28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 289 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de laatste ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie. Ik ga ook in op de laatste drie risicobeoordelingen van de Deskundigengroep Dierziekten, het deels intrekken van de ophok- en afschermplicht en twee onderzoeksrapporten die onlangs zijn opgeleverd.

Epidemiologische situatie

De laatste uitbraak met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) op een commerciële pluimveehouderij was op 26 januari; de laatste uitbraak dit jaar was op 13 februari, op een kleinschalige hobbylocatie. Dat is een beeld dat hoopvol stemt, hoewel er allerminst sprake is van het verdwijnen van het virus uit Nederland. Er zijn namelijk nog steeds wilde vogels die besmet worden, in verschillende regio’s in Nederland. De afgelopen weken was er veel sterfte bij kokmeeuwen, met name onder kuikens in broedkolonies in de noordelijke provincies en bij de randmeren. Lokale organisaties hebben daarop adequaat gereageerd en hebben honderden kadavers opgeruimd. Ik zal de situatie nauwgezet volgen1. Dode wilde vogels kunnen worden gemeld via de vogelgriepapp die onlangs is gelanceerd. Deze geeft een indicatie van de verspreiding van vogelgriep onder wilde vogels in Nederland. Belanghebbenden hebben positief gereageerd en van de app is al gebruik gemaakt.

In Europa zijn er de afgelopen maanden een aantal uitbraken bij commercieel gehouden vogels geweest. Frankrijk heeft bijvoorbeeld uitbraken gemeld bij eendenbedrijven (dit jaar tientallen), in het zuidwesten van het land. Deze uitbraken waren het gevolg van verspreiding tussen bedrijven en lijken weer onder controle. Ook in het Verenigd Koninkrijk en in andere lidstaten zijn de laatste maanden uitbraken gemeld, zoals in Duitsland en België, en in een aantal oostelijker gelegen lidstaten, zoals Hongarije, Bulgarije en Tsjechië. In Denemarken werd op 26 april, nadat het daar lange tijd rustig leek, weer een uitbraak vastgesteld, dicht bij de Duitse grens. In Europa zijn nog talloze meldingen van besmette wilde vogels en tevens af en toe in zoogdieren. De European Food Safety Authority (EFSA) geeft elk kwartaal een overzicht van de Europese ontwikkelingen2.

Voor alle houders van hobbyvogels en vrije-uitloopkippen, en de dieren zelf, heeft de ophok- en afschermplicht een grote impact. De maatregel is in sommige regio’s al meer dan anderhalf jaar van toepassing en in sommige regio’s alweer sinds oktober 2022. Ik wil opnieuw mijn waardering uitspreken voor alle houders die de ophok- en afschermplicht hebben nageleefd en dat nog steeds doen. Het is een belangrijke maatregel om besmettingen te voorkomen.

Voor een besluit om maatregelen te verlichten maak ik onder andere gebruik van de risicobeoordeling door de Deskundigengroep Dierziekten3. Eind maart schatten de deskundigen het dreigingsniveau nog onverminderd hoog in, wat voor mij een reden was om op dat moment geen wijziging in beleid door te voeren. Ik heb daarna besloten om, net als vorig jaar, met enige regelmaat en op passende momenten (met voldoende nieuwe gegevens over de situatie bij met name de wilde vogels), de Deskundigengroep Dierziekten om een risicobeoordeling te vragen.

Deskundigenverslag

Op 28 april, 24 mei en 23 juni jl. heeft de Deskundigengroep Dierziekten de epidemiologische situatie opnieuw beoordeeld. Alle drie de verslagen heb ik als bijlagen toegevoegd aan deze brief. De deskundigen hebben de kans op vogelgriepbesmetting van een pluimveebedrijf tijdens de laatste bijeenkomst op 23 juni jl. afgeschaald naar «laag-matig» indien de ophok- en afschermplicht van toepassing is en naar «matig» indien de ophok- en afschermplicht wordt opgeheven in heel Nederland. De deskundigen hebben het risico naar beneden afgeschaald omdat er al geruime tijd geen uitbraken zijn op pluimveebedrijven in Nederland en onze buurlanden (zelfs zonder ophokplicht) en de vaststelling dat de uitbraken in Zuidwest-Frankrijk die vorige maand plaatsvonden in eendenhouderijen toch niet blijken veroorzaakt door de «BB»-variant, maar door de oude «C»-variant. In Duitsland, waar al langere tijd de ophok- en afschermplicht is ingetrokken, doet men serologisch onderzoek op pluimveebedrijven waar veel dode kokmeeuwen in de omgeving worden gevonden. Deze uitslagen zijn tot nu toe negatief. Uit resultaten van de labproef uit Italië blijkt dat de huidige «BB»-variant dezelfde eigenschappen heeft als de oude «C»-variant. Eerder werd gedacht dat de «BB»-variant later dan de oude «C»-variant ziekteverschijnselen zou geven, waardoor het virus zich sneller ongemerkt kon verspreiden. Uit het onderzoek blijkt dat de «BB»-variant voor besmettingen onder pluimvee kan zorgen, echter wordt dit in de praktijk (nog) nauwelijks gezien. Het is niet duidelijk wat hiervan de oorzaak is. De deskundigen geven daarom aan dat er een grote mate van onzekerheid zit in hun risicobeoordeling van 23 juni jl.

HPAI circuleert al langere tijd in wilde watervogels en de afgelopen maanden met name in kokmeeuwen. De deskundigen hebben in de risicobeoordeling van 23 juni jl. geen differentiatie gemaakt voor de verschillende regio’s in Nederland. In de risicobeoordeling van 28 april en 24 mei jl. werd dit wel gedaan, omdat de kokmeeuwen toen vooral in de broedkolonies zaten (de regio’s ten noordwesten van de lijn Breda – Emmen). In deze periode van het jaar bevinden kokmeeuwen zich in heel Nederland en is het dus niet mogelijk om hierin te differentiëren.

Het in onmogelijk om te voorstellen of en hoe het HPAI virus zich de komende maanden gaat veranderen en in welke wilde (water)vogels het virus zal gaan circuleren. Ik zal daarom de situatie nauwgezet blijven volgens en de deskundigen met regelmaat vragen een risicobeoordeling te geven op basis van nieuwe informatie.

Ophok- en afschermplicht

Vorig jaar heb ik, mede op basis van een risicobeoordeling, de ophok- en afschermplicht stapsgewijs, in specifieke regio’s, opgeheven, voor het eerst in juni. Toen schatten de deskundigen de kans op besmetting van een bedrijf in regio's grenzend aan Duitsland en België in als «laag-matig» als de ophok- en afschermplicht van toepassing was en «matig» als die niet van toepassing was, gelijk aan de huidige beoordeling in heel Nederland. De beoordeling van 23 juni is «laag-matig» met de ophok- