28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 292 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2023

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de laatste ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie. Ik ga ook in op de laatste risicobeoordeling van de Deskundigengroep Dierziekten en het aanpassen van de regionale en landelijke maatregelen voor vogelgriep.

Epidemiologische situatie

Sinds mijn vorige brief heeft zich één uitbraak met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) voorgedaan bij een biologisch legpluimveebedrijf in Biddinghuizen. Dit was na een periode van bijna een half jaar zonder uitbraken in Nederland. Uit onderzoek van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) naar de genetische samenstelling van het virus uit Biddinghuizen blijkt dat het om de zogenoemde «BB»-variant gaat. Dit is de variant die momenteel circuleert onder wilde vogels. Vooral bij kokmeeuwen is veel sterfte gezien door deze variant, maar ook bij andere kustvogels zijn afgelopen periode veel dode vogels gemeld. De meeste kokmeeuwen hebben inmiddels de broedkolonies verlaten en hebben zich verplaatst over grotere delen van het land.

De uitbraak in Biddinghuizen was anderhalve week na het intrekken van de ophok- en afschermplicht in alle niet-pluimveedichte regio’s, waaronder ook de regio waar Biddinghuizen in ligt (Kamerstuk 28 807, nr. 289). Dat er een besmetting is opgetreden nadat de deskundigen het risico hebben afgeschaald, past bij hun de inschatting van de introductiekans (laag en dus niet nul), en de onzekerheid die zij gaven bij deze inschatting. De deskundigen gaven aan dat de grote mate van onzekerheid wordt veroorzaakt doordat besmetting van pluimvee met de huidige «BB»-variant weliswaar kan plaatsvinden, blijkend uit dierexperimenteel onderzoek in Italië, maar dat dit in Nederland tot dan toe nog niet was gebeurd. Het is goed mogelijk dat de besmetting plaats heeft kunnen vinden doordat de dieren buiten liepen, maar dat is niet met zekerheid te zeggen en achteraf niet meer vast te stellen.

Ook in andere Europese lidstaten zijn afgelopen weken enkele besmettingen op pluimveebedrijven geweest, bijvoorbeeld in Denemarken één en in Frankrijk meerdere. Ook komen er nog veel meldingen binnen van dode besmette wilde vogels. Recent zijn in Finland op zo’n 20 locaties waar dieren (nertsen, poolvossen en wasbeerhonden) worden gehouden voor pelsproductie besmette pelsdieren aangetroffen, en zijn vogelgriepbesmettingen bij enkele katten in Polen aangetoond. De Finse overheid heeft maatregelen getroffen, waaronder het ruimen van besmette bedrijven of dieren.1 Deze bevindingen in zoogdieren worden regelmatig besproken bij bijeenkomsten van de Health Security Committee (HSC) van de Europese Commissie; vooralsnog is er geen aanleiding om de inschatting van het risico voor de volksgezondheid aan te passen. Nederland maakt zich zorgen over de situatie in Finland wegens het zoönotisch risico. Samen met o.a. Duitsland en Oostenrijk heeft Nederland bij de Landbouw- en Visserijraad van 26 en 27 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1563 gepleit voor een Europees verbod op de pelsdierhouderij, mede naar aanleiding van het Europese burgerinitiatief «Fur Free Europe»2, waarin gevraagd wordt om een Europees verbod op pelsdierhouderij. Nederland pleit voor een verbod zowel wegens het zoönotisch risico als ook ethische argumenten. Tijdens de raad heeft een meerderheid van de lidstaten dit pleidooi gesteund en zich uitgesproken voor een verbod. Dit burgerinitiatief is in juli officieel ingediend bij de Europese Commissie. Dit betekent dat de Commissie eind 2023 met een officiële reactie op het burgerinitiatief zal moeten komen.

Gezien het feit dat HPAI in wilde vogels wijdverspreid voorkomt, zowel in Nederland als in andere landen, is de verwachting dat het virus niet op korte termijn zal verdwijnen uit de omgeving. Ter voorkoming van besmetting zijn er veel landelijke maatregelen ingesteld, sommige daarvan zijn al meer dan anderhalf jaar van kracht. Om te bezien of deze kunnen of moeten worden aangepast, vraag ik de Deskundigengroep Dierziekten geregeld (indien er voldoende nieuwe gegevens bekend zijn over de situatie bij met name wilde vogels) om een nieuwe risicobeoordeling te geven. Daarnaast hebben zowel de commerciële als de niet-commerciële houders mij verzocht om een aantal landelijke maatregelen opnieuw te bekijken, gezien de huidige situatie. Voor een besluit om maatregelen te verlichten maak ik onder andere gebruik van de risicobeoordeling door de Deskundigengroep Dierziekten.3 In juni schatten de deskundigen het risico in als matig, wat voor mij een reden was om de ophok- en afschermplicht in niet-pluimveedichte gebieden in te trekken.

Deskundigenverslag

Op 20 juli jl. heeft de Deskundigengroep Dierziekten de epidemiologische situatie opnieuw beoordeeld. Het verslag heb ik als bijlage toegevoegd aan deze brief. De deskundigen hebben de kans op vogelgriepbesmetting van een pluimveebedrijf in heel Nederland, indien de ophok- en afschermplicht niet van toepassing zou zijn, afgeschaald van matig naar laag. De deskundigen hebben het risico afgeschaald, mede omdat er gedurende een periode van vijf maanden geen uitbraken zijn geweest. Ook in Duitsland en België, waar de ophokplicht al langere tijd is ingetrokken, worden weinig besmettingen gezien in pluimveebedrijven. Dit wijst erop dat de onder meeuwen circulerende variant minder gemakkelijk tot uitbraken op pluimveebedrijven lijkt te leiden.

Het is onmogelijk om te voorspellen of en hoe het HPAI-virus zich de komende maanden gaat gedragen en in welke wilde (water)vogels het virus zal gaan circuleren. Ik zal daarom de situatie nauwgezet blijven volgens en de deskundigen met regelmaat vragen een risicobeoordeling te geven op basis van nieuwe informatie.

Aanpassen landelijke maatregelen

Ophok- en afschermplicht

Op 6 juli jl. heb ik, mede op basis van een risicobeoordeling, ophok- en afschermplicht in niet- pluimveedichte regio’s ingetrokken (Kamerstuk 28 807, nr. 289). Toen schatten de deskundigen de kans op besmetting van een bedrijf in als matig (met een grote mate van onzekerheid) in heel Nederland indien de ophokplicht niet van toepassing is. In de nieuwe risicoinschatting van 20 juli jl. hebben zij dit afgeschaald naar laag met een grote mate van onzekerheid. Nog niet eerder hebben de deskundigen, sinds de eerste besmettingen met H5N1 in oktober 2021, een risicoinschatting van laag gegeven. Op basis van deze beoordeling, het feit dat de uitbraak in Biddinghuizen past in deze beoordeling (laag, maar niet nul, met grote mate van onzekerheid) en andere aspecten, zoals de impact op pluimveehouderijen en hobbyhouders, heb ik besloten om de ophok- en afschermplicht in regio 19 (zie bijlage voor de regio-indeling) per 31 augustus 2023 om 00:00 uur in te trekken.

In mijn vorige brief van 6 juli jl. heb ik uiteengezet dat ik in regio 19 de ophok- en afschermplicht niet wilde intrekken wegens de dichtheid aan pluimveebedrijven en de gevolgen van een eventuele besmetting. Op basis van de nieuwe risicobeoordeling heb ik besloten dit nu wel te doen. In deze regio zitten, relatief, ten opzichte van de situatie in de Gelderse Vallei (regio’s 7 en 10), niet heel veel uitloopbedrijven en het pluimveedichte gebied is kleiner dan in de Gelderse Vallei. Ook is de Rh-waarde in de Gelderse Vallei groter in regio 19. Ik acht daarom het risico aanvaardbaar en besluit de ophok- en afschermplicht daarom ook in regio 19 in te trekken. De kans op besmetting in regio’s 7 en 10 is door de deskundigen ook als laag ingeschat. In deze regio’s en dan met name in de Gelderse Vallei is de pluimveedichtheid echter zeer hoog, hoger dan in regio 19 en zitten er relatief veel vrije uitloopbedrijven. Ik begrijp dat juist zij hopen op het intrekken van de ophokplicht. De gevolgen van een besmetting daar kunnen echter anders zijn dan in andere regio’s, gezien de grotere kans op tussenbedrijfstransmissie. Deze aspecten overwegend acht ik het nu niet verantwoord de ophokplicht in deze twee regio’s op te heffen. Het opheffen van de ophok- en afschermplicht in regio 19 en nog niet in regio’s 7 en 10 is ook in lijn met de besluitvorming hierover vorig jaar.

Bezoekersverbod

Sinds 3 november 2021 geldt er een bezoekersverbod voor vogelverblijfplaatsen. Er geldt een uitzondering op dit verbod, indien het bezoek noodzakelijk is voor de volksgezondheid, diergezondheid, het dierenwelzijn, de gezondheid van in de stal aanwezige personen of het geven van praktijkonderwijs of het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Zowel de commerciële sector als de niet-commerciële sector lopen in de praktijk door dit bezoekersverbod tegen problemen aan. Zo mogen medewerkers van kwaliteitsborgingsystemen zoals IKB Kip en Ei en medewerkers van centrale antibioticaregistratie en koppelbegeleiders de stal niet betreden. De niet-commerciële sector (hobbymatige houderij) zou graag weer keurmeesters in hun stallen laten komen.

Op basis van de nieuwe risicobeoordeling van de Deskundigengroep Dierziekten acht ik het verantwoord om het bezoekersverbod aan te passen. Voor het bezoekersverbod wordt een onderscheid gemaakt tussen houderijen met commercieel gehouden vogels en niet-commerciële houderijen. Ten aanzien van de niet-commerciële houderij geldt dat deze houderij ten algemene een ander, lager, risicoprofiel heeft. In combinatie met het door de deskundigen «lage risico» wordt het schrappen van het bezoekersverbod voor de niet-commerciële houderij verantwoord geacht. Voor de niet-commerciële sector wordt het bezoekersverbod daarom ingetrokken. Voor de commerciële sector wordt een uitzondering gemaakt op het bezoekersverbod voor medewerkers van kwaliteitsborgingssystemen (IKB Kip en Ei en IKB PSB), medewerkers van centrale antibioticaregistratie en koppelbegeleiders. Deze wijziging heeft plaatsgevonden per 31 augustus 2023 om 00:00. Overigens geldt te allen tijde dat bezoek aan commerciële houderijen alleen is toegestaan overeenkomstig een hygiëneprotocol en indien de bezoeker zich registreert.

Verplichte verklaring dierenarts voor het vervoeren van eenden en kalkoenen naar een slachthuis

Eerder is een verplichte klinische inspectie door een dierenarts ingevoerd voordat eenden en kalkoenen naar het slachthuis mogen worden vervoerd. Deze inspectie was verplicht omdat de variant van het vogelgriepvirus die toen rondging tot acute verschijnselen leidde bij eenden en kalkoenen. Hiertoe kon door een inspectie voor het transport al snel leiden tot het opsporen van een verdenking van HPAI bij eenden en kalkoenen. Dit als een extra maatregel naast de bestaande meldplicht. De deskundigengroep heeft aangegeven dat deze verplichte inspectie in de huidige situatie niet bijdraagt aan het sneller opsporen van een verdenking van HPAI bij eenden. De combinatie van het huidige lage risico en het feit dat koppels die naar de slacht gaan sowieso minder risico voor verspreiding vormen, maakt dat deze maatregel nu weinig toegevoegde waarde heeft, maar wel voor extra lasten zorgt. Ik heb daarom de verplichte verklaring van de dierenarts ingetrokken per 31 augustus 2023 om 00:00 en besluit om dit ook bij kalkoenen in te trekken.

Afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie en de komende risicobeoordelingen kan het nodig zijn de gewijzigde of ingetrokken landelijke maatregelen weer (regionaal) in te stellen als de kans op uitbraken weer toeneemt of als er meer uitbraken bij komen. Alle besluiten rondom de aanpassingen en intrekken van de landelijke maatregelen heb ik tevens afgestemd met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Samenvattend

Op de recente besmetting in Biddinghuizen na, hebben zich de afgelopen zes maanden geen uitbraken bij gehouden vogels voorgedaan. Besmettingen met het vogelgriepvirus bij wilde vogels zijn echter helaas nog aan de orde van de dag. Naar aanleiding van de laatste risicobeoordeling van de Deskundigengroep Dierziekten, waarin zij het risico hebben afgeschaald van matig naar laag, acht ik het verantwoord om een aantal maatregelen te wijzigen en te versoepelen4. De ophok- en afschermplicht wordt ingetrokken in regio 19. Ook zal het bezoekersverbod worden aangepast; er komen versoepelingen voor de commerciële sector en het bezoekersverbod komt te vervallen voor de niet-commerciële sector. Ten slotte zal ik de verplichte inspectie door een dierenarts voordat eenden en kalkoenen naar de slachterij worden vervoerd intrekken. Ik zal andere maatregelen verder versoepelen wanneer dit veterinair verantwoord kan. Ik zal de Deskundigengroep Dierziekten regelmatig om een nieuwe risicobeoordeling vragen.

De huidige situatie, waarbij het virus nog steeds in de wilde vogelpopulaties circuleert, vraagt veel van pluimveehouders, maar het is essentieel dat zij de bioveiligheidsmaatregelen naleven om uitbraken op hun bedrijven zo veel mogelijk te voorkómen. Tot nu toe hebben pluimveehouders altijd zeer snel een verdenking gemeld bij de NVWA. Dat is van het grootste belang om uitbraken effectief te kunnen bestrijden. Het blijft zaak alert te blijven en eventuele verdenkingen zo snel mogelijk te melden bij de NVWA.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven