28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 109 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2012

In het Algemeen Overleg moties en toezeggingen op 14 maart jl. (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 176) heb ik aangekondigd met een aanzet voor een norm voor de schaalgrootte van veehouderijbedrijven op een locatie te komen. Op 30 mei 2012 heeft u mij verzocht u met het oog op het Algemeen Overleg op 6 juni as. hierover te informeren. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.

Van oudsher heeft de veehouderij een belangrijke rol in het Nederlandse landschap. De verbondenheid tussen de landbouw en het landelijk gebied is een groot goed. Agrarische gezinsbedrijven en de hiermee verbonden toeleverende en verwerkende bedrijven zorgen voor werkgelegenheid, voor draagvlak voor sociale voorzieningen en maatschappelijke activiteiten op het platteland. Zij zijn krachtige motoren voor ondernemerschap, verduurzaming en innovatie. Vanwege het economisch belang voor het landelijk gebied moet organische en geleidelijke groei en doorontwikkeling van deze bedrijven mogelijk zijn. Dat moet ook in de toekomst zo blijven.

Daar staat tegenover dat het besef toeneemt dat de veehouderij als gevolg van schaalvergroting grenzen bereikt en in een aantal gevallen overschrijdt zoals blijkt uit de rapportage van de heer Alders over de maatschappelijke dialoog over de schaalgrootte en de toekomst van de veehouderij en het advies van de Commissie Van Doorn. In mijn visie op de veehouderij van 23 november 2011 (Kamerstuk 28 973, nr. 85) ben ik hier nader op ingegaan. De sector kan niet altijd voldoen aan maatschappelijke wensen. Naast lokale overlast, onzekerheid over de risico’s voor de volksgezondheid en zorgen over de leefbaarheid en sociale cohesie in lokale gemeenschappen worden er fundamentele vragen gesteld ten aanzien van emotie en beleving waaraan verschillende waarden ten grondslag liggen. Het gaat onder andere om de vraag of dieren in grote stallen niet te zeer als technische productiemiddelen worden gezien. Of dat er geen sprake is van overschrijding van de menselijke maat door grote veehouderijlocaties en of dergelijke locaties niet te zeer een industrieel karakter uitstralen.

In verschillende debatten met de Tweede Kamer is mij gebleken dat er bij veel leden zorg bestaat over de ontwikkelingen in de veehouderij. Ik heb goede nota genomen van de inbreng van de Tweede Kamer alsmede de standpunten die zijn gewisseld tijdens het rondetafelgesprek op 16 mei jl. Naast de geuite zorgen over de ontwikkelingen in de veehouderij werd duidelijk dat de huidige problemen een integrale aanpak vragen in de gehele veehouderijketen.

Zowel de maatschappelijke dialoog als het advies van de commissie Van Doorn geven aan dat de veehouderij op een kruispunt staat. De maatschappelijke waardering voor producten uit en de productiewijze in de agroketens staat onder druk. De positie van de veehouderij in het landelijk gebied staat ter discussie als gevolg van lokale overlast, onduidelijkheid over de risico’s voor de volksgezondheid, zorgen over het dierenwelzijn en over de leefbaarheid en sociale cohesie in lokale gemeenschappen. Maar een echte en consequente keuze voor duurzaamheid in de agroketens is ook nodig om op termijn economisch te kunnen overleven. Dit dwingt de sector tot het ontwikkelen van producten met onderscheidende waarden, die inspelen op de behoeften van markt en consument en die het vertrouwen hebben van burgers. Het dwingt ook tot het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen. Hiervoor dienen de mogelijkheden van de mededingingsregelgeving optimaal te worden benut.

De gezamenlijke doelstelling van het bedrijfsleven en het kabinet is dat in 2020 de Nederlandse vlees-, zuivel- en eierketens veilige, gezonde, kwalitatief hoogwaardige en maatschappelijk gewaardeerde producten maken. Naast voedsel gaat het ook om groene energie, maatschappelijke diensten en waardevolle meststoffen. In zorgvuldige duurzame veehouderijketens staan het welzijn en de zorg voor dieren centraal en zijn de volksgezondheidrisico’s geminimaliseerd. Nutriëntenkringlopen zijn vergaand gesloten en schadelijke milieu emissies zijn tot een minimum teruggebracht. De verduurzaming van de veehouderijketens wordt ondersteund door innovaties en hoogwaardige technologie.

Een toekomstbestendige veehouderij is gebaseerd op wettelijke vereisten en basisnormen die door de overheid worden geborgd. Daarnaast komt een duurzame en zorgvuldige veehouderij tegemoet aan maatschappelijk geuite wensen en behoeften van burgers en consumenten, die bereid zijn daarvoor te betalen of daaraan op een andere wijze een bijdrage willen leveren.

Het kabinet heeft daartoe het afgelopen anderhalf jaar maatregelen genomen om tot een toekomstbestendige duurzame veehouderij te komen:

Volksgezondheid: ten aanzien van de gezondheidsrisico’s voor de bevolking van de blootstelling aan schadelijke micro-organismen uit de veehouderij heeft het kabinet de Gezondheidsraad gevraagd advies uit te brengen over een beoordelingskader en eventueel in te stellen normen en maatregelen. Zodra dit advies beschikbaar is (derde kwartaal van 2012) zal het kabinet met voorstellen komen;

Antibiotica: het kabinet zet met kracht het beleid voort om te komen tot een forse reductie van het antibioticagebruik in de veehouderij. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief van vrijdag 1 juni jl. (Kamerstuk 29 683, nr. 124);

Mest: Het kabinet zet in op het realiseren van een duurzaam evenwicht tussen mestproductie en mestafzet, door het terug dringen van de hoeveelheid mest door veevoermaatregelen en door het stimuleren van mestverwerking tot hoogwaardige mestproducten en de afzet ervan te faciliteren. (Kamerstuk 33 037, nr. 1). Voorts realiseert het kabinet de in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij opgenomen aanpak om de nutriënten- en grondstofkringlopen vergaand te sluiten en te verkleinen.

Diergezondheid en dierenwelzijn: het welzijn en zorg voor het dier staan centraal in een zorgvuldige en duurzame veehouderij. Het kabinet heeft in de Nota dierenwelzijn en diergezondheid een scala van maatregelen aangegeven om dit te borgen (Kamerstuk

28 286, nr. 548);

Normstelling en handhaving: het kabinet borgt via duidelijke normstelling en wetgeving op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid, dierenwelzijn en milieukwaliteit de basis voor een ketengestuurde verduurzaming van de veehouderij. Door een risico gebaseerde handhaving ligt de nadruk bij de overheidscontrole van wetgeving op de risicobedrijven.

Onderzoek en innovatie: Voor de verduurzaming van de veehouderijketens zijn innovaties en hoogwaardige technologie nodig. Het kabinet schept via de topsectorenaanpak, met name de Topsector Agro&food, een innovatieondersteunend klimaat door onder andere onderzoek te financieren en door de inzet van innovatie- en ontwikkelingsinstrumenten. Het kabinet stimuleert en ondersteunt koplopers, die investeren in innovatieve stal- en houderijsystemen die aan hogere eisen voldoen dan de standaarden uit de ketenkwaliteitsystemen, met financiële regelingen op basis van het GLB, fiscale regelingen en de Garantstelling Landbouw. De inzet van het kabinet is om ook in het GLB 2014–2020 deze investeringen te kunnen blijven ondersteunen.

Sluitstuk van deze inzet voor een toekomstbestendige duurzame veehouderij is het vraagstuk van de omvang van de veehouderij. De vraag ligt nadrukkelijk voor of er grenzen aan de omvang van de veehouderij moeten worden gesteld. Zoals ik in mijn visie op de veehouderij eerder heb aangegeven en in de Tweede Kamer kenbaar heb gemaakt, vind ik een ongebreidelde groei van de omvang van bedrijven op een locatie niet gewenst. Een vergaande industrialisatie in de veehouderij kan het maatschappelijk draagvlak voor de veehouderij in het algemeen vergaand ondergraven. Zoals in het rapport van de Commissie van Doorn is aangegeven neemt de maatschappelijke onrust toe over de omvang en inpassing van de agrarische bedrijven. De nabijheid van een veehouder wordt zo als ongewenst gezien. We moeten derhalve ook qua omvang van bedrijven een omslag maken naar een duurzame en zorgvuldige veehouderij. Het is de verbinding tussen duurzaam/zorgvuldig en intensief die de uit het lood geslagen verhouding tussen veehouderij en de lokale gemeenschap weer in balans moet brengen. In een duurzame/zorgvuldige veehouderij staat niet het hok of de omvang, maar het dier centraal. Is niet het eindproduct, maar het productieproces leidend. Het vraagt van de ondernemer het besef dat hij of zij niet alleen bijdraagt aan de productie van veilig voedsel, maar het ook zo doet dat het proces veilig en acceptabel is voor de omgeving waarin dat gebeurt.

In deze benadering passen geen zeer grootschalige en zeer sterk geïndustrialiseerde bedrijven. Een verdere toename van dergelijke bedrijven op een locatie is derhalve niet wenselijk. Het stellen van een grens aan de maximale omvang van een veehouderijlocatie is daarom noodzakelijk. Bij het stellen van een grens zijn verschillende overwegingen van belang. De Nederlandse landbouw heeft internationaal een vooraanstaande positie en levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Wil het deze positie ook in de toekomst blijven houden dan zal bedrijfsontwikkeling en schaalvergroting voor een overgroot deel van de bedrijven binnen kaders mogelijk moeten blijven. Dit is nodig voor de gewenste verdere verduurzaming tot economische toekomstbestendige veehouderijketens met voldoende opbrengend vermogen en die maatschappelijk gewaardeerd worden. Naast ethische overwegingen in de samenleving gaat het om opvattingen over ruimtelijke inpassing en ruimtelijk beslag, volksgezondheid, dierenwelzijn en verzorging van de dieren. Tenslotte zijn daarbij de professionaliteit en management (vakmanschap, continue aandacht, ervaring) van de ondernemer en een gecoördineerde en professionele bedrijfsbegeleiding eveneens van belang.

Tegen deze achtergrond en criteria alsmede het rapport van Van Doorn, sectorinformatie van het LEI en een staloppervlakte benadering kom ik tot een volgende bandbreedte voor een maximale omvang van de veehouderij. Daarbij is rekening gehouden met een sector gedifferentieerde aanpak.

De bandbreedte zou er als volgt uitzien voor een maximale omvang van een veehouderijlocatie:

Sector

Voorstel bandbreedte aantal dieren

Melkkoeien

400 tot 500

Zeugen

1500 tot 2000

Vleesvarkens

7000 tot 10 000

Leghennen

150 000 tot 175 000

Vleeskuikens

200 000 tot 240 000

Melkgeiten

1500 tot 2000

Vleeskalveren

1500 tot 2000

Met deze bandbreedte worden zeer vergaande geïndustrialiseerde bedrijven op een locatie voorkomen, wordt recht gedaan aan verdere bedrijfsontwikkeling voor het overgrote deel van de bedrijven en aan de professionaliteit van de ondernemer, waarbij hij een fatsoenlijk inkomen uit een bedrijf kan halen, toekomstige investeringen in het bedrijf kan zeker stellen en werknemers van loon kan voorzien.

Voor het vormgeven van een grens bestaan verschillende mogelijkheden.

Het huidige ruimtelijk en milieu-instrumentarium biedt de medeoverheden de mogelijkheden voor een gedifferentieerde afweging van een goed woon- en leefklimaat in het landelijk gebied. Uw Kamer heeft herhaaldelijk gewezen op de mogelijkheden en bevoegdheden die provincies en gemeenten al hebben om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

Voor het stellen van grenzen aan de omvang van een veehouderijlocatie zie ik twee mogelijkheden:

1. Convenant LTO, IPO, VNG

Met de betrokken partijen (LTO Nederland, Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)) kunnen in een convenant afspraken worden gemaakt over de maximale omvang van een veehouderijlocatie. Dit sluit aan bij bevoegdheden en ruimtelijk instrumentarium waarover provincies en gemeenten de beschikking hebben, zoals het kunnen stellen van een maximum bebouwingsoppervlak per bouwblok. Een dergelijk convenant biedt de mogelijkheid om sneller dan met een wettelijke voorziening grenzen te stellen aan een ongebreidelde groei van sterk geïndustrialiseerde veehouderijlocaties.

2. Wettelijke voorziening

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een wettelijke voorziening te treffen, waarin een kapstok is opgenomen om bij Algemene Maatregel van Bestuur een norm te stellen voor het maximaal aantal dieren dat op een veehouderijlocatie kan worden gehouden. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 23 november 2011 (Kamerstuk 28 973, nr. 85). Het wetsvoorstel is thans in voorbereiding en zal in procedure worden gebracht.

De komende maanden zal ik beide wegen met betrokken partijen verkennen. Ik zal de Kamer informeren over de voortgang van de besprekingen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven