28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2016

Tijdens het plenair debat over de Commissie toekomst veehouderij op 20 april jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 79, debat over de commissie toekomst veehouderij) heeft het lid Van Gerven (SP) een motie ingediend waarmee de regering wordt verzocht om met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te overleggen hoe gevallen van misbruik van inkoopmacht actiever opgespoord en bestreden kunnen worden en daarbij specifiek aandacht te besteden aan de inkoopmacht van supermarktformules (Kamerstuk 28 973, nr. 174). Tijdens het debat is een schriftelijke reactie op de motie toegezegd, waarop de motie is aangehouden. In deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Inkoopmacht

Van inkoopmacht is sprake wanneer een inkoper zich in meer of mindere mate onafhankelijk kan gedragen ten opzichte van zijn leveranciers. In zo’n situatie kan de afnemer gunstigere inkoopvoorwaarden bedingen dan in de afwezigheid van inkoopmacht. Inkoopmacht is marktmacht aan de inkoopzijde van de markt. Het bestaan van marktmacht hoeft op zichzelf niet direct het concurrentieproces te schaden. Inkoopmacht kan er bijvoorbeeld ook toe leiden dat consumenten profiteren van kortingen die bedongen zijn door een scherpe onderhandeling. Als supermarkten bijvoorbeeld gebruik zouden maken van inkoopmacht, dan is het van belang dat zij de voordelen daarvan ook doorspelen aan de consument. Als marktpartijen onderling weinig concurreren en hun inkoopvoordelen niet doorgeven, dan kunnen er problemen ontstaan. De nationale en Europese mededingingsregels verbieden marktpartijen misbruik te maken van een economische machtspositie. De ACM houdt hier toezicht op en neemt signalen over misbruik van economische machtsposities serieus. Dit geldt ook als het gaat over inkoopmacht, wat ook blijkt uit het al in 2004 gepubliceerde visiedocument daarover. Het verzoek uit de motie is derhalve overbodig. Daarbij komt dat de ACM een onafhankelijke toezichthouder is en ook onafhankelijk is in haar prioritering. Ik ben dan ook niet voornemens in gesprek te gaan met de ACM over het actiever opsporen en bestrijden van misbruik van inkoopmacht. Om deze redenen ontraad ik de motie.

(On)eerlijke handelspraktijken

Naast een effectieve handhaving van het verbod op misbruik van een economische machtspositie is het van belang dat marktpartijen geen oneerlijke handelspraktijken toepassen. Gezien de overwegingen van de motie, waarin ook wordt verwezen naar oneerlijke handelspraktijken zoals eenzijdige prijsverlagingen, verwijs ik uw Kamer naar de bevindingen die de pilots met de gedragscode eerlijke handelsprakijken hebben opgeleverd. In mijn brief van 6 april jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2111) heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd. De aanleiding voor het starten van deze pilots was signalen over oneerlijke handelspraktijken. De pilots hebben er volgens de betrokken partijen onder andere toe geleid dat bedrijven zich bewuster zijn geworden van wat als (on)eerlijke handelspraktijk wordt aangemerkt. Het eenzijdig aanpassen van prijzen is in de pilots niet als veelvoorkomend probleem naar voren gekomen. Een klein aantal disputen over handelspraktijken is in de stuurgroepen opgelost voordat deze tot formele klachten hebben kunnen leiden. Naast het feit dat er in beide pilots geen formele klachten zijn ingediend, heb ik ook geen concrete andere signalen vernomen over actuele problemen met oneerlijke handelspraktijken.

Margeverdeling

Bij de evaluatie van de pilot in de agrofoodsector heeft Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) wel aangegeven een probleem te ervaren met de inkomenspositie van agrariërs. Lage prijzen in een aantal sectoren en lage marges in de afzetketen voor agrariërs worden door meerdere lidstaten aan de orde gesteld. De Europese Commissie heeft daarom een Taskforce ingesteld die met ideeën moet komen om de positie van agrariërs te versterken. Op dit moment houdt de taskforce onder leiding van oud-minister Veerman bijeenkomsten over verschillende deelaspecten, en in het najaar zal de Taskforce rapporteren aan de Landbouwraad. In dit verband wijs ik uw Kamer ook op de studie die het Landbouw Economisch Instituut in 2014 in opdracht van de ACM heeft verricht naar prijsvorming van voedsel in acht Nederlandse ketens van versproducten (Kamerstuk 31 532, nr. 143). Dat onderzoek geeft een genuanceerd beeld van de totstandkoming van prijzen tussen verschillende schakels in de keten. Er blijkt uit dat onderzoek niet dat bepaalde schakels in de keten onevenredig veel winst boeken. Overigens bestaan er grote verschillen tussen diverse ketens in de wijze waarop prijzen tot stand komen. De onderzoekers gaven daarom aan dat men voorzichtig moet zijn met het trekken van eenduidige conclusies.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven