soelaas kan bieden. Welke kansen biedt dit?

Ik rond af met nogmaals mijn waardering uit te spreken voor al die mensen die zich in de afgelopen maanden hebben ingespannen en die alternatieven hebben aangedragen. Ik vraag de Minister al deze groepen van mensen op een goede en frequente basis betrokken te houden bij het verdere proces.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan constateren dat de onrust in Brabant groot is; dat zie ik ook aan de bezetting van de publieke tribune. Ik denk dat dat terecht is. Ik woon zelf ook in een gemeente waar hoogspanningskabels zijn en ik ken de ongerustheid en de zorgen van mensen van heel dichtbij. Uit alle stukken die de commissie ontvangen heeft, moet ik helaas concluderen dat er aan de ene kant een tracé nodig is en dat er aan de andere kant altijd iemand pijn gedaan zal worden, welk tracé je ook kiest. Kies je voor variant A dan worden die gemeenten getroffen. Kies je voor variant B dan worden er weer andere gemeenten en natuurgebieden getroffen. Geen enkele tracékeuze is wat dat betreft ideaal. Ik heb gezien dat tracé-Zuid langs drie basisscholen gaat. Mijn fractie vindt dat gezien de gezondheidsrisico's geen goed idee. Er is veel discussie over de gezondheidsrisico's van elektromagnetische velden. Ik weet dat uit onderzoek is gebleken dat er eigenlijk maar één verband kan worden aangetoond: het vóórkomen van kinderleukemie en de aanwezigheid van hoogspanningskabels. Maar hoe dat precies werkt, is onbekend. Met alle onrust en ongerustheid die er begrijpelijkerwijs is, is er tegelijkertijd wetenschappelijk heel weinig aangetoond. Voor mijn fractie is dat echter voldoende om te zeggen dat tracé-Zuid misschien toch niet zo'n goed idee is.

De Minister heeft toegezegd open te staan voor alternatieven. Wil de Minister die alternatieven, bijvoorbeeld het tracé A59 Midden, meenemen in de m.e.r.-procedure? Als dat vandaag een toezegging kan zijn, lijkt dat mij een heel mooie uitkomst van dit debat.

Wij hebben deze week een brief gekregen over de mogelijkheden van verkabelen. Ik was erg blij met die brief want, als ik het me goed herinner, staat daarin dat 20 kilometer niet meer de limiet is. De Minister wil ook op andere trajecten de mogelijkheden voor verkabeling gaan bekijken. Ik vind dat een heel belangrijke toezegging. Ik hoop dat de Minister in het wetstraject STROOM rekening wil houden met innovaties die op dit gebied mogelijk zijn; die moeten niet op voorhand worden belemmerd. Verkabeling biedt uiteraard mogelijkheden om woonwijken te ontzien. Het geeft kansen voor het behoud van de leefbaarheid. Dat is voor mijn fractie heel belangrijk. Wij vinden het ook belangrijk dat goed naar de tracés gekeken wordt. Het moet mogelijk zijn om voor langere lijnen en omwegen te kiezen als dat de leefbaarheid ten goede komt. Deelt de Minister dat standpunt?

Op de agenda staat vandaag de 380 kV-verbinding in West-Brabant. We hebben natuurlijk ook nog de Randstad 380 kV-verbinding. Kunnen de bestaande lijnen op enige wijze projectmatig gekoppeld worden? Er lopen natuurlijk ook veel bestaande lijnen door gemeenten. De gemeenten die zich verenigd hebben in de Vereniging Gemeentelijk Platform Hoogspanning zien kansen om de aanleg van deze nieuwe verbindingen te koppelen aan het verplaatsen van hun eigen lijnen. Wellicht kan de Minister daarop reageren.

Tot slot. Ik heb goed contact met de Vereniging Gemeentelijk Platform Hoogspanning en alle gemeenten die daarin vertegenwoordigd zijn. Zij geven allemaal aan – en ik denk dat dat terecht is – dat zij die 25% kosten van verkabeling die op hun bordje terechtkomt, eigenlijk niet kunnen dragen. Mijn fractie heeft nog altijd het standpunt dat die kosten gesocialiseerd zouden moeten worden. Voor een gemeente als Veenendaal betekent die 25% per huishouden € 150 en in Geertruidenberg is het € 600 per huishouden. Als je de kosten socialiseert dan heb je het over € 0,30. Herkent de Minister deze getallen en wil hij daar in zijn wetsvoorstel mee aan de slag gaan?

De voorzitter: Voordat ik mevrouw Van Veldhoven het woord geef, moet ik nog opmerken dat mevrouw Van Tongeren zich heeft verontschuldigd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Met de 380 kV-discussie in West-Brabant is er iets niet goed gegaan; in het proces en in het traject zelf. Het gevolg is een volle zaal – fijn dat u er allemaal bent – en stapels mails en brieven. Er zijn heel veel ongeruste bewoners, ook in de omgeving van Oosterhout, Halderberge en Etten-Leur. Velen van ons zijn daar op bezoek geweest; ik wel in ieder geval. Uit de brieven van de Minister sprak telkens de boodschap dat het wel degelijk zorgvuldig werd gedaan, maar als we het resultaat zien, moeten we toch concluderen dat er iets is misgegaan. Laten we nu bekijken hoe we daarin verder kunnen komen met elkaar.

Van de zomer bleek ineens dat het noordelijke tracé waaraan toch vijf jaar was gewerkt, niet mogelijk was, en kwam er een plotselinge switch naar zuid. Dat heeft heel veel mensen verrast. De regio en in ieder geval de bewoners zijn daarin dus niet goed meegenomen. Hoe gaan we nu naar mogelijke alternatieven kijken? D66 vindt dat er vrij weinig ruimte is geboden voor alternatieven. Zes weken om met een alternatief te komen is echt niet veel. Op die manier is het heel lastig om met een volwaardig alternatief te komen waarvan je dan ook kunt zeggen dat het de vergelijking kan doorstaan. Als je een besluit moet nemen en er is een goed uitgewerkt traject en een alternatief dat in zes weken in elkaar is gezet – ondanks al het harde werk en de expertise die de bewonersgroepen hebben weten te verenigen, waar ik veel respect voor heb – dan loop je toch het risico dat je appels met peren gaat vergelijken waarbij de bewonersalternatieven geen serieuze kans krijgen. Dat is vandaag de essentie voor mijn fractie. Die bewonersalternatieven moeten als volwaardig alternatief kunnen worden meegenomen, zodat we ook echt de voors en tegens van alle tracés tegen elkaar kunnen afwegen. Ik denk dat dit helpt bij het begrip voor de uiteindelijke keuze, want er zal altijd iemand geraakt worden in Nederland. De vraag aan de Minister is dus waarom hij maar zes weken heeft gegeven om het alternatief uit te werken. Is hij van plan om daar in het vervolg langer de tijd voor te geven?

Het is wel fijn dat de Minister gaat helpen bij het uitwerken van de details van die burgeralternatieven. Er is een aantal alternatieven ingediend. Zowel voor het tracé A17-A59 als voor een geoptimaliseerde versie van zuid is draagvlak. De Minister heeft naar aanleiding van mijn eerdere motie gezegd erop te gaan kauwen. Ik ben blij dat hij de gebiedscoördinator inmiddels heeft omarmd en dat die er komt, zodat we niet langer tegen de bewoners zeggen «we leggen het u nog één keer uit», maar dat we met de bewoners gaan spreken als het hun directe leefomgeving betreft. De vraag is of de alternatieven ook worden meegenomen in de milieueffectrapportage, zodat we alles op eenzelfde niveau met elkaar vergelijken. De Brabantse Milieufederatie heeft ook wat dingen met elkaar vergeleken en zegt dat de alternatieven er op de punten milieu, natuur en landschap veel beter uitkomen. De Minister zegt dat hij eerst wil onderzoeken of de alternatieven haalbaar zijn. Dan vraag ik me af of we eerst gaan onderzoeken of we ze in een onderzoek moeten meenemen. Is dat geen dubbel werk? Leidt dat niet tot vertraging en extra kosten? Waarom is het nodig om eerst een apart haalbaarheidsonderzoek te doen? Kunnen we er niet voor zorgen dat ze zo goed zijn uitgewerkt dat ze meteen in de volwaardige m.e.r. mee kunnen?

Als de Minister dan toch eerst de haalbaarheid wil onderzoeken, moeten wij er wel voor zorgen dat dit onafhankelijk en zorgvuldig gebeurt. Dan lijkt het mij heel erg van belang dat ook de initiatiefnemers betrokken worden bij de keuze van het bureau dat het onafhankelijke onderzoek gaat doen om te bekijken of het alternatief haalbaar is. Als je geen vertrouwen hebt in het onderzoeksbureau dat de haalbaarheid van je alternatief gaat toetsen, ben je even ver van huis en hebben mensen nog niet het gevoel dat ze serieus worden genomen. Als uit het haalbaarheidsonderzoek toch nog problemen naar voren komen, krijgen de bewoners dan wel eerst de tijd om op dat soort punten nog aanpassingen te doen? Zes weken is maar heel kort. Als er dan toch nog problemen zijn, dan moet er ook ruimte zijn om gesignaleerde knelpunten in het haalbaarheidsonderzoek aan te passen, zodat het daarna toch kan worden meegenomen in de m.e.r.

Straks maken we een keuze, hopelijk met een deel extra verkabeld; het zou heel mooi zijn als dat kan. Dan zullen er nog altijd mensen zijn die onevenredig geraakt worden. Krijgt de gebiedscoördinator ook een soort hardheidsclausule? Ik ben bij iemand op bezoek geweest die een huis en een kas had. Hij werkte de hele dag in die kas, en die kas zou wel binnen de zone vallen, maar zijn huis niet. Dus werd er gezegd dat zijn situatie gezond was en hij geen recht op de regeling heeft. Ook heb ik een moeder gesproken. Haar kinderen speelden de hele dag in de tuin. Alleen het huis telt mee en de tuin niet, dus wordt er gezegd: er is geen enkel gevaar voor uw kinderen. Die moeder maakt zich heel erg ongerust. Die man met die kas staat de hele dag met zijn personeel wel binnen die grenzen. Een hardheidsclausule zou dit soort situaties waarin mensen de overheid niet meer snappen, kunnen oplossen. Gaat de Minister daarmee aan de gang?

De voorzitter: De Minister kan direct antwoorden op de inbreng van de Kamer.

Minister Kamp: Voorzitter. Het proces om tot een nieuwe 380 kV-hoogspanningsverbinding in Brabant te komen, is begonnen in 2008. In 2008 is er overlegd met de provincie Noord-Brabant, met de lokale overheden en met belangenorganisaties. Toen zijn de verschillende tracéalternatieven uitgewerkt. Daaruit is geconcludeerd dat er voor twee tracés het benodigde draagvlak was: het noordelijke en het zuidelijke tracé. Ik sluit mij een beetje aan bij wat de heren De Vries en Geurts net tegen mevrouw Klever zeiden. Mevrouw Klever zei namelijk dat we die verbinding alleen maar aanleggen vanwege het windpark voor de kust van Borssele. Ik kan de Kamer echter verzekeren dat er in 2008 nog geen sprake was van een windpark voor de kust van Borssele. Toen ging het over het feit dat daar twee grote afnemers, de heer Geurts en De Vries hebben hen al genoemd, waren weggevallen. Dat betekent dat de elektriciteit die daar geproduceerd wordt, met name door de kerncentrale in Borssele, niet meer afgezet kon worden in Zeeland. Die moest dus ergens anders naartoe. Daarvoor heb je een 380 kV-verbinding nodig. Daarnaast speelt mee dat er stroom naar België gevoerd moet worden. Ook moet er onderhoud gepleegd kunnen worden, zoals al gezegd werd. Als een verbinding te veel gebruikt wordt en er te veel druk op staat, dan kun je daar niet het noodzakelijke onderhoud aan plegen zonder dat je problemen krijgt met de stroomvoorziening in het land als geheel. In 2008 is dus al geconcludeerd dat het nodig was om er een tweede 380 kV-verbinding bij te leggen. Later is daar nog een belangrijke reden bij gekomen, namelijk dat men in Nederland, net als in Denemarken, Engeland, Duitsland en België, en ook in alle andere delen van de wereld, druk bezig is met duurzame energie, ook op zee middels windparken. De landen die ik net noemde, zijn allemaal bezig met windenergie op zee. Wij ook. De Kamer heeft op voorstel van het kabinet besloten om voor de kust van Borssele buiten de 12 mijlszone een windpark aan te leggen. De stroom die daar geproduceerd wordt, moet ook afgevoerd worden. Dat is ook in het belang van de inwoners van Nederland die ook in de toekomst graag op een verantwoorde manier duurzame energie en elektriciteit willen hebben. Het is dus goed om even vast te stellen dat in 2008 al de noodzaak duidelijk was en er toen begonnen is met het proces.

De voorzitter: Ik wil nog opmerken dat de Kamerleden ook in de termijn van de Minister maximaal twee interrupties hebben.

Mevrouw Klever (PVV): De Minister zegt dat de plannen van 2008 dateren en dat er toen geen plannen voor windparken op zee waren, maar is de Minister wel op de hoogte van het feit dat het toenmalige kabinet in een ontwerp nationaal waterplan ruimte op de Noordzee heeft aangewezen voor 6.000 MW wind op zee? In 2008 waren er dus wel degelijk plannen voor windturbines op zee. Dat is juist ook de reden waarom deze hoogspanningslijn aangelegd moet worden, namelijk om die plannen voor wind op zee in te passen in het netwerk. Ik wil ook even refereren aan de uitspraak van een woordvoerder van TenneT. Die zegt ook dat TenneT een probleem heeft als er een enorm windpark bij wordt gebouwd dat sneller klaar is dan zij.

Minister Kamp: Het is toch zoals ik gezegd heb. Natuurlijk is er al eerder sprake van geweest dat wij windenergie op land en op zee en allerlei andere vormen van duurzame energie zouden gaan krijgen. Maar van het windpark voor de kust van Borssele is pas de laatste jaren sprake. In 2008 was dat als zodanig nog niet specifiek in beeld. Voor de verbinding die nu noodzakelijk is, zijn vier redenen. Het is noodzakelijk om in de wisselwerking met België elektriciteit naar België te kunnen brengen, en daar is deze verbinding voor een deel voor noodzakelijk. De verbinding is noodzakelijk om onderhoud te kunnen plegen aan de bestaande verbinding. Het is belangrijk dat er onderhoud gepleegd kan worden zonder dat er problemen zijn met de elektriciteitsvoorziening. De verbinding is ook nodig om een alternatief te vinden voor het wegvallen van Zalco en Thermphos. Dat waren twee zeer grote afnemers en die nemen niet meer af. Dat betekent dat de stroom ergens anders naartoe gebracht moet worden. En je hebt het windpark dat voor de kust van Borssele gerealiseerd gaat worden. Dat laatste is iets waarover we in alle openheid gesproken hebben en waarover we inmiddels besloten hebben. Het is niet iets waarvoor we ons schamen maar iets waar we trots op zijn. Ook in Nederland gaan we de overgang naar duurzame energie maken, waar we nu nog achterlopen.

Mevrouw Klever (PVV): De plannen dateren al van voordat Zalco en Thermphos failliet gingen. Het lijkt mij dus een beetje een gelegenheidsargument om dat aan te voeren als reden voor die hoogspanningskabel. Dat de Minister en ik het vaak niet eens zijn over zijn beleid, is duidelijk, maar de Minister heeft de steun van de hele Kamer, behalve de PVV, voor de windturbineparken. Ik vind het jammer dat de Minister de negatieve gevolgen daarvan een beetje onder tafel moffelt: het is niet de enige reden dat die hoogspanningsleiding er moet komen want er zijn nog een aantal andere dingetjes. De hoofdreden waarom die hoogspanningsleiding er moet komen, is gewoon dat windpark. Het zou fijn zijn als de Minister dat gewoon toegeeft. Het is zijn beleid en hij heeft daar steun voor in de Kamer. Ik snap dus ook niet waarom hij dat niet wil toegeven.

Minister Kamp: Ik vraag mij af of mevrouw Klever zelf doorheeft dat zij zichzelf tegenspreekt. Eerst citeert ze mijn brieven en zegt zij dat ik zelf zeg dat het nodig is voor het windpark. En nu zegt ze weer dat ik het onder de tafel moffel. Van allebei is geen sprake. Wij geven de Kamer alle relevante informatie. Waarom zouden wij dat niet doen? Natuurlijk doen we dat. Er zijn vier redenen waarom een extra 380 kV-verbinding in Brabant noodzakelijk is, en die heb ik net toegelicht en die zijn ook in de stukken toegelicht. Wij zijn hier al vanaf 2008 mee bezig. Inmiddels zitten wij al in 2015. Natuurlijk gebeuren er in al die jaren nieuwe dingen. Die worden allemaal verwerkt. Als dan uiteindelijk een besluit genomen moet worden – dit besluit moet nog genomen worden, want we zijn nog bezig met de voorbereidingen daarvan – bekijk je wat er allemaal aan informatie beschikbaar is. Die informatie zet je voor de Kamer dan nog eens op een rij. Dat heb ik schriftelijk gedaan en doe ik nu ook mondeling.

In 2008 zijn we dus al begonnen met dat hele proces. Ik heb al gezegd dat de tracéalternatieven toen zijn uitgewerkt. Er is overleg geweest met bestuurders en belangenorganisaties. Toen zijn er ook inspraakavonden en informatieavonden georganiseerd. Daaruit zijn twee tracés voortgekomen. Dat zijn geen tracés waarvan je zegt: hoe komen ze erop? Nee, dat zijn tracés waarvoor het benodigde voorwerk gedaan is om te proberen tot een zo goed mogelijke keuze te komen. Die twee tracés zijn eruit gekomen en konden allebei rekenen op draagvlak, maar uiteindelijk moest er maar één tracé aangelegd worden. Toen is ervoor gekozen het noordelijke tracé te nemen. Dat noordelijke tracé is voor het overgrote deel een bundeling. Dat betekent dat er al een 380 kV-verbinding in het noorden was. Op nieuwe masten worden dan beide 380 kV-verbindingen gerealiseerd. Vervolgens is in de loop van 2013 en 2014 een apart onderzoek gedaan naar de kwetsbaarheden in onze bestaande 380 kV-verbinding. Dat die kwetsbaarheden er zijn hebben we pas geleden in Noord-Holland nog meegemaakt. Er wordt voortdurend bekeken waar er mogelijke kwetsbaarheden zijn. Hier is op een gegeven moment geconstateerd dat een dubbele 380 kV-verbinding op één rij masten grote risico's met zich meebrengt. Althans, het risico dat er iets misgaat is niet zo groot, maar als er iets misgaat, dan zijn de effecten daarvan groot. Door degenen die dat hebben onderzocht en ook door TenneT is uiteindelijk geconcludeerd dat het niet verantwoord zou zijn om twee 380 kV-verbindingen in één rij masten te realiseren. Die conclusie is uiteindelijk in juli 2014 getrokken en onze richting op gekomen. Wij hebben toen eerst laten onderzoeken of het misschien mogelijk was om over dat tracé in het noorden in plaats van één rij masten met beide verbindingen twee masten naast elkaar te realiseren. Dat kan niet omdat de masten dan op een aantal plekken dicht bij elkaar moesten komen. Als er dan met een van die masten iets zou gebeuren, bijvoorbeeld als die om zou vallen, dan zou hij die andere meenemen. Dan had je alsnog het probleem dat we willen voorkomen. Bovendien was het op een aantal plekken zo krap dat je er niet op een verantwoorde manier, zonder te veel schade aan de omgeving aan te richten, met dubbele rijen masten zou kunnen werken. We hebben dus goed bekeken of het mogelijk was om dat op een verantwoorde manier op het noordelijke tracé uit te voeren, maar dat bleek niet mogelijk. Toen heb ik op een gegeven moment samen met mijn collega van I en M het besluit moeten nemen om af te stappen van het noordelijke tracé en dus over te gaan op het andere tracé dat destijds in beeld was en ook kon rekenen op voldoende draagvlak, wat ook uit al het vooronderzoek naar voren was gekomen.

Op het moment dat wij dat besluit hadden genomen, heb ik dat onmiddellijk gecommuniceerd met het gebied. Ik denk dat je dat moet doen. Zodra je een bestuurlijk besluit neemt dat relevant is voor een gebied, moet je dat niet onder de pet houden, maar aan het gebied laten weten. Daarmee is niet meteen het laatste woord gezegd, want de hele procedure inclusief de uiteindelijke besluitvorming moest nog verder afgerond worden. Op dat moment was het relevant. Wij konden het niet in het noorden doen, vonden wij. De Minister van I en M en ik waren van mening dat het niet verantwoord was om het noordelijke tracé uit te voeren. We vielen dus terug op het zuidelijke tracé. Dat hebben wij dus met het gebied gewisseld, eerst door op dezelfde dag dat het besluit genomen werd, dat te wisselen met de verantwoordelijke gedeputeerde in Brabant, en vervolgens hebben we ook de gemeenten gebeld en afspraken gemaakt met de mensen om hierover bestuurlijk overleg te hebben. Dat bestuurlijk overleg is gevoerd. Daarna is het verdergegaan op de manier die de leden bekend is en waarop ik zo ook verder in zal gaan. Ik denk dat dit de goede manier is. Zodra zich een nieuwe situatie voordoet, moet je dat kenbaar maken aan het gebied. Dan kan daarop gereageerd worden. Men heeft daar ook op gereageerd.

De woordvoerders hebben hun waardering uitgesproken voor de mensen in Brabant die daarbij betrokken zijn. Zij zeggen niet alleen nee, maar proberen ook alternatieven aan te dragen. Die waardering deel ik zeer. Ik denk dat er door de mensen en gemeenten in het gebied, de provincie en de belangenorganisaties op een correcte wijze is gereageerd.

De heer Albert de Vries (PvdA): Ik snap alles wat de Minister zegt. Het noordelijke tracé kon niet en toen heeft hij meegedeeld dat er een besluit was genomen om dan te kiezen voor het zuidelijke tracé. Juist die mededeling aan bewoners zet zo veel kwaad bloed, namelijk het feit dat het een besluit is. De Minister zegt dat er draagvlak was voor het zuidelijke tracé. Nou, wij zijn er allemaal geweest, maar ik denk niet dat er heel veel bewoners überhaupt kennis hadden van het feit dat dit tracé nog meetelde. Daarom heb ik in mijn bijdrage een pleidooi gehouden om de instrumenten te gebruiken die in de ruimtelijke ordening gebruikelijk worden. Ga geen besluit meedelen, maar betrek mensen bij een nieuwe oplossing. Dat is volgens mij de werkwijze die wij straks met de nieuwe Omgevingswet ook gaan omarmen. Waarom past het Rijk zulke methodieken niet toe?

De voorzitter: Ik vraag de leden en de Minister om hun vragen en antwoorden kort en bondig te houden.

Minister Kamp: Als er een belangrijke planologische beslissing genomen moet worden, dien je daarvoor de wet te volgen. Dat hebben wij dus ook gedaan. In de Wet ruimtelijke ordening ligt precies vast hoe die planologische beslissing voorbereid moet worden, hoe je naar een besluit toe moet komen en wat vervolgens de mogelijkheden zijn, ook voor alle betrokkenen, om daarop te reageren. De m.e.r.-procedure maakt daar onderdeel van uit. Die procedure volgen wij. Wij kunnen ook niets anders doen. Zo moeten we het doen. Die procedure was erop gericht om de verbinding in het noorden te realiseren. Toen op een gegeven moment bleek dat dat niet mogelijk was – en de verbinding nog steeds net zo hard nodig was – keken we naar het alternatief. Destijds zijn verschillende opties in beeld gebracht. Er is bekeken welke opties goed en haalbaar waren. Daaruit zijn er toen twee naar voren gekomen. Als een van de twee niet gerealiseerd kan worden, is het logisch om op die andere terug te vallen.

De heer Albert de Vries (PvdA): Dat snap ik, maar dat is allemaal met de premisse dat er voor het zuidelijke tracé ook draagvlak zou zijn en dat mensen daar ook kennis van droegen. In de praktijk blijkt dat niet zo te zijn. Ik vraag nogmaals of het niet verstandiger is om, als je voor een plotselinge wending moet kiezen, niet te zeggen dat er een besluit genomen is, maar te zeggen dat er een nieuwe zoekopdracht komt die je samen met de bevolking en gemeenten tot een goed einde probeert te brengen.

Minister Kamp: Als je in 2008 met een procedure begint, daarmee doorgaat en die op een gegeven moment in 2015 moet wijzigen, dan moet je proberen binnen die procedure te blijven. Bij het allereerste begin hebben we vastgesteld dat er een verbinding nodig was. Toen hebben wij bekeken welke alternatieven er waren. Daar kwamen er twee uit naar voren. Eén valt er af en de andere blijft over. Daar val je dan op terug. Dat wil niet zeggen dat wat de heer De Vries zegt, niet alsnog in beeld kan komen. Nu is ook gebleken dat het alsnog in beeld komt. Ik heb het gebied meegedeeld welke conclusie ik getrokken heb, maar het gebied zegt: u kunt die conclusie wel trekken, samen met de Minister van I en M, maar wij hebben daar toch andere ideeën over en vinden dat er alternatieven overwogen moeten worden. Die alternatieven zijn vervolgens in beeld gekomen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of die zes weken niet te krap waren, terwijl wij zelf jaren hebben genomen. Degenen die met een alternatief zijn gekomen, hoefden dat niet helemaal tot in detail uit te werken op dezelfde manier als wij dat gedaan hebben. Daarover is overleg geweest. Ons zijn vragen gesteld en wij hebben informatie gegeven. Mensen hebben op basis daarvan zelf besloten om een bepaald tracé als het door hen gewenste alternatief voor te dragen. Vervolgens bekijken wij hoe dat uitpakt. Dat doen we mogelijk in twee stadia. In die stadia zullen de zaken verder uitgewerkt worden. Ik zal zo nog wat meer zeggen over de manier waarop wij daarnaartoe komen. Om als alternatief serieus in beeld te komen, hoefde men het niet op dezelfde manier in detail uit te werken als wij in ons werk hebben gedaan.

Deze gelegenheid is dus geboden aan het gebied. Ik heb een keer of drie, vier bestuurlijk overleg gehad in het gebied en met de bestuurders hier op het ministerie. Ik heb ook in het gebied met de betrokken bewoners en organisaties gesproken. Uit dat overleg zijn vanuit het gebied zes alternatieven aangeboden. Twee alternatieven vinden toch in het noorden plaats, twee alternatieven vinden in het zuiden plaats, maar op een wat andere manier. Twee alternatieven vinden daartussen plaats; dat zijn de middenvarianten. Ik denk dat wij al die zes alternatieven serieus moeten nemen. Wij gaan daarover een onafhankelijk advies laten uitbrengen. Dat advies moet mij inzicht geven in de vraag of het alternatief zodanig is dat het van belang is om het alsnog mee te nemen in de m.e.r. De m.e.r.-procedure voor het hele traject van Borssele naar Rilland naar Tilburg is al afgerond. We gebruiken echter die afgeronde m.e.r. nu alleen maar voor de verdere planologische procedure voor het gedeelte Borssele-Rilland. Voor het gedeelte van Rilland tot aan Tilburg, waarover wij nu spreken, wachten wij. We gaan eerst de beoordeling van de alternatieven afwachten. We bekijken of er een of meerdere alternatieven zijn die zodanig zijn dat ze alsnog in de m.e.r. moeten worden meegenomen. Dan gaan ze in een aanvulling op de m.e.r. meelopen. Dat betekent dat we uiteindelijk een keuze moeten gaan maken. Op grond van al het voorwerk dat gedaan is, denk ik nog steeds dat het zuidelijke tracé het beste tracé is. Er komen echter mogelijk andere alternatieven, ook in het laatste stadium nog, in beeld. Ze zijn er en ze worden beoordeeld op de wenselijkheid ze in de m.e.r. mee te nemen. Dan worden een of meerdere alternatieven mogelijk in de m.e.r. meegenomen. Op grond van de uitkomst van die m.e.r. gaan we dan opnieuw bekijken wat er, naast het zuidelijke tracé, aan alternatieven ligt en wat de beste beslissing is die we daarover kunnen nemen.

Zoals de woordvoerders al zeiden, heb ik net een brief naar de Kamer gestuurd waarin ik heb aangegeven dat er qua ondergrondse aanleg van tracés, verkabeling, ook nieuwe ontwikkelingen zijn. Die nieuwe ontwikkelingen kunnen ook effect hebben voor het bestaande noordelijke tracé. Ik heb aangegeven dat daar een aantal knelpunten zijn, maar op die knelpunten wil ik graag dat het nieuwe licht laten schijnen, namelijk of het misschien toch mogelijk is om kleinere gedeelten van een tracé ondergronds aan te leggen. Dat heeft uiteraard ook nadelen. Mevrouw Klever merkte al op dat je bij ondergronds aanleggen een brede strook kaal moet maken en kaal moet houden omdat je er altijd bij moet kunnen. Dat is een nadeel. Het is ook veel duurder; dat is ook een nadeel. Er zitten ook nog risico's aan de technische kant van de zaak. Eerst dachten wij dat gedeeltelijk ondergrondse aanleg uitgesloten was, maar nu is dat niet meer uitgesloten. Bij de beoordeling van alle alternatieven, zowel de zuidelijke, de noordelijke en de zes alternatieven, waarvan er ook twee op het noordelijke tracé zien, zullen we bekijken of ondergrondse aanleg op knelpunten een rol kan spelen die van belang is voor de uiteindelijke beoordeling.

Hoe gaan wij die selectie maken? Misschien hadden wij die zelf kunnen maken en misschien had TenneT die samen met ons kunnen maken. Er moet echter een aantal dingen beoordeeld worden met betrekking tot de alternatieve tracés waarvoor wij niet alle expertise in huis hebben. Deltares heeft alle expertise wel in huis. Deltares is als grote instelling helemaal geëquipeerd om dit soort dingen te kunnen beoordelen. Deltares wordt dus door mij ingeschakeld om de zes alternatieven te beoordelen. Ik wacht af welke alternatieven erdoorheen komen omdat het aanbevelenswaardig is ze bij de m.e.r. te betrekken. Dan zullen wij ook daartoe besluiten. Ik ben van plan om in overeenstemming met dat advies dat nog moet komen, te handelen. We vragen dat advies natuurlijk niet voor niets. We gaan dat vervolgens als aanvulling op de m.e.r. erbij betrekken. Vervolgens gaan wij daar weer een besluit over nemen. Ik denk dat wij op die manier recht doen aan het werk dat door de provincie, gemeenten en de bewonersorganisaties in het gebied is gedaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mag er tussentijds geoptimaliseerd worden? De voorstellen zijn in zes weken tot stand gebracht en zijn niet zo gedetailleerd als de voorstellen van de Minister hadden. Zoals hij zelf ook aangeeft: dat hoefde niet. Als Deltares zegt dat een initiatief interessante kanten heeft, maar op bepaalde punten nog vastloopt, hebben de initiatiefnemers dan nog de kans om op dat punt te bekijken hoe zij hun plan zouden willen aanpassen, als het in grote lijnen op zich een interessant initiatief is? Gaat die beoordeling in dialoog met de indieners, zodat het echt kan worden geoptimaliseerd, juist omdat ze maar zes weken hadden?

Minister Kamp: De bedoeling is natuurlijk niet om alternatieven af te schieten. De bedoeling is om uiteindelijk de beste keuze te maken. Daar hoort bij dat je alle alternatieven serieus neemt. Als daar dingen aan verbeterd kunnen worden, moet je daarvoor openstaan. Er komt daarom medio deze maand een aparte informatiebijeenkomst voor alle betrokkenen. Deltares zal dan uitleggen hoe ze dat aan gaan pakken. Dat zal Deltares met de betrokkenen doorspreken. Als Deltares in de maanden daarop aan het werk gaat, zal het contact zoeken met de betrokkenen om te bespreken wat er speelt en aan de orde is: hebben jullie daar en daar rekening mee gehouden en wat vinden jullie hiervan? Wij gaan dus op een positieve manier met die alternatieven om, omdat het uiteindelijk ieders bedoeling is om het tracé op de beste manier aan te leggen en niet om een bepaalde optie door te drukken. Daar heeft niemand belang bij.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat klinkt heel goed. Ik denk dat de initiatiefnemers blij zullen zijn dat zij de kans krijgen om samen met Deltares alle voorstellen te optimaliseren. Dan zullen we met elkaar moeten bekijken wat de beste keuze is. Dat zal dan ook uit de m.e.r. moeten volgen. Een van de kritiekpunten die wij bij de m.e.r. vaak hebben, is dat voertuigverliesuren – files – altijd tot op de euro worden uitgerekend, maar dat de waarde van natuur, milieu en landschap veel minder goed te kwantificeren is. Nu heeft de Brabantse Milieufederatie een aantal alternatieven vergeleken met het voorstel van het kabinet. Juist op die waarden komen sommige alternatieven er beter uit. Hoe zorgen we er nu voor dat die punten ook goed uit de vergelijking komen, wetende dat dat niet het sterkste punt van de m.e.r. is?

Minister Kamp: Voor een besluitvorming als deze geldt een wettelijke procedure. Daarover ben ik tegen de heer De Vries ook begonnen. Om zo'n groot besluit verantwoord te kunnen nemen, hebben we wetten en regels gemaakt. Die moet ik dus heel zorgvuldig naar de letter en de geest volgen. Daar hoort ook een m.e.r. bij. Uiteindelijk komt al die informatie bij de Minister van I en M en mij op het bord en moeten wij daarover een besluit nemen. Wij gaan daar alle relevante zaken bij betrekken. Ondergronds aanleggen heeft ook een groot effect op de kosten van het geheel. Dan kijk je dus ook naar die kosten. Je kijkt ook naar de effecten die het op de natuur heeft. Zulke dingen kun je bij de uiteindelijke afweging betrekken. Ik moet dus twee dingen doen. Ik moet recht doen aan de planologische procedure, inclusief de m.e.r. en alles wat er in de m.e.r. onderzocht wordt. Uiteindelijk moet ik bij de finale afweging alle betrokken belangen goed in beeld zien te krijgen en op grond daarvan een besluit nemen.

Mevrouw Klever (PVV): Ik ben blij dat de Minister alle aangedragen alternatieven onafhankelijk wil laten onderzoeken. Daar hebben de bewoners ook allemaal om gevraagd. Nederland kent slechts enkele goede bureaus die dit zouden kunnen doen. Die zijn echter ook allemaal leverancier van TenneT. Ook Deltares is in die zin niet geheel onafhankelijk, omdat zij ook opdrachten voor TenneT doen. Is de Minister bereid om samen met de bewoners te zoeken naar een bureau waarbij ook de bewoners het vertrouwen hebben dat het echt onafhankelijk is?

Minister Kamp: Nee, ik ga Deltares hiervoor vragen omdat Deltares hiervoor de meest geschikte partij is. Bovendien vind ik TenneT geen vies woord. Het Ministerie van I en M en het Ministerie van EZ zijn onafhankelijk. Wij zijn heel goed in staat om een onafhankelijke beoordeling te maken. Daar zijn wij voor. Wij zijn er voor het algemeen belang. Wij worden democratisch gecontroleerd. Als er alternatieven zijn, komen wij altijd met een objectieve beoordeling daarvan. Dat is onze taak en onze bestaansreden. Wij moeten in het algemeen belang de dingen doen die goed zijn voor de mensen in ons land. Als ik zelf de expertise in huis had om het helemaal te doen, zou ik het zelf gedaan hebben, maar in dit geval is alles wat je nodig hebt om deze alternatieven goed te beoordelen, het beste voor handen bij Deltares. Daarom laat ik het door Deltares doen. Deltares zal bij die beoordeling ook TenneT betrekken. Het zal vragen stellen aan TenneT en antwoorden krijgen. Het zal ook overleg voeren met TenneT. Dat is ook helemaal niet verkeerd, omdat voor TenneT hetzelfde geldt. Ook TenneT wil uiteindelijk op een verantwoorde manier tot het beste tracé komen.

Mevrouw Klever (PVV): Even voor de duidelijkheid, ook ik vind TenneT geen vies woord. Ik vind Deltares of EZ evenmin een vies woord. Wel heb ik veel contact met bewoners gehad. Zij hebben op voorhand hun zorgen geuit en gezegd dat het bureau echt onafhankelijk moet zijn. Zij hebben mij gewezen op de mogelijke verwevenheid tussen bepaalde bedrijven in Nederland en TenneT. Is de Minister op zijn minst bereid om samen met de bewoners die die alternatieven hebben aangedragen, te kijken welk bureau hiervoor het meest geschikt is? Misschien kom je dan wel op Deltares uit, maar kan de Minister het op zijn minst samen met de indieners doen, zodat ook zij honderd procent zeker weten dat het onafhankelijk gebeurt?

Minister Kamp: Deltares is er juist om dit soort dingen te doen. Wij hebben er groot belang bij om de expertise die bij Deltares aanwezig is, juist in een geval als dit te gebruiken. Deltares werkt vaak voor de overheid en heeft geen directe relatie met TenneT. In een land waarin 17 miljoen mensen wonen en waarin er in enige vorm enkele miljoenen bedrijven zijn, zijn er natuurlijk allerlei dwarsverbanden, maar ik denk dat zowel Deltares als TenneT als wij heel goed in staat zijn om ons werk zuiver te doen. Ik denk dat wij het in dit geval op een goede manier hebben ingevuld. Wij hebben de beoordeling een beoordeling laten zijn. De beoordeling van de alternatieven laten wij ook een beoordeling zijn, gemaakt door de instelling die daarvoor het meest geschikt is. Het is mijn verantwoordelijkheid om op basis van de kennis waarover wij op het ministerie beschikken, de goede keuze te maken. Die keuze heb ik gemaakt en die heb ik de Kamer nu meegedeeld. Wij kunnen niet eerst draagvlak gaan zoeken voor en overleg gaan plegen over elke tussenstap die gezet moet worden om uiteindelijk tot de goede beslissing te komen. Wij hebben het materieel inhoud gegeven op de manier die ik net heb geschetst. Over het alternatief waarop wij nu terugvallen heeft eerder uitgebreid overleg plaatsgevonden. Alternatieven die worden geaccepteerd, worden serieus beoordeeld. Het kan zijn dat er op grond van de beoordeling van die alternatieven ook nog een aanvulling op de m.e.r. plaatsvindt. Daarvoor hebben wij met elkaar een zuivere en goede procedure gemaakt.

De heer Bashir (SP): Wij moeten ons wel realiseren dat de bewoners en de milieuorganisaties maar zes weken de tijd hebben gehad om met een alternatief te komen, terwijl de Minister veel langer, zelfs jaren, de tijd heeft gehad om een voorstel uit te werken. De concurrentie is dus oneerlijk. Er is een ongelijk speelveld. In aanvulling op de eerste vraag van mevrouw Van Veldhoven is mijn vraag dan ook of de Minister bereid is om Deltares te vragen om als volgt naar de voorstellen te kijken: als een alternatief niet goed genoeg is, wat moet er dan aan dat voorstel aangepast worden om het wel genoeg te maken, zodat het aangenomen zou kunnen worden en de goedkeuring van de Minister kan krijgen?

Minister Kamp: Dat is een herhaling van de vraag van mevrouw Van Veldhoven, waarop ik al een antwoord gegeven dacht te hebben gegeven. Wij geven ook niet «maar» zes weken. Ik wijk af van de normale wettelijke procedure en accepteer een vertraging van een jaar. Binnen een jaar moet er een aantal dingen gebeuren. Er moet een aanvullende m.e.r. komen en er moet een tussentijdse beoordeling van alternatieven plaatsvinden. Wij moesten afwachten of er alternatieven zouden zijn. Mensen moesten in de gelegenheid worden gesteld om ze in te dienen. Ik dacht dat een vertraging van een jaar in het geheel acceptabel zou zijn, maar er is natuurlijk wel druk op die verbinding. Die verbinding moet er komen. Als je een vertraging van een jaar voor je rekening neemt, moet je een goede afweging maken. Ik heb afgewogen dat het in dit geval verantwoord was om die vertraging van een jaar te accepteren. Binnen die vertraging van een jaar was er redelijkerwijs een periode van zes weken beschikbaar om alternatieven te bedenken. Ik heb tegen mevrouw Van Veldhoven ook al gezegd dat die alternatieven niet op dezelfde manier gedetailleerd hoeven te worden als de twee alternatieven waarmee wij in 2009 gekomen zijn. Het noordelijke en het zuidelijke tracé zijn toen helemaal uitgewerkt. Nu zijn er binnen die zes weken een aantal wat ruwere alternatieven aangereikt. Die laten wij de komende maanden beoordelen. Ik heb in reactie op mevrouw Van Veldhoven al antwoord gegeven op de vraag naar de mogelijkheden voor optimalisatie en de mogelijkheden voor contact tussen Deltares en de initiatiefnemers.

De heer Bashir (SP): Ik vat het antwoord van de Minister op als een toezegging om te bekijken hoe het alternatief zodanig aangepast kan worden dat het ook de goedkeuring van de Minister zou kunnen wegdragen. Mijn aanvullende vraag is of de Minister ook zijn eigen voorstel aan Deltares gaat voorleggen, om te bekijken of dat ook voldoet aan de leidende principes die wij in de startnotitie hebben vastgelegd.

Minister Kamp: De twee eigen alternatieven, het noordelijke en het zuidelijke tracé, zijn niet zozeer stokpaardjes van mij, mijn voorgangers of het ministerie. Ze zijn naar voren gekomen uit een zorgvuldige procedure die in 2008 en 2009 heeft plaatsgevonden. Die alternatieven hebben het voortraject al doorlopen. Wij spreken nu over de vraag of er alsnog iets anders in beeld wordt gebracht of zelfs bij de m.e.r. wordt betrokken. Dat gaan wij nu dus doen. Het noordelijke en zuidelijke tracé zijn niet helemaal buiten beeld voor optimalisatie. Sinds kort kan de mogelijkheid van gedeeltelijke verkabeling niet langer worden uitgesloten, zoals ik al heb aangegeven. Wij kijken ook welk effect dit zou hebben op de beoordelingen van het noordelijke en het zuidelijke tracé. De bedoeling is dus om alle varianten inhoudelijk recht te doen. De manier waarop wij dat doen heb ik net geschetst.

Ik kom nu bij de individuele vragen en ik begin bij de heer De Vries. Hij zei dat hij verwacht dat de variant die hij de «A59 Midden»-variant noemt, een heel serieus alternatief zal zijn. Dat is mogelijk. Dat zal dan blijken uit het onderzoek door Deltares en mogelijk daarna ook uit het vervolgonderzoek, als die procedure eventueel bij de m.e.r. betrokken wordt. Wij zullen dit afwachten. Ik sta daar helemaal neutraal in. Ik heb niet de bedoeling om iets door te drukken, maar wel om ervoor te zorgen dat die verbinding er komt, en wel op de best mogelijke manier in de best mogelijke variant. Ik zal dit afwachten.

De heer De Vries sprak ook over wat er speelt in Krabbendijke en Roelshoek. Die plaatsen liggen in het eerste gedeelte, het traject Borssele-Rilland. Daar doen zich ook enkele knelpunten voor. Eén knelpunt deed zich voor bij Krabbendijke, waar een extra verbinding moest komen naast een bestaande verbinding. Bovendien waren er op die plek al andere ondergrondse verbindingen. Dat zou allemaal heel erg druk worden. Het effect zou zelfs zijn dat een bestaande verbinding door al het werk dat wij daar gaan doen, via een wijziging dichter bij het dorp Krabbendijke zou komen. Hierover is overleg gepleegd met de betrokkenen in het gebied. Uiteindelijk is geconcludeerd dat voorkomen zou kunnen worden dat de verbinding dichter bij Krabbendijke komt door een van de masten niet aan de landkant, maar aan de waterkant van de dijk aan te leggen en de mast dus in het water te bouwen. Zo kun je voorkomen dat er sprake is van verslechtering voor Krabbendijke bij de hersituering van het bestaande tracé. Inmiddels is daar ook toe besloten.

De heer De Vries sprak ook over Roelshoek ...

De heer Albert de Vries (PvdA): Roelshoek is het gehucht bij Krabbendijke waar die ene mast buitendijks komt. Daar zijn de bewoners blij mee, maar er is nog wel onzekerheid over de uitkoopregeling en dergelijke. Daarover willen zij heel graag duidelijkheid. Mijn vraag was wanneer deze mensen, nu dit besluit is genomen, kunnen rekenen op duidelijkheid over wat er met hun huis gebeurt.

Minister Kamp: Ik zal zo in algemene zin iets over de uitkoopregeling zeggen, maar in dit geval zal er apart overleg met de betrokkenen plaatsvinden. Wij zullen bekijken wat precies de effecten zijn voor elk van de betrokken woningen. Dat zullen wij bespreken en wij zullen bekijken wat wij het beste kunnen gaan doen.

De heer Albert de Vries (PvdA): Wanneer vindt dat overleg plaats? Volgende week?

Minister Kamp: Ik kan niet zeggen op welke datum het overleg precies zal plaatsvinden, maar ik ga het doen zoals ik net heb gezegd.

