28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2016

De politie heeft op grond van wet- en regelgeving de bevoegdheid om medewerkers die worden aangesteld bij de politie zelf te screenen. De politie heeft deze bevoegdheid niet ten aanzien van personeel dat wordt ingehuurd of bij medewerkers van samenwerkingspartners. Vanuit het oogpunt van integriteit en het borgen van een veilige omgang met politie-informatie bestaat hier wel behoefte aan. Een adequaat alternatief voor de politiescreening is voor deze doelgroepen (nog) niet voorhanden.

Bij deze informeer ik uw Kamer over de screeningsactiviteiten van de politie en over de afspraken die zijn gemaakt tussen mijn ministerie, de politie en samenwerkingspartners van de politie waar het gaat om het screenen van niet-politiemedewerkers.

Screeningsactiviteiten politie

Politieambtenaren

In de Politiewet 2012 en onderliggende regelgeving is de bevoegdheid neergelegd om (kandidaat-)politieambtenaren een betrouwbaarheidsonderzoek te laten ondergaan. Dit onderzoek wordt door de politie uitgevoerd. Hierbij zijn onder andere politiegegevens en justitiële gegevens betrokken. Daarnaast kan een gesprek met betrokkene onderdeel uitmaken van de screening. Dit onderzoek is daarmee anders dan het onderzoek dat Justis, de screeningsautoriteit van mijn ministerie, uitvoert voor het afgeven van een Verklaring omtrent gedrag (VOG). Justis kan de VOG uitsluitend op basis van justitiële gegevens afwijzen. Ook maakt een gesprek geen onderdeel uit van het onderzoek. Tevens dient dit onderzoek te worden onderscheiden van de veiligheidsonderzoeken die zijn vereist bij functies die als vertrouwensfunctie zijn aangemerkt.

Daarnaast is een uitvoeringspraktijk ontstaan waarbij de politie ook externen (medewerkers die de politie inhuurt om werkzaamheden voor de politie te verrichten, maar die niet in dienst komen van de politie) en medewerkers van samenwerkingspartners screent. De laatste categorie personen zijn bijvoorbeeld medewerkers van het Openbaar Ministerie, gemeenten en de Landelijke en Regionale Informatie en Expertise Centra (LIEC en RIEC). De screening vindt (onder andere) plaats in verband met de politie-informatie waar deze medewerkers toegang toe kunnen krijgen. De medewerkers van de samenwerkingspartners voeren in deze situatie dus geen werkzaamheden uit voor de politie, maar werken wel zeer nauw samen met de politie in een situatie waarin onder andere politie-informatie wordt uitgewisseld. Voor het screenen van externen en medewerkers van ketenpartners heeft de politie nu geen wettelijke bevoegdheid.1

Externen

Het screenen van personen dient op basis van een deugdelijke grondslag te worden uitgevoerd. Aangezien er gegronde redenen zijn om externe medewerkers op eenzelfde wijze te kunnen screenen als politiemedewerkers met hetzelfde takenpakket of dezelfde toegang tot politie-informatie, ben ik een wetsvoorstel aan het voorbereiden waarin de screeningsbevoegdheden van de politie worden uitgebreid.2 In dit wetsvoorstel zullen medewerkers van externe organisaties, die in opdracht van en onder contract voor de politie opdrachten vervullen of menskracht leveren, en in bepaalde gevallen toegang hebben tot (gevoelige) politie-informatie, politiesystemen en bedrijfsvoeringgegevens, dezelfde screening ondergaan als politieambtenaren met een vergelijkbare informatiepositie.

Ik ben van mening dat een te groot veiligheidsrisico ontstaat als de politie tot aan de beoogde wetswijziging de bovengenoemde groep externen niet screent. Ik heb daarom aan de politie toegestaan dat de politie tot aan de invoering van het hiervoor genoemde wetsvoorstel de benoemde groep externen blijft screenen. Hierbij dient de te screenen externe vooraf te worden geïnformeerd over het betrouwbaarheidsonderzoek en toestemming te hebben gegeven voor het uitvoeren van het betrouwbaarheidsonderzoek.

Medewerkers samenwerkingspartners

De politie werkt nauw samen met publieke partners op het gebied van veiligheid. Mijn ministerie brengt momenteel met de politie, de Regioburgemeesters, het LIEC en het College van procureurs-generaal in gezamenlijkheid de behoeftestelling van de diverse partners in kaart met betrekking tot de benodigde screening voor deze medewerkers. Op basis van deze behoeftestellingen wordt bepaald hoe de screening voor deze partners geregeld dient te worden en hoe de implementatie daarvan het beste kan plaatsvinden. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de ontwikkelingen rond de VOG waarover de staatsecretaris u reeds in zijn brief d.d. 11 februari 2016 heeft geïnformeerd (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 78).

Om de periode te overbruggen waarin deze mogelijkheden worden uitgewerkt heb ik (namens de samenwerkingspartners) de politie verzocht om bij gelijkblijvende omstandigheden de huidige screeningsactiviteiten bij de medewerkers van ketenpartners voort te zetten. De medewerker van de samenwerkingspartner dient vooraf toestemming te geven voor het uitvoeren van de screening. De screeningen door de politie zijn in dit geval niet alleen een middel om de integriteit en betrouwbaarheid van de medewerkers van de samenwerkingspartners te onderzoeken, maar zijn ook bevorderlijk voor de integrale samenwerking en informatiedeling tussen partijen. Het delen van (politie-)informatie tussen samenwerkingspartners is immers van groot belang voor de aanpak van criminaliteit.

Zodra besluitvorming heeft plaatsgevonden zal ik uw Kamer hierover informeren. Beoogd wordt een duidelijk juridisch kader te creëren voor het screenen van medewerkers in het veiligheidsdomein.

Vertrouwensfuncties binnen de politie

Recent verschenen in de media berichten over het aantal benodigde veiligheidsonderzoeken in het kader van de personele reorganisatie. Ik kan u hierover als volgt informeren. Binnen de politie wordt onderscheid gemaakt tussen A en P-vertrouwensfuncties. De veiligheidsonderzoeken voor de A-vertrouwensfuncties worden door de AIVD uitgevoerd. De veiligheidsonderzoeken voor de P-vertrouwensfuncties worden, onder toezicht van de AIVD, door de politie uitgevoerd. Als de betrokken (kandidaat-)functionaris het A- of P-veiligheidsonderzoek succesvol doorloopt, ontvangt hij een verklaring van geen bezwaar. Naar aanleiding van de politieambtenaar die wordt verdacht van het lekken van politie-informatie, is bij alle politiefunctionarissen die werkzaam zijn op een A-vertrouwensfunctie gecontroleerd of zij in bezit zijn van een verklaring van geen bezwaar. Ik heb uw Kamer hierover in mijn brief van 25 januari 2016 (Kamerstuk 28 844, nr. 91) geïnformeerd. Daarnaast doet de Inspectie van Veiligheid en Justitie op mijn verzoek onderzoek naar onder andere het integriteits-, screenings- en autorisatiebeleid van de politie. Ik zal uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.

In het proces van de personele reorganisatie controleert de politie ook voor alle P-vertrouwensfuncties of de politiefunctionarissen die daarop werkzaam (zullen) zijn in het bezit zijn van een verklaring van geen bezwaar. De inventarisatie die in het kader hiervan wordt gedaan bevindt zich in de afrondende fase. De huidige inschatting is dat van de ruim 14.000 medewerkers die op een P-vertrouwens-functie worden geplaatst naar verwachting maximaal nog 3.000 medewerkers een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan. Als de inventarisatie rond is, zal ik uw Kamer over de precieze cijfers informeren.

Medewerkers die in het kader van de reorganisatie een andere functie krijgen die is aangemerkt als vertrouwensfunctie worden pas geplaatst als de verklaring van geen bezwaar is afgegeven. De voortgang hiervan wordt door de korpschef nauwgezet gevolgd. Door dit proces wordt geborgd dat de politie voldoet aan de eis dat alle medewerkers op een vertrouwensfunctie over een geldige verklaring van geen bezwaar (gaan) beschikken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Op 17 maart 2016 is door mijn ministerie een Wob-verzoek over dit onderwerp ontvangen. Ik zal op korte termijn op dit verzoek een besluit nemen.

X Noot
2

Over dit wetsvoorstel heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in mijn brief d.d. 30 oktober 2015 (Kamerstuk 28 844, nr. 86).

Naar boven