29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 184 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2015

In een interview dat op 3 maart 2015 is gepubliceerd in het Algemeen Dagblad heb ik aangegeven dat het (sterk) verminderen van de gaswinning uit het Groningenveld tot gevolg kan hebben dat we meer gas moeten importeren. Daarvoor zijn op korte termijn twee opties: gas kan via pijpleidingen worden ingevoerd uit Rusland of in vloeibare vorm (LNG) per tanker uit andere landen.

In de regeling van werkzaamheden van 3 maart 2015 heeft uw Kamer verzocht om een nadere toelichting op mijn uitspraken over de import van extra gas uit Rusland (Handelingen II 2014/15, nr. 58, item 9). Hierbij geef ik invulling aan dit verzoek.

Rol van gas in de Nederlandse energievoorziening

Gas neemt een belangrijke plaats in in onze energievoorziening, nu en ook na de realisatie van de doelstellingen van het Energieakkoord. Dit is toegelicht in mijn brief van 7 oktober 2014 over het aardgasbeleid in Nederland1. In de bijlage bij deze brief wordt onder meer aangegeven dat ECN op basis van haar analyse ten behoeve van de Nationale Energieverkenning 2014 (NEV2014) en rekening houdende met het Energieakkoord, inschat dat Nederland voor eigen gebruik in 2020 een gasbehoefte kent van ruim 36 miljard m3 en in 2025 van ruim 33 miljard m3. De huidige binnenlandse gasbehoefte bedraagt ca. 42 miljard m3 per jaar. Met de tot 2030 doorlopende exportverplichtingen (zie de bijlage bij mijn voornoemde brief van 7 oktober 2014) is in deze cijfers geen rekening gehouden.

Het (substantieel) verminderen van de gaswinning uit Groningen leidt tot minder aanbod van Nederlands gas op de gasmarkt terwijl de vraag gelijk blijft. Het kabinet zet weliswaar volop in op energiebesparing en hernieuwbare energie, maar dit zal niet op korte termijn leiden tot een forse vermindering van de gasvraag, zoals blijkt uit de voornoemde cijfers uit de NEV 2014. Voor de langere termijn is er wel veel potentie om de gasvraag te verminderen door benutting van hernieuwbare warmte en restwarmte. Dat potentieel wil ik ten volle benutten, zoals ik heb weergegeven in de warmtevisie die ik op 2 april naar uw Kamer heb gestuurd. Dit neemt niet weg dat er nu en in de komende jaren gas uit andere bronnen dan het Groningenveld beschikbaar moet komen. Deze bronnen zijn in eigen land en in de ons omringende landen niet voorhanden. De productie uit de Nederlandse kleine velden daalt en datzelfde geldt voor gasvelden in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Dit betekent dat de aanvoer van elders moet komen. Omdat er vanuit Noorwegen niet of nauwelijks extra gas kan worden aangevoerd omdat er nog maar zeer beperkt ruimte is binnen de bestaande pijpleidingen en, los daarvan, de Noorse productie al min of meer op het maximale niveau ligt, blijven voorlopig alleen gas uit Rusland en LNG over als opties.

Onder de aanname dat er aanbod is van gas, kunnen marktpartijen het gas dat zij nodig hebben inkopen op de Nederlandse handelsplaats, de Title Transfer Facility (TTF) of op een buitenlandse handelsplaats. Ook kunnen zij ervoor kiezen om rechtstreeks bij een aanbieder of producent in te kopen. Partijen zijn daarin vrij; de Nederlandse overheid heeft daar geen zeggenschap over en handelt ook niet zelf in gas2. Nederland heeft net als de ons omringende landen en in lijn met de vigerende Europese wet- en regelgeving, een open gasmarkt en gassysteem waar een ieder die dat wil gas naar toe mag en kan brengen. Omdat daarbij gas uit verschillende bronnen en van verschillende aanbieders/producenten met elkaar wordt vermengd en het gas een groot aantal keer (op de TTF ca. 20 keer), vaak anoniem en in steeds wisselende hoeveelheden wordt verhandeld alvorens daadwerkelijk levering plaatsvindt, is ook niet (meer) te achterhalen uit welke bron en van wie het gas dat uiteindelijk wordt verbruikt afkomstig is.

Marktpartijen baseren de afweging waar zij hun gas aanbieden dan wel inkopen met name op de prijs. Daarom komt er momenteel nauwelijks LNG naar Europa. LNG gaat thans met name naar Azië, omdat daar een hogere prijs wordt betaald dan in Europa. Mogelijk verandert deze situatie op termijn als nieuwe, grootschalige LNG-exportprojecten in met name de Verenigde Staten in gebruik worden genomen. Voor de korte termijn is het echter voor partijen op de gasmarkt aantrekkelijker om gas via pijpleidingen naar Noordwest-Europa te brengen c.q. te halen dan in de vorm van LNG. Dit geldt met name voor gas uit Rusland, omdat er op dit moment nog aanvoercapaciteit beschikbaar is op de pijpleidingen die de Russische gasvelden verbinden met Noordwest-Europa.

Kortom, het aantal bronnen van waaruit gas naar dit deel van Europa kan komen ter vervanging van het wegvallende Groningengas is, zeker op de korte termijn, beperkt tot LNG en gas uit Rusland. Gezien de situatie op de wereldmarkt waarbij het thans beschikbare LNG vooral zijn weg vindt naar Azië, is de kans groot dat het daarbij vooral om gas uit Rusland zal gaan.

Vervolg

In mijn brief van 9 februari jl. heb ik aangegeven dat het kabinet voor de langere termijn gaat onderzoeken wat de consequenties zouden zijn van een andere benadering van de gaswinning3. Momenteel is het uitgangspunt een gemaximeerde winning van Groningengas, aangevuld met geconverteerd gas tot een niveau waarmee aan de vraag wordt voldaan. Alternatief zou kunnen zijn een maximale inzet van geconverteerd gas, aangevuld met Groningengas. Deze mogelijke andere benadering brengt een aantal vragen met zich mee, zoals:

  • Is een lager, maar variabel niveau van gaswinning veiliger dan een hoger maar vlak/stabiel niveau?

  • Wat zijn de consequenties van een grotere afhankelijkheid van geïmporteerd gas?

Dit complexe onderzoek zal op 1 december 2015 moeten zijn afgerond. Besluitvorming hierover is voorzien voor 1 januari 2016. Daarnaast zal het kabinet in het eind dit jaar uit te brengen Energierapport 2015 zijn integrale visie geven op het lange termijn energiebeleid, inclusief de bijdrage van gas, in het perspectief van de ontwikkeling naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 29 023, nr. 176

X Noot
2

Wel is de Nederlandse staat als aandeelhouder betrokken bij de in- en verkoopactiviteiten van GasTerra.

X Noot
3

Kamerstuk 33 529, nr. 96

Naar boven