Ik wil nu iets zeggen over de uitkoopregeling in algemene zin. Waar spreken wij over? Wij hebben in Nederland hoogspanningsleidingen. Onder die hoogspanningsleidingen staan woningen. Er is nooit vastgesteld dat er gezondheidsredenen zijn om die huizen daar weg te halen, maar uiteindelijk heb ik besloten om de bewoners van die woningen toch deze mogelijkheid te bieden. De regeling is nu vormgegeven. Het gaat om woningen die onder de leidingen staan. De bewoners daarvan krijgen de gelegenheid om zich te laten uitkopen. Vervolgens wordt het huis aan zijn bestemming onttrokken of gesloopt. Ik ben eigenlijk niet bereid om de ins en outs van die regeling nu opnieuw ter discussie te gaan stellen, want die hebben wij al heel uitgebreid met de Kamer besproken. Die regeling was er eerst niet. Ik heb die regeling doorgevoerd en ik heb daarvoor geld vrijgemaakt. De regeling houdt onder andere in dat de gemeenten een kwart van de kosten voor hun rekening moeten nemen. Doen zij dat niet, dan gaat de uitkoop in hun gemeente niet door. Ook over de mogelijke uitzonderingen is destijds met de Kamer gesproken. Dat heeft uiteindelijk tot een conclusie geleid. Het lijkt mij niet nuttig om die discussie opnieuw te gaan voeren. Dit is besloten en zal vanaf 1 januari 2017 ook uitgevoerd worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik moet zo meteen naar een ander overleg. Dan moet ik de vergadering helaas verlaten. Mijn medewerker luistert nog wel mee.

Zoals ik eerder al zei, zijn er echt heel schrijnende situaties. Veel van ons zijn op werkbezoek geweest. Wij hebben die gevallen allemaal gezien. Ik noemde net al de man die een huis op de ene plek heeft, daarnaast een stukje betegelde grond en op de andere plek zijn kas, direct onder de hoogspanningsleidingen. In die kas werkt hij de hele dag met zijn personeel. Die hele kas valt binnen het gebied waar je normaal gesproken niet mag wonen, terwijl hij daar wel de hele dag werkt. Die valt dan niet onder zo'n regeling. Mijn vraag aan de Minister was of er een bepaalde hardheidsclausule in dit soort regels zit. Passen wij de menselijke maat nog toe waar die gewoon heel duidelijk aan de orde is? Daar pleit ik voor. Hoe wil de Minister daarmee aan de slag gaan?

Minister Kamp: Wij hebben de ins en outs van deze regeling destijds met elkaar besproken. Er was vanuit gezondheidsoogpunt geen reden voor een uitkoopregeling voor die woningen. Wij hebben dat toch gedaan. Dat kost een heleboel geld, maar wij hebben dat geld ervoor vrijgemaakt. Wij hebben gezegd op welke manier wij dat zouden willen doen. De regeling is nu zoals die toen is vastgesteld. Daar is over besloten en dat is ook met de Kamer gedeeld. Daarna is de regeling definitief geworden. Zij zal vanaf 1 januari 2017 uitgevoerd worden. Mevrouw Van Veldhoven vraag wat er binnen die regeling wel of niet mogelijk is, omdat zij het zelf niet meer helder voor de ogen heeft. Ik heb zelf ook niet helder voor de ogen of er nog iets nieuws mee te delen is op het punt van de vraag van mevrouw Van Veldhoven. Ik zal dat nagaan. Maar alle ins en outs zijn destijds dus al aan de orde geweest en het besluit is genomen. Het ligt nu ter uitvoering.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het voelt een beetje ongemakkelijk omdat ik de vergadering zo meteen moet verlaten, maar als de Minister zo stevig op dit punt blijft staan, wil ik hierover toch een VAO aanvragen. Wij hebben echt voorbeelden gezien waarin het niet aan de mensen uit te leggen is als het zo strikt wordt doorgevoerd. De Minister zegt dat hij nog eens zal bekijken wat er in de regeling zit. Hij heeft alle details nu niet bij de hand. Ik ben zelf ook bereid om nog eens goed te bekijken wat er in de regeling zit en of wij zulke gevallen binnen de regeling kunnen oplossen. De man die ik net noemde, heeft een huis dat er net buiten valt, terwijl zijn hele terrein, waar hij de hele dag werkt, erbinnen valt. Tegen zo iemand wordt gezegd: als uw huis en uw schuur omgekeerd hadden gestaan, was u wel binnen de regeling gevallen. Zulke situaties zijn moeilijk uit te leggen. Vandaar dat ik niet vraag om een verruiming, maar om een hardheidsclausule voor de menselijke maat. Als de Minister zegt dat hij daarop vandaag niet verder kan ingaan, vraag ik inderdaad een VAO aan. Dan hebben wij nog even tijd om hiernaar te kijken. Misschien blijkt het allemaal niet nodig, maar ik vind dit wel een belangrijk punt.

Minister Kamp: Het was het makkelijkst uit te leggen als wij helemaal niks hadden gedaan. Er was namelijk geen enkele regeling. Ik had daar dus ook van af kunnen zien. Ik ben toch met een regeling gekomen omdat ik vond dat er doorslaggevende overwegingen waren om met een oplossing te komen voor die situaties waarin een woonhuis pal onder een hoogspanningsleiding ligt. Onmiddellijk daarna kreeg je natuurlijk mensen die zeiden: ik woon er niet pal onder, maar twee meter daarnaast, en ik wil ook graag aan die regeling meedoen! Dat is dan jammer, maar dat kan dus niet. De regeling geldt alleen als je er pal onder woont. Val je onder de regeling als je een stal of een werkplek onder een hoogspanningsleiding hebt? Nee. Het gaat om de huizen die eronder staan. De regeling op zichzelf is dus duidelijk. Als je beslist om te komen met zo'n regeling waar bepaalde mensen onder vallen, vallen anderen daar automatisch niet onder. Dat is nu eenmaal zo. Dat is niet anders. Ik zal de Kamer nog informeren over de specifieke vraag of er een hardheidsclausule is waardoor je dit soort gevallen kunt heroverwegen, maar ik wil niet de suggestie wekken dat het mogelijk zou zijn om af te wijken van deze regeling, die zorgvuldig tot stand gekomen is. Uiteindelijk is na overleg met de Kamer een conclusie getrokken.

Voorzitter. De heer De Vries heeft ook over Walcheren gesproken. Daar komt een windpark in zee te liggen dat verbonden moet worden met het land. Er zijn vijf alternatieven in beeld om die verbinding te maken. Daarover is enige ongerustheid in Walcheren, zegt de heer De Vries. Hij wil weten hoe het daarmee zit. Inmiddels is er overleg met de betrokkenen geweest. De betrokkenen is duidelijk geworden dat die verbinding ondergronds zal worden gerealiseerd. Naar mijn inschatting is daarmee de bezorgdheid op dit punt weggenomen.

Ik heb ook al gezegd, in het bijzonder tegen de heer De Vries, dat ik geconcludeerd heb dat wij het noordelijke tracé niet kunnen aanleggen. Er zijn nu toch twee alternatieven aangedragen voor een noordelijk tracé. Bovendien heb ik aangegeven dat er iets nieuws gaande is met de verkabeling. Daar ontstaat mogelijk enige ruimte. Door dat geheel komt het noordelijke tracé opnieuw in beeld bij de beoordeling die door Deltares zal plaatsvinden.

De heer Geurts heeft aangegeven dat hij al eerder gesproken heeft over veestallen die onder de hoogspanningsleidingen liggen. Dat zou volgens hem niet mogen. Dit geval is vergelijkbaar met het geval dat mevrouw Van Veldhoven noemt, waarbij iemand een kas onder een hoogspanningsleiding heeft. De heer Geurts heeft het over iemand met een stal onder een hoogspanningsleiding. Ik moet zeggen dat ik niet zo helder voor de geest heb dat de heer Geurts hierover eerder met mij heeft gesproken, maar de heer Geurts kennende mag ik dat niet uitsluiten. In ieder geval geldt die regeling niet voor stallen. Die regeling is vastgesteld en ik kan nu ook niets anders doen dan die regeling uitvoeren. Het is een kostbare regeling waarvoor destijds met veel moeite het benodigde geld is vrijgemaakt. Oprekking van die regeling is op dit moment niet aan de orde. Dat betreft ook stallen. Als er een woonhuis onder die hoogspanningsleiding ligt, komen de bewoners in aanmerking voor een uitkoopregeling. Vervolgens wordt de woning aan haar bestemming onttrokken of wordt zij gesloopt. Aan de bestemming onttrekken zou ook kunnen inhouden dat je daar een andere bedrijfsmatige activiteit laat plaatsvinden. Daar kan ook het houden van vee bij horen. Ik kan dus geen ruimte bieden voor een aanvullende regeling voor stallen.

De heer Geurts heeft ook gesproken over de datum waarop die regeling ingaat, namelijk 1 januari 2017. De heer Geurts vindt dat de regeling eigenlijk al eerder zou moeten kunnen ingaan als bewoners dat willen. De ingangsdatum hangt samen met de dekking die ik hiervoor gevonden heb. Het geheel van de regeling, zowel qua inhoud als qua dekking van de kosten, houdt in dat wij die vanaf 1 januari 2017 kunnen gaan uitvoeren. Dat is ook het besluit geweest dat destijds, in het voorjaar van 2013, is genomen. Dat moet nu worden uitgevoerd.

De heer Geurts heeft kritiek geuit op de wijze waarop met het gebied gecommuniceerd is. De oorspronkelijke twee tracés zijn uit al het overleg naar voren gekomen. Ik ben teruggevallen op het tweede tracé, maar toen de alternatieven weer naar voren kwamen, heb ik die ook recht gedaan op de manier die ik net beschreven heb. Ik hoop dat dit de heer Geurts kan leiden tot een iets positievere beoordeling van de wijze waarop wij met het gebied gecommuniceerd hebben.

De heer Geurts (CDA): Het is altijd mooi als de Minister probeert om de CDA-fractie wat positiever te stemmen! De Minister heeft net gezegd dat de alternatieven gewogen gaan worden. Wordt de weging van de alternatieven en de uitkomst daarvan met de Kamer gedeeld?

Minister Kamp: Het lijkt mij nuttig om dat te doen. In de zomer van dit jaar zal ik samen met de Minister van I en M moeten besluiten welke alternatieven eventueel aanvullend in de m.e.r. betrokken worden. Gezien de betrokkenheid van de Kamer bij deze procedure lijkt het mij heel nuttig om dat ook met de Kamer te wisselen. Rond die tijd zal ik de Kamer dus informeren over de stand van zaken en onze conclusies. Dat zeg ik de heer Geurts graag toe.

De voorzitter: Vindt dat nog voor de zomer plaats?

Minister Kamp: Nee, in de zomer. Het tweede kwartaal wordt door Deltares benut om het werk te doen dat zij moeten doen. Zij moeten dan voor de zomer met hun advies naar mij toe komen. In de zomer moeten wij dat advies beoordelen en daarover een standpunt innemen. In het reces of direct na het reces zal dit vervolgens met de Kamer gewisseld worden.

De heer Geurts (CDA): Ik dank de Minister voor de toezegging op dit punt. Ik heb hem in mijn bijdrage in eerste termijn ook gevraagd op basis van welke criteria de alternatieven gewogen worden. Daarop is al door meer collega's gewezen. Er worden gesprekken gevoerd met de bewoners en de indieners van de alternatieven, maar op basis van welke criteria gaat de Minister al dan niet akkoord met de alternatieven?

Minister Kamp: Daarvoor gelden onder meer de technische criteria. Kan het allemaal technisch? Een ander criterium is de manier waarop een alternatief uitpakt voor de direct getroffenen. Een tracé dat over een bepaald aantal huizen heen komt te lopen, treft mensen direct. Ook dat is een criterium op grond waarvan je een alternatief moet beoordelen. Het gaat ook om de overige planologische effecten. Snijd je andere activiteiten af? Wordt er optimaal gebundeld? Alle criteria die wij gehanteerd hebben toen wij in 2009 uiteindelijk tot de keuze voor het noordelijke en het zuidelijke tracé kwamen, zullen wij nu opnieuw hanteren om te bekijken of er, anders dan wij destijds dachten, alternatieven zijn die bij de m.e.r. betrokken moeten worden. Als uit die beoordeling, die een open en zakelijke beoordeling zal worden, blijkt dat dit inderdaad zo is, zal dat ook gebeuren. De gebruikelijke criteria voor de beoordeling van dit soort tracés zullen toegepast worden.

De heer Geurts heeft al een reactie gekregen op het punt van de ondergrondse aanleg. Tot dusver hebben wij altijd dezelfde redenering gehanteerd, evenals TenneT. Daar gaat het natuurlijk in het bijzonder om, want TenneT is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het hoogspanningsnet. Wij hebben altijd gezegd dat het discutabel is om een 380 kV-verbinding ondergronds te brengen, omdat dit technische effecten had die wij op dat moment nog niet goed konden inschatten. Wij wilden eerst voorzichtig proberen hoe dat zat. In het westen van Nederland is inmiddels 10 kilometer ondergronds gerealiseerd. Wij gaan na welke effecten dit heeft gehad en welke lessen wij daaruit kunnen trekken. Inmiddels is er ook in Duitsland kennis over dit onderwerp. TenneT werkt zowel in Duitsland als in Nederland. Op grond van de eerste inzichten die TenneT op basis daarvan heeft opgedaan, blijkt dat het misschien toch kan. Tot dusver zei TenneT dat er buitenom het vastgestelde maximum van 20 kilometer in Nederland de eerste zeven, acht jaar niks kon gebeuren; dat zou onverantwoord zijn. Inmiddels zegt TenneT dat bepaalde gedeelten technisch gezien toch ondergronds zouden moeten kunnen worden aangelegd, mits rekening wordt gehouden met bepaalde factoren en mits het op bepaalde punten voldoet aan bepaalde technische eisen. Ik vind dit een nieuw gegeven en ik moet nieuwe gegevens op ieder moment bij mijn werk betrekken. Ik betrek dit nu dus ook bij mijn werk, zowel voor de tracés die al in beeld waren als voor de tracés die nu vanuit Brabant zelf in beeld zijn gebracht.

Ik ben al ingegaan op wat mevrouw Klever heeft gezegd over het windmolenpark voor de kust van Borssele. Ook op de andere punten die zij naar voren heeft gebracht, ben ik al ingegaan in mijn antwoorden op de vragen van de heer Geurts en de heer De Vries.

De heer Bashir heeft gevraagd wat wij gaan doen om de zorgen in het gebied weg te nemen. Hij zal zich realiseren dat er bij dit soort beslissingen altijd zorgen zijn in het gebied. Als wij voor het noordelijke tracé kiezen, zijn ze in het zuidelijke gedeelte blij. Als wij afzien van het noordelijke tracé en naar het zuiden gaan, zijn ze in het noorden blij en in het zuiden niet. Als wij het op een bepaalde plek iets anders doen, zijn een aantal betrokken daar blij mee en anderen weer niet. In ons drukke land zullen door zo'n beslissing altijd belangen getroffen worden. De kunst is dus om daarin een goede afweging te maken. Je kunt de zorgen nooit helemaal wegnemen, maar je kunt wel proberen om op de beste wijze tot een besluit te komen. Wij meenden dat wij dat gedaan hadden, op grond van de afwegingen die in 2008, 2009 zijn gemaakt. Inmiddels hebben wij besloten om van de voorkeursvariant naar de tweede variant over te stappen. Wij willen nu toch ruimte bieden om alternatieven opnieuw in beeld te brengen en wij willen recht doen aan nieuwe inzichten. Door de zorgvuldige procedure uit 2008 en 2009 nu in 2015 nog eens te herhalen, gaan wij tot een zo goed mogelijk besluit komen. Dat zal de bestaande zorgen zo veel mogelijk wegnemen, zonder dat ze in het geheel weggenomen zullen kunnen worden.

De heer Veldman is een van degenen die complimenten hebben gegeven aan de mensen in het gebied die met alternatieven zijn gekomen.

De voorzitter: Voordat u antwoord geeft op de vragen van de heer Veldman, heeft de heer Bashir nog een korte interruptie.

De heer Bashir (SP): Ik heb ook gewezen op de zorgen over de gezondheid, die versterkt worden door de brochures van de collega van de Minister, de Minister van I en M. Daarin wordt bijvoorbeeld gesteld dat er gevolgen zijn voor kinderen tot 15 jaar. Als ik het over zorgen heb, heb ik het ook over dit soort aspecten. Is de Minister bereid om zich extra in te spannen om in het traject rondom de leidingen in ieder geval de scholen te ontzien?

Minister Kamp: Die scholen zijn natuurlijk nadrukkelijk in beeld geweest. Het gaat inderdaad om drie scholen. Bij de leiding die in het zuidelijke tracé bij Oosterhout is gepland, wordt aan weerszijden een strook van 80 meter als magneetzone aangemerkt. Dat betekent dat wij binnen die 80 meter geen school willen hebben. In deze situatie bevindt de woonwijk zich op zijn dichtst op 120 meter van die leiding, dus 40 meter buiten de 80 meterzone. De scholen staan op 200 respectievelijk 320 meter van de leiding af en staan dus ruim buiten de magneetzone. Daarmee heeft dit belangrijke punt de aandacht gekregen die het nodig had.

Voorzitter. Ik ga nu in op wat de heer Veldman naar voren heeft gebracht. Hij sprak zijn waardering uit; ik heb gezegd dat ik die onderschrijf. Dat is met name vanwege hetgeen ik net tegen de heer Bashir zei: als je ergens iets verbetert, verslechter je het op een andere plek. Het is onze taak, meer in het bijzonder mijn taak, om die beslissingen te nemen, daarvoor verantwoordelijkheid te nemen en daarover verantwoording af te leggen. Voor bewoners is het natuurlijk nog een stuk moeilijker om zelf te besluiten dat zij hier wat extra pijn gaan doen en daar wat verbeteringen gaan realiseren. Dat zijn moeilijke afwegingen. Dat men desondanks met deze alternatieven is gekomen, verdient de waardering die ook door de heer Veldman is uitgesproken.

De heer Veldman heeft gevraagd of de vertraging die nu optreedt wel verantwoord is. Deze vertraging zou niet verantwoord zijn als die op het hele tracé plaatsvond, maar dat is niet noodzakelijk. Wij kunnen het tracé tussen Borssele en Rilland volgens de oorspronkelijke planning uitvoeren. Dat betekent dat dit tracé in 2020 gerealiseerd zal zijn. Het andere deel van het tracé, het deel tussen Rilland en Tilburg, zal later gerealiseerd worden. Het zou al iets later gerealiseerd worden, maar wordt nu nog een jaar later gerealiseerd dan gepland, in 2023. In het geheel van de problemen die opgelost moesten worden en de complicaties die daarbij aan de orde zijn, was deze vertraging met één jaar verantwoord, omdat wij dit konden beperken tot het tweede deel van het tracé.

Ik ben al ingegaan op de vraag hoe de verschillende alternatieven in beeld zullen worden gebracht. Ik heb ook al toegelicht hoe de verdere procedure zal verlopen. Er komt een startbijeenkomst met de initiatiefnemers. In april, mei zal er extra contact met de initiatiefnemers zijn als dat noodzakelijk is. Voor de zomer, voordat er een uiteindelijke conclusie naar mij wordt gestuurd, zal Deltares eerst nog een bijeenkomst met de initiatiefnemers organiseren. Daarbij krijgen de initiatiefnemers te horen tot welke bevindingen met betrekking tot hun alternatieven Deltares is gekomen. Daarop kunnen de bewoners, de gemeenten en de provincie dan ook nog een keer reageren. Vervolgens wordt alles naar mij gestuurd. Daarna is het klaar voor besluitvorming door de Minister van I en M en mijzelf. Tussen nu en het moment van onze besluitvorming zullen er dus nog veel contacten zijn met de initiatiefnemers en met degenen die alternatieven hebben aangedragen.

Ik ben ook ingegaan op hetgeen de heer Veldman zei over het ondergronds aanleggen.

Mevrouw Dik-Faber sprak over de regeling waarover ik al eerder gesproken heb, de regeling voor het wegkopen van woningen onder de hoogspanningsleidingen. Mevrouw Dik-Faber is het niet eens met het feit dat gemeenten daaraan 25% moeten bijdragen. Daarmee was zij het destijds al niet eens en zij is dat nog steeds niet, maar dit is wel de uitkomst van de besluitvorming geweest destijds. Dat is de besluitvorming die ik nu aan het uitvoeren ben.

Ik ben al ingegaan op de punten van mevrouw Van Veldhoven. Het enige wat is overgebleven, is haar vraag met betrekking tot een eventuele hardheidsclausule. Daarop zal ik nog apart ingaan, misschien zo in de tweede termijn.

Tot zover mijn antwoorden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik herinner mij het vorige debat met de Minister over de regelingen voor de bestaande lijnen. Ik weet nog dat mijn fractie op dat moment de enige was die de bijdragen van gemeenten aan de orde stelde. Dit debat heeft al een tijdje geleden plaatsgevonden. Inmiddels is er een platform gevormd waarin gemeenten zitting hebben. Zij zijn aan de slag gegaan om te bekijken hoe ze die 25% kunnen opbrengen, want zij vinden het voor de bewoners heel belangrijk dat de verkabeling uitgevoerd wordt. Tussen het vorige debat en dit moment hebben gemeenten nog eens naar de situatie gekeken, maar zijn zij steeds indringender tot de overtuiging gekomen dat het echt niet uitvoerbaar is. De Minister heeft een prachtige regeling opgetuigd en ik ben hem zeer erkentelijk voor het feit dat hij het onderwerp überhaupt op de agenda heeft gezet en maatregelen voorstelt. Dat hebben vorige Ministers niet gedaan. De maatregelen die er zijn, kunnen echter niet door de gemeenten worden uitgevoerd omdat het gewoon te duur is. Daarop zou ik toch graag een reactie willen.

Minister Kamp: De inschatting die wij destijds hebben gemaakt, lijkt mij nog steeds correct. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheden om op te komen voor de belangen van de burgers. Ik vind dat de grootste verantwoordelijkheid bij de rijksoverheid ligt. Vandaar ook dat wij driekwart van de kosten voor onze rekening nemen. Eén kwart van de kosten komt voor rekening van de gemeenten. Dat vond ik destijds redelijk en dat vind ik nog steeds redelijk. Hierover is destijds uitgebreid overleg geweest, zowel met individuele gemeenten als met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ik ben op dit punt niet tot andere inzichten gekomen. De afweging is destijds zorgvuldig gemaakt en het besluit is zorgvuldig genomen. Ik wil dat besluit nu gaan uitvoeren.

De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber, kort!

Minister Kamp: Mag ik hier nog één ding over zeggen? Het besluit is genomen en zal ook zijn wettelijke uitwerking krijgen in de herziening van de Gaswet en de Elektriciteitswet, oftewel in het verzamelwetsvoorstel STROOM dat nog naar de Kamer komt. Ik kan mevrouw Dik-Faber er niet van weerhouden om bij die gelegenheid opnieuw over dit onderwerp te beginnen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dat ga ik zeker doen. De Minister neemt mij de woorden uit de mond. Bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM zijn wij zeker weer enige tijd verder. Het platform is ook heel actief. Ik zal te zijner tijd een amendement indienen. Dan gaan wij weer het debat hierover voeren.

Ik heb de Minister gevraagd of hij het beeld herkent. Vorige week was er een uitzending van EenVandaag. Daarin werd een aantal gemeenten naar voren geschoven, bijvoorbeeld Geertruidenberg, een kleine gemeente. Als die gemeente overgaat tot verkabeling, betekent dat € 600 per aansluiting, terwijl wij het over € 0,30 hebben als je gaat socialiseren. Ik begrijp dit niet goed. Ik hoop dat de Minister deze getallen herkent. Maar goed, wij gaan het er nog over hebben bij het wetsvoorstel STROOM.

De voorzitter: Daarmee is een einde gekomen aan het antwoord van de Minister in eerste termijn.

In tweede termijn krijgen de leden twee minuten spreektijd en één interruptie.

De heer Albert de Vries (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Zoals gebruikelijk was hij degelijk en duidelijk. Hij staat voor zijn zaken en dat is in hem te waarderen. Dat laat onverlet dat de Partij van de Arbeid wat kritiek heeft op het feit dat de Minister zegt: er zijn nu eenmaal wettelijke procedures en die volg ik. Je kunt ook van een officiële procedure afwijken door voordat die begint in samenspraak met de bewoners het te onderzoeken veld te verkennen. Dat gebeurt op gemeentelijk terrein heel vaak, maar kennelijk bij het Rijk niet, terwijl het hier om zeer ingrijpende dingen gaat.

Toch kunnen de bewoners straks enigszins tevreden naar huis, want de Minister is bereid om alle varianten serieus te onderzoeken. Ik ben met name benieuwd of de noordelijke variant echt aan kansen wint en misschien wel haalbaar zou zijn doordat er ondergronds bekabeld kan worden, waarmee de valproblemen misschien opgelost zouden kunnen worden.

Als de tracés met elkaar worden vergeleken, vind ik het echt belangrijk dat de component natuur op een volwaardige manier wordt gewogen; daarover heb ik de Minister nog niet gehoord. In de beantwoording tot nu toe rekent hij alleen de sokkels van de masten mee als natuurverlies, maar dat begrijpen de bewoners absoluut niet. De natuur tussen Breda en Oosterhout die verloren gaat, is natuur waar zij hun hond uitlaten en recreëren. Er zijn daar ook recreatiebedrijven. De impact is dus veel groter dan alleen die sokkels. Ik vind dat dit op een behoorlijke manier moet worden meegewogen.

Dan de objectiviteit. De bewoners zijn heel goed geïnformeerd, want zij wisten al dat de Minister Deltares zou inschakelen voordat wij het wisten. Zij hebben daar vraagtekens bij. Het besluit van de Minister staat vast, maar mijn verzoek aan hem is om het dan wel echt zorgvuldig te doen, om de bewoners bij het onderzoek te betrekken en om Deltares de bewoners een paar keer te laten consulteren.

Mijn laatste vraag gaat over de Zeeuwse zaken. Daarbij was het mij ook te doen om de termijnen. Ik snap dat de Minister die niet uit het hoofd kent, maar misschien kan hij ze schriftelijk kenbaar maken.

Minister Kamp: Welke termijnen bedoelt de heer De Vries precies?

De heer Albert de Vries (PvdA): De termijn waarop er duidelijkheid komt voor de mensen in Roelshoek en duidelijkheid over de tracés op Walcheren. Die laatste gaan ondergronds, maar desondanks heeft een ondergronds tracé dwars over het eiland behoorlijk wat impact. De mensen willen graag weten op welke termijn de Minister met hen in gesprek gaat.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ik blijf bij mijn stelling uit eerste termijn dat ik de communicatie niet goed vond. Ik hoop dat de communicatie verbetert met de voorgestelde contactmomenten en de betrokkenheid van de initiatiefnemers. Ik dank de Minister ook voor de toezegging om de alternatieven te wegen en de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen. Daarover heb ik wel een vraag. Wat wordt de rol van TenneT bij het onafhankelijk beoordelen van al die initiatieven door Deltares? Een subvraag daarbij is wie de opdrachtgever wordt van de onafhankelijke beoordeling door Deltares.

Ik heb nog een aanvullende vraag. Begin jaren 2000 is er onderzoek gedaan naar de energiebehoefte en de transportcapaciteit. Gaat de Minister dat onderzoek nog een keer herhalen? Sindsdien zijn er in de wereld namelijk allerlei zaken veranderd.

Uiteraard heb ik veel waardering voor de initiatiefnemers. Het is vaker gezegd, door meerdere collega's. Er moet nog heel wat gebeuren. Het CDA wacht de uitkomsten op dit punt af. Ik ben heel nieuwsgierig wat de uitkomsten zullen zijn!

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. Ik ben in ieder geval blij dat de Minister de verschillende varianten, de alternatieve tracés, wil laten doorrekenen. Wel ben ik teleurgesteld in de keuze voor Deltares, omdat Deltares toch een grote afhankelijkheidsrelatie heeft met TenneT. De bewoners hebben zelf ook een aantal suggesties gedaan voor bureaus waarin zij wel vertrouwen hebben, onder andere het Belgische Laborelec of het Nederlandse DNV KEMA. Misschien is de Minister bereid om dit te heroverwegen.

Welke variant er uiteindelijk ook wordt gekozen, een nieuw aan te leggen hoogspanningsleiding treft hoe dan ook vele mensen in dit land. Helaas is dat de prijs die wij betalen voor de duurzame ambities van dit kabinet voor windturbineparken, gesteund door de voltallige Kamer met uitzondering van de PVV. Zonder windturbineparken voor de kust bij Borssele is een nieuwe 380 kV-hoogspanningsverbinding niet nodig.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Namens de SP-fractie bedank ik de Minister voor de beantwoording. Het is goed dat hij de verschillende varianten die de bewoners hebben aangedragen, wil laten onderzoeken. Dit gaat natuurlijk tijd, energie en geld kosten. Daarom moet je het goed en zorgvuldig doen. Je moet het zo doen dat de bewoners uiteindelijk snappen wat eruit komt. Dat doe je op basis van duidelijke criteria die je vooraf stelt en op papier zet, waaraan je ook je eigen voorstellen kunt toetsen. Het zou goed zijn als de Minister nog eens heel duidelijk kon inkaderen wat de criteria worden waarop de verschillende varianten getoetst worden. Het zou ook goed zijn als de Minister bereid was om zijn eigen voorstel door Deltares te laten toetsen, want wij hebben nu al discussie over de betrouwbaarheid van Deltares. Mevrouw Klever zette daar zojuist vraagtekens bij. Als wij ook nog eens onduidelijkheid hebben over de criteria en over de vraag hoe het voorstel van de Minister op die criteria scoort, is er helemaal geen vertrouwen meer in het onderzoek. Dan kunnen wij het net zo goed niet doen. Laten wij het dus goed doen, maar ook zorgvuldig.

Tot slot. De Minister is ingegaan op mijn punt over de nabijheid van de scholen. De afstanden die de Minister noemde, wijken af van de afstanden die de bewoners zelf hebben aangedragen. Daarover moet wel even duidelijkheid komen. Als het tracé van de Minister uiteindelijk het definitieve tracé wordt, heeft dat wel andere afstanden dan de afstanden die hij net noemde. Hetzelfde geldt voor de woonkernen. In Oosterhout wonen ook kleine kinderen en jongeren. Die kern zou op 125 meter zitten. Of de Minister moet ontkennen dat de hoogspanningsleidingen gezondheidseffecten hebben, of hij moet net als zijn collega-minister zeggen dat er wel gezondheidseffecten zijn. In dat laatste geval moet hij iets doen aan de afstanden tot woonkernen en scholen.

De heer Veldman (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Zoals ik in eerste termijn al zei, staat de zorgvuldigheid van de besluitvorming voor de VVD voorop. Zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Als ik de Minister goed beluisterd heb, denk ik dat wij in ieder geval voor het vervolg van het proces kunnen concluderen dat er sprake is van zorgvuldigheid. Ik ben erg blij dat er een onafhankelijke toetsing zal plaatsvinden op de aangeleverde alternatieven. Het is ook goed om te horen dat de indieners op diverse momenten bij die toetsing betrokken worden en dat eventuele onduidelijkheden nog verder kunnen worden toegelicht, uitgelegd of onderzocht.

Ik ben ook blij met de toezegging dat de uiteindelijke weging door deze Minister en de Minister van Infrastructuur en Milieu ook met de Kamer gedeeld wordt. Dat betekent dat de weging van alle alternatieven voor de tracékeuze die er nu zijn, ook een publieke weging zal zijn. Dat zal het proces ten goede komen, in ieder geval op het gebied van de communicatie. Als ik het goed begrijp, is dat allemaal zonder risico's voor het doel dat er uiteindelijk achter zit, namelijk leveringszekerheid van stroom, die wij allemaal elke dag gebruiken. Wat dat betreft ben ik tevreden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Ik ben heel blij met de toezegging dat de Minister de alternatieven wil laten doorrekenen en dat hij serieus wil bekijken welke alternatieven een plek kunnen krijgen in de m.e.r. Hij heeft ook gezegd dat het niet zijn doel is om alternatieven af te schieten, maar om tot goede keuzes te komen. Uit het antwoord op de vragen van collega's heb ik begrepen dat de initiatiefnemers geholpen zullen worden om tot een volwaardig alternatief te komen. Dat is heel belangrijk. Dat sluit ook aan bij bijvoorbeeld het advies uit het rapport van de commissie-Elverding om initiatieven vroegtijdig in de afwegingen te betrekken, zodat wij uiteindelijk tot een optimale oplossing kunnen komen.

Ik heb al even met de Minister over mijn andere punt gesproken. Ik vrees dat wij daar vandaag niet uit komen. Die bijdrage van 25% vanuit de gemeenten is bedacht vanuit het idee dat er een herontwikkeling kan plaatsvinden op het moment dat de hoogspanningskabels wegvallen en ondergronds gebracht worden. Vaak zijn het toch gronden waar dat niet kan. Bovendien zit er vaak niet zo'n royale winst op stedelijke herontwikkeling dat je de kosten van verkabeling voor een kwart zou kunnen dragen. Maar goed, wij gaan daarover vast nog uitvoerig debatteren bij de behandeling van het wetsvoorstel STROOM.

Minister Kamp: Voorzitter. Mag ik beginnen met wat de heer Veldman heeft opgemerkt? Hij uitte zich positief, maar zei ook dat hij blij is dat er vanaf dit moment zorgvuldigheid zal worden betracht. Ik wil benadrukken dat die zorgvuldigheid er echt vanaf het begin geweest is. Wij spreken over een tracé dat uiteindelijk in het jaar 2023 uitgevoerd zal zijn. In 2008 is begonnen met de voorbereidingen daarvoor. Dat betekent dat hiervoor een heel lange periode uitgetrokken is. Er is destijds een afweging gemaakt waaruit één tracé en één alternatief tracé naar voren zijn gekomen. Als dat eerste tracé afvalt, val je op het tweede terug. Uit het overleg met de provincie, gemeenten en betrokkenen komt een zestal andere alternatieven naar voren. Die ga je vervolgens ook onderzoeken. Je vertraagt de hele procedure met een jaar en schept ook de mogelijkheid dat de andere alternatieven bij de m.e.r. betrokken worden, zodat ze volwaardig in de afweging kunnen meedoen. Ik denk dat er van begin tot eind sprake is geweest van een zorgvuldige procedure.

