29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2012

Hierbij bied ik u aan de rapportage «Voortgangsrapportage Transitie Nieuw Aardgas voor H-gasgebruikers»1.

Zoals aangegeven in mijn brieven van 28 maart 2011 en 14 juni 20112 zal ik, mede op basis van de bevindingen van het Projectbureau Nieuw Aardgas (hierna: Projectbureau) jaarlijks de stand van zaken evalueren rondom de voortgang van de door de eindgebruikers verrichte aanpassingen. Aan de hand van deze evaluatie en na overleg met betrokken partijen zal ik vervolgens beslissen of het noodzakelijk is de transitieperiode in stappen van een jaar te verlengen, uiterlijk tot eind 2014.

Voordat ik inga op de bevindingen van het Projectbureau, schets ik kort het doel en de uitgangspunten van het beleid ten aanzien van de transitie voor de H-gasgebruikers, zoals geformuleerd in mijn brief van juni 2011 en met uw Kamer besproken.

Doel

De Nederlandse energievoorziening is voor een groot deel afhankelijk van aardgas. Sinds de vondst van grote gasvoorraden in Slochteren (laag calorisch, G-gas) en in andere velden on- en off-shore (hoogcalorisch, H-gas) is hierin veel geïnvesteerd. In de nabije toekomst zal de productiecapaciteit van onze aardgasbronnen afnemen. Om de gasvoorziening zeker te stellen is het noodzakelijk over te gaan tot het importeren van aardgas (uit bijvoorbeeld Rusland en Noorwegen) en vloeibaar aardgas (LNG). Als gevolg hiervan dienen door alle betrokken partijen in de transitieperiode maatregelen te worden genomen om in staat te kunnen zijn de nieuwe gassen te kunnen gebruiken.

Uitgangspunten

Bij het inrichten van de transitie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. er zal een redelijke transitieperiode worden gebruikt voor een veilige en kosteneffectieve aanpassing van apparatuur;

  • 2. voor de transitieperiode zijn en worden afspraken gemaakt met Gate terminal en landelijk netbeheerder GTS (de zogenaamde «mix van maatregelen») om grote variaties in gassamenstelling te reduceren;

  • 3. er wordt duidelijkheid gegeven over de gassamenstelling: hierbij gaat het niet om uitgebreide specificaties, maar om een bandbreedte van de in West-Europa te verwachten importen;

  • 4. alle gebruikers moeten zich uiteindelijk aanpassen aan de nieuwe gassamenstelling die binnen een bandbreedte zal variëren.

Afgesproken is dat de transitieperiode duurt tot eind 2012, met mogelijk tweemaal een jaarlijkse verlenging tot uiterlijk eind 2014.

Actuele situatie «nieuw» aardgas

Gate terminal heeft vanaf juni 2011 tot april 2012 elf scheepsladingen LNG ontvangen, waarvan drie ten behoeve van de commissioning en acht gedurende de commerciële operatie. De samenstelling van dit gas week niet sterk af van het gebruikelijke H-gas. Het overgrote deel van dit LNG is bij de H-gasgebruikers in de regio Rotterdam afgeleverd en heeft niet tot serieuze problemen geleid bij afnemers.

Voortgang aanpassingen bedrijven

In februari 2012 heeft het Projectbureau een enquête gehouden onder de eindgebruikers van H-gas, met o.a. als doel de voortgang van de noodzakelijke aanpassingen in kaart te brengen. De enquête kende een goede respons van 95%. De belangrijkste uitkomsten uit de enquête zijn:

  • a) een kwart van de bedrijven heeft enkele aanpassingen gedaan;

  • b) ruim de helft van de bedrijven verwacht eind 2012 met aanpassingen gereed te zijn voor het ontvangen van gas met een andere samenstelling;

  • c) ruim 20 bedrijven zullen eind 2012 nog niet gereed kunnen zijn.

Uit de rapportage blijkt ook dat:

  • een aantal bedrijven behoefte heeft aan nadere informatie en aanvullende gesprekken met het Projectbureau, en

  • diverse bedrijven zich zorgen maken over de bereidheid van leveranciers om de garanties voor hun apparatuur aan te passen en een gewijzigde samenstelling van H-gas daaronder te accepteren. Er wordt aangegeven dat de leveranciers beperkt meewerken aan het vinden van oplossingen voor hun klanten.

Op basis van de enquête, de meldingen en de gesprekken die gevoerd zijn met diverse bedrijven, komt het Projectbureau tot de conclusie dat de bedrijven goed op weg zijn om zich aan te passen aan een wisselende gassamenstelling. Enkele bedrijven zijn gereed, sommige bedrijven zijn aan het aanpassen en ongeveer de helft van de bedrijven is nog bezig met nadere studies of zal om commerciële of technische reden de noodzakelijke aanpassingen nu nog niet doen. Hiervan uitgaande adviseert het Projectbureau mij om de transitietermijn met een jaar te verlengen tot eind 2013. Ik neem dit advies van het Projectbureau over.

Signaleringssysteem

In mijn brief van juni 2011 gaf ik aan dat er wat betreft de werking van het signaleringssysteem enige zorg bestond onder de eindgebruikers.

Uit de rapportage van het Projectbureau blijkt dat de eindgebruikers het signaleringssysteem van GTS een belangrijk instrument vinden, maar dat er nog niet volledig gebruik van wordt gemaakt door technische of andere drempels. De komende periode zal GTS aan de slag gaan en de tekortkomingen die de eindgebruikers ervaren zoveel als mogelijk trachten weg te nemen.

Permanent karakter aantal maatregelen

Zoals ik eerder aangaf in mijn brief van juni 2011, ben ik bereid om GTS te verzoeken sommige maatregelen ook na de transitieperiode te verlengen.

Het Projectbureau geeft aan dat uit de analyses en uit de reacties van de bedrijven duidelijk is dat de transitiemaatregelen een nuttige functie vervullen en in een behoefte voorzien. Op basis hiervan adviseert het Projectbureau om nader te onderzoeken of er maatregelen zijn die ook na de transitieperiode operationeel kunnen blijven. Het Projectbureau zal dit de komende periode voor mij gaan onderzoeken.

Emissies

Zoals aangegeven in mijn brief van juni 2011 maakte een aantal bedrijven zich zorgen over de emissies van de installaties in relatie met het nieuwe aardgas. Ik heb toen aangegeven dat de daadwerkelijke NOx-emissie slechts door metingen is vast te stellen en dat het Projectbureau dit zou monitoren. Uit de monitor van het Projectbureau blijkt dat de toename van de NOx-emissie als gevolg van een hogere Wobbe-index (door LNG of hoogcalorisch gas) slechts 0,2% van de huidige nationale NOx-emissie van circa 260 kton bedraagt. Wanneer de helft van het hoogcalorische aardgas wordt vervangen door LNG dan zal de CO2-emissie met ongeveer 0,5% afnemen. Een dergelijke afname is nauwelijks waarneembaar. Dit valt binnen de foutenmarge van de bepaling van de nationale emissie. Ook op installatieniveau is dit nauwelijks vast te stellen door de relatief grote onzekerheid in de meting.

Wel kan het effect van de verhoging van de NOx-emissie op stookinstallatieniveau leiden tot overschrijding van de emissie-eis.

Door een grotere meetonzekerheid te hanteren wordt voorkomen dat individuele emissie-eisen worden overschreden, binnen de randvoorwaarde dat de gemeten emissieconcentratie kleiner is dan de emissie-eis plus de totale meetonzekerheid.

Acties komende periode

Ik wil blijven benadrukken dat het zaak is dat bedrijven zich aanpassen aan de uiteindelijke gassamenstelling. Daar waar er specifieke punten zijn waar de bedrijven tegenaan lopen, zal het Projectbureau dit nauwkeurig in kaart brengen en zoeken naar mogelijke oplossingen.

Zo wordt er in juni 2012 een workshop georganiseerd over het vinden van technische oplossingen rondom het thema snelle sprongen in samenstelling, omdat een aantal bedrijven heeft aangegeven hier problemen mee te ondervinden. Voor deze workshop zal het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ook een aantal leveranciers uitnodigen om actief deel te nemen aan het proces van aanpassingen en mee te werken aan het vinden van oplossingen voor hun klanten.

In relatie tot de monitoringtaak van het Projectbureau zal begin 2013 een nieuwe enquête onder de bedrijven worden gehouden om de jaarlijkse evaluatie te kunnen doen rondom de voortgang van de door de eindgebruikers verrichte aanpassingen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 023, nr. 84 en nr. 91.

Naar boven