29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2015

Op 29 januari jl. heeft de vaste commissie voor Economische Zaken mij verzocht om ten aanzien van de tracékeuze voor de 380 kV hoogspanningsverbinding in West-Brabant ook alternatieve tracés, zoals verwoord in de brief van Hoogspanning Haagse Beemden van 5 januari jl. aan de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken, mee te nemen in de besluitvorming en eveneens andere serieuze alternatieven nader te onderzoeken. Daarbij heeft de commissie mij tevens verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten voordat deze alternatieven volwaardig zijn meegewogen in de besluitvorming en de Kamer expliciet is betrokken bij de besluitvorming over dit tracé. Hierbij ga ik op deze zaken in.

Een veilig en ononderbroken transport van elektriciteit is belangrijk voor Nederland. TenneT heeft als landelijk netbeheerder de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat Nederland over voldoende transportcapaciteit beschikt op de landelijke hoogspanningsnetten. Het huidige net in de regio Zuid-West zit aan haar maximum transportcapaciteit. Hierdoor voldoet TenneT niet aan de eisen die gesteld zijn in de Elektriciteitswet 1998. Dit geeft risico’s bij het transport van elektriciteit op momenten van onderhoud. Zonder de nieuwe Zuid-West 380 kV hoogspanningsverbinding kunnen problemen met de elektriciteitsvoorziening in Nederland ontstaan. Sinds 2009 wordt tegen deze achtergrond samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en TenneT gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw 380 kV-tracé tussen Borsele en Tilburg.

In het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening III is een aantal uitgangspunten vastgelegd die van belang zijn bij het ontwikkelen en traceren van nieuwe hoogspanningsverbindingen, zoals het zoveel mogelijk vermijden van gevoelige bestemmingen en het zoveel mogelijk combineren of bundelen van een nieuwe verbinding met bestaande hoogspanningsverbindingen. Op basis van deze principes is onderzocht welke alternatieven binnen het zoekgebied mogelijk zijn. Na gesprekken met de regio en informatieavonden voor geïnteresseerden en bewoners is in 2009 als onderdeel van de Startnotitie voor de milieueffectrapportage een keuze gemaakt voor twee onderscheidende alternatieven: een noordelijk tracé tussen Moerdijk en Geertruidenberg en een zuidelijk tracé tussen Roosendaal en Tilburg. Daarbij ging aanvankelijk de voorkeur uit naar het noordelijk tracé.

In het voorgenomen noordelijk tracé was voorzien dat de verbinding op twee delen zou bestaan uit een zogenaamde vier circuitverbinding. Normaal gesproken hangen er slechts twee circuits in een hoogspanningsmast. In juli 2014 bleek op grond van een analyse van DNV-GL in opdracht van TenneT dat de toepassing van vier circuitverbindingen in de nationale 380 kV-ring en in de verbindingen die deel uitmaken van het Europese net ongewenst is, omdat dit grote gevolgen kan hebben voor de leveringszekerheid. Dat komt doordat het falen van een verbinding, bijvoorbeeld als een mast omvalt waardoor alle lijnen breken, zou kunnen leiden tot een opeenstapeling van effecten (cascade-effecten) zelfs buiten Nederland. Een dergelijke situatie moet uiteraard voorkomen worden. Om deze reden heb ik in de zomer van 2014 samen met de Minister van IenM onderzocht of het mogelijk was om de verbinding in een andere vorm op het noordelijk tracé uit te voeren. Dit had echter een significante toename van het aantal gevoelige bestemmingen tot gevolg. Om die reden is besloten om af te zien van het noordelijk tracé en de rijksinpassingsprocedure voort te zetten op basis van het zuidelijk tracé. Deze mogelijkheid was aanwezig omdat eerder in de procedure was vastgesteld dat het zuidelijk tracé een haalbaar alternatief is.

De regio heeft mij verzocht om een aantal andere alternatieven voor het zuidelijk tracé te onderzoeken. Dit is ook aangegeven in de brief van Hoogspanning Haagse Beemden, waar de vaste commissie voor Economische Zaken naar verwijst. In mijn brief aan de gemeente Oosterhout van 16 december jl., waarvan uw Kamer een afschrift heeft ontvangen, heb ik gereageerd op suggesties die tijdens informatieavonden zijn aangedragen voor alternatieven. Ik heb aan de gemeente Oosterhout aangegeven dat serieus zal worden gekeken naar de voor- en nadelen van deze suggesties.

Op 3 februari heb ik het gebied bezocht om met bestuurders en vertegenwoordigers van belanghebbenden te spreken over mogelijke alternatieven. Onder de vertegenwoordigers van belanghebbenden waarmee ik heb gesproken waren onder meer Hoogspanning Haagse Beemden en 380kVOosterhoutNEE.1 Van hen alsook van andere bewonersgroepen heb ik brieven ontvangen met het verzoek om naar alternatieven te kijken. In mijn gesprekken van 3 februari heb ik aangegeven de komende weken met bestuurders in de regio de alternatieven in kaart te brengen, zodat in het tweede kwartaal van 2014 de voor- en nadelen van deze alternatieven kunnen worden uitgewerkt. Ik heb in deze gesprekken ook benadrukt dat het zoekgebied zoals dat in de Startnotitie voor de milieueffectrapportage is vastgelegd als uitgangspunt dient. Deze Startnotitie heeft eerder ter inzage gelegen in de regio.

Ook het besluit ten aanzien van het noordelijk tracé staat niet ter discussie.

Ik heb er vertrouwen in dat ik met deze aanpak op een zorgvuldige wijze en in goed overleg met de bestuurders en belanghebbenden uit de regio tegemoet kan komen aan hun wensen om ook alternatieve tracés te bekijken. Als de analyse ten aanzien van de alternatieven is afgerond, zal ik een besluit nemen over of het noodzakelijk is om verder milieuonderzoek uit te voeren naar een alternatief voor het zuidelijk tracé. Ik verwacht daarover rond de zomer van 2015 te kunnen besluiten. Ondertussen zal ik verder gaan met de technische detaillering en optimalisering van het zuidelijk tracé. Het spreekt voor zich dat gedurende dit proces geen onomkeerbare stappen zullen worden gezet.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft bij brief van 18 december 2014 verzocht om een reactie op een brief van 380kVOosterhoutNEE aan de commissieleden. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

Naar boven