De heer De Vries heeft aangegeven dat hij het interessant vindt dat het noordelijke tracé toch weer in beeld is. Misschien is het goed om daar gelijk de vraag van de heer Bashir bij te betrekken, namelijk of de onafhankelijke beoordeling door Deltares die nu gaat plaatsvinden, niet alleen betrekking heeft op de alternatieven, maar ook op de twee tracés waarvan tot dusver sprake was. Het noordelijke en het zuidelijke tracé zijn het resultaat van een afweging die destijds gemaakt is, waarbij meerdere alternatieven in beeld zijn geweest. Daarover is overleg geweest en daaruit zijn deze twee alternatieven naar voren gekomen. Die zorgvuldige procedure is dus destijds al doorlopen en hoeft niet opnieuw plaats te vinden. Wel moet getoetst worden wat de gevolgen zijn van de stelling van TenneT dat er nu onder strenge voorwaarden voor gedeelten toch verkabeling mogelijk zou zijn. Op die opvatting van TenneT laat ik ook een second opinion los. Ik wil weten hoe een deskundige instantie de mogelijkheden en risico's van verkabeling inschat. Ik wil die toetsing niet alleen maar op de zes alternatieven toepassen, maar ook op het noordelijke en zuidelijke tracé. In die zin komen het noordelijke en zuidelijke tracé nu opnieuw in beeld. Ik weet nog niet door wie wij de second opinion over de eventuele mogelijkheid tot gedeeltelijke verkabeling laten geven, maar ook daarvoor zullen wij de meest geschikte partij selecteren.

Wij hebben ook de meest geschikte partij geselecteerd toen wij tot de keuze voor Deltares kwamen. Mevrouw Klever vindt dat DNV GL, het vroegere KEMA uit Arnhem, daarvoor een betere partij zou zijn. Dat vind ik niet. Het is een heel goed instituut dat bepaalde onderzoeken heel goed kan doen, met name de technische onderzoeken. Dat is ook de oorsprong van het bedrijf. Voor de beoordeling van deze alternatieven heb je echter een brede expertise nodig, die in het bijzonder bij Deltares aanwezig is. Ik heb dus de vaste overtuiging dat Deltares hiervoor de beste partij is. Ik sta zeer open voor een open, positief-kritische beoordeling van alternatieven. Ik denk dat Deltares daartoe in staat is. Die opdracht zal ik het instituut ook meegeven. Ik zal zelf de opdrachtgever van Deltares zijn. Zij zullen alle vrijheid hebben om met een goede beoordeling en een goede advisering te komen.

De heer De Vries sprak over het wegen van de natuurcomponent. Dat is van belang en wij zullen dat in de uiteindelijke afweging dus ook zeker doen. Over de manier waarop wij met de natuurbelangen omgaan bij projecten als deze, is overeenstemming met alle betrokkenen, inclusief de natuur- en milieubeweging. Je moet proberen om natuur op een bepaalde manier te waarderen en bij de besluitvorming te betrekken. Dat doen wij ook bij deze kwestie. De planologische procedure staat in de Wet ruimtelijke ordening. Wij weten ook allemaal wat er bij de m.e.r. in beeld komt en hoe wij dat moeten inschatten. Bij de uiteindelijke overwegingen zullen niet alleen de materiële kosten, maar ook de immateriële kosten, zoals de natuurbelangen, goed in beeld komen. Ze zullen betrokken worden bij de uiteindelijke keuze. Als wij die keuze maken naar aanleiding van een eventuele aanvullende m.e.r., zullen wij voor de Kamer inzichtelijk maken hoe wij de afweging hebben gemaakt, zodat de Kamer dit kan beoordelen.

De voorzitter: Mijnheer De Vries, een heel korte vraag.

De heer Albert de Vries (PvdA): Uw eerdere stelling in de beantwoording van Kamervragen dat het alleen om de sokkels van de masten zou gaan, is dus onjuist? U gaat dus naar de natuur in ruimere zin kijken?

Minister Kamp: Dat is altijd al het plan geweest. Als je over de directe footprint van de leidingen praat, heb je het geloof ik over 4,6 hectare. De impact op het gebied betreft natuurlijk een groter oppervlak dan 4,6 hectare. De heer De Vries zegt dat je dat grotere effect erbij moet betrekken. Dat ben ik natuurlijk met hem eens.

De heer De Vries vindt het mooi dat wij met de mensen uit Krabbendijke gaan praten, maar wil weten wanneer dat gaat gebeuren. TenneT is al begonnen om met die mensen te praten. Ik hoef dus niet te zeggen wanneer het gaat beginnen, want het is al begonnen. TenneT zal er, mede aangespoord door de Kamer, voor zorgen dat de gesprekken met alle betrokken zo snel mogelijk plaatsvinden en afgerond worden.

Ik heb de heer Geurts al antwoord gegeven op de vraag wie de opdrachtgever van Deltares is.

De heer Geurts heeft verder opgemerkt dat de beoordeling van de energiebehoefte en de transportcapaciteit uit 2000 stamt. Hij vraagt of er geen nieuwe beoordeling moet plaatsvinden. Wij komen aan het eind van dit jaar met een energierapport waarin alle energieaspecten aan de orde komen. Ik zal bekijken of er ook een nadere beoordeling van dit aspect nodig is. Als het niet bij die gelegenheid nodig is, zal ik bekijken of het bij een andere gelegenheid zou moeten gebeuren. Ik neem dit aandachtspunt van de heer Geurts dus graag over.

De heer Geurts (CDA): De Minister heeft mijn subvraag wie de opdrachtgever van Deltares wordt beantwoord; dat wordt het Ministerie van Economische Zaken. Ik heb ook gevraagd wat de rol van TenneT wordt bij de onafhankelijke beoordeling door Deltares.

Minister Kamp: TenneT beschikt over informatie die voor Deltares waardevol is. TenneT zal dus ook door Deltares bevraagd worden. Het uiteindelijke advies naar aanleiding van de beoordeling die zal plaatsvinden, zal een advies van Deltares en niet van TenneT zijn. Het wordt ook geen gedeeld advies van TenneT en Deltares. TenneT heeft zijn eigen technische beoordeling en blijft daarvoor verantwoordelijk. Bovendien krijgt TenneT nu de verantwoordelijkheid om Deltares van de benodigde informatie te voorzien, maar uiteindelijk zal Deltares het geheel moeten bekijken. Aan de hand daarvan zal Deltares aan mij moeten aangeven of het gewenst is om een of meerdere alternatieven te betrekken in een aanvulling op de m.e.r.-procedure.

De heer Bashir heeft weer om criteria gevraagd. Ik kan daarop niet anders antwoorden dan ik daarnet heb gedaan. Er waren criteria toen uiteindelijk in 2008 en 2009 voor twee tracés is gekozen. Ik heb enkele van die criteria genoemd. Het gaat onder meer om de technische aspecten en mogelijkheden. Hoe zit het bijvoorbeeld met bepaalde hoeken die gemaakt moeten worden? Het gaat ook om de kosten en om de bundelingsmogelijkheden die benut moeten worden. Het gaat ook om de planologische effecten voor andere belangen. Al die criteria zijn destijds in beeld geweest en zullen ook nu weer in beeld komen. Wij moeten namelijk bezien of een of meerdere van die alternatieven ook volwaardige alternatieven zijn voor de keuze voor het zuidelijke tracé die nu is gemaakt. Wij moeten beoordelen of die alternatieven net zo volwaardig bij de m.e.r. betrokken moeten worden in de vorm van een aanvulling op de m.e.r. Dat betekent dat ik het besluit over de m.e.r. voor het gedeelte Rilland-Tilburg nu niet neem. Ik neem alleen een besluit over de m.e.r. voor het gedeelte Borssele-Rilland. Het besluit over het andere deel schort ik op totdat besloten is of er een aanvulling op de m.e.r. komt. Als die aanvulling er komt, wacht ik de uitkomst daarvan af en voeg ik die samen met het werk dat tot dusver in het kader van de m.e.r. is gedaan. Dat geheel gaan wij uiteindelijk beoordelen.

Ik heb net de afstanden tot de scholen en de woonwijk genoemd. Daarover kan ook geen misverstand bestaan. Het criterium is 80 meter aan weerszijden. De woonwijk bevindt zich op 120 meter en de scholen bevinden zich op 200 meter respectievelijk 320 meter vanaf het hart van de lijn. Dat zijn de afstanden waar het om gaat. De afstand van 80 meter is de relevante magneetzone. De woonwijk en de scholen liggen op de afstanden die ik net heb genoemd.

Met de bijdrage van de heer Veldman ben ik daarnet mijn antwoord begonnen.

Mevrouw Dik gaf aan dat zij de gelegenheid van de wet STROOM zal benutten om de discussie die eerder heeft plaatsgevonden, opnieuw te voeren. Dat is het goed recht van een volksvertegenwoordiger. Ik wacht dit dan ook af.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Naar aanleiding van de vragen van anderen heb ik een wat kleiner technisch punt. Ik hoor de Minister nu telkens een aantal meters noemen, bijvoorbeeld de afstand tot scholen, maar ik heb altijd begrepen dat wij het bij de kritische zone, de magneetveldzone, over een stralingsintensiteit van 0,4 microtesla hebben. Mijn excuses voor de techniek, maar als 0,4 microtesla de kritische grens is, is het bijna niet mogelijk om over een hard aantal meters te spreken. Dan moet je gewoon meten wat de maximale grens is. Bij mijn weten ligt die ergens tussen de 80 en 200 meter. Dat is per lijn verschillend en kan ook nog variëren als de stroomsterkte wordt opgevoerd. Nogmaals, excuses dat dit heel technisch is, maar ik wil dit toch even inbrengen.

Minister Kamp: De magneetzone is vastgesteld. Daarover is geen discussie in de zin van «hoeveel stroom gaat daardoorheen?» Op een gegeven moment is vastgesteld welke norm je hierop moet toepassen. Daarbij is de norm van 0,4 microtesla gehanteerd. Vervolgens is vastgesteld dat de magneetzone 80 meter aan weerszijden van het hart bedraagt. In totaal gaat het dus om een strook van 160 meter. Gerekend vanaf het hart ligt de woonwijk op 120 meter. Het dichtstbijzijnde schoolplein ligt op 200 meter en de verst afgelegen school ligt op 320 meter. Dat zijn de afstanden waarover het gaat. Ik kan er niets anders van maken.

Tot zover mijn antwoord in tweede termijn.

De voorzitter: Ik dank u hartelijk voor uw antwoorden in tweede termijn. Ik vraag de Minister en de leden om even op te letten als ik de toezeggingen voorlees. De Minister heeft twee toezeggingen gedaan, waaronder de toezegging om in te gaan op de hardheidsclausule waarover collega Van Veldhoven sprak. Of wilt u daar nu op ingaan, Minister?

Minister Kamp: Dank dat u mij daarvoor de gelegenheid geeft. Ik was dit even vergeten omdat mevrouw Van Veldhoven niet meer aanwezig is. Ik ben het inmiddels even nagegaan en er is geen sprake van een hardheidsclausule. De regeling is zoals ik die beschreven heb. Het gaat om woonhuizen. Daarnaast zijn ook crèches en kinderdagverblijven onder die regeling gebracht. Er is geen mogelijkheid om een uitzondering te maken voor stallen met vee of voor kassen. Die informatie kan ik inmiddels geven.

De voorzitter: Hartelijk dank. Dan resteert er nog één toezegging:

  • In de zomer van 2015 ontvangt de Kamer een brief waarin staat of alternatieven voor het tracé West-Brabant redelijkerwijs haalbaar zijn en meegenomen worden in het m.e.r.-onderzoek. Daar komt ook informatie bij over de mogelijkheid van ondergronds verkabelen.

Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker het lid Van Veldhoven. Ik bedank de Minister en zijn ambtenaren, evenals de leden en alle mensen die hierheen gekomen zijn, die speciaal afgereisd zijn. Dit is een onderwerp dat emoties oproept. Misschien zult u als publiek af en toe gedacht hebben: ik zou best weleens wat willen zeggen. Dat hebt u niet gedaan, waarvoor ik u heel hartelijk wil danken. U kunt politiek het debat voeren. Na afloop, via de mail en via de contacten die u al hebt, zult u zeker contact met ons allen houden. Heel hartelijk dank voor uw komst.

Sluiting 19.03 uur.

Naar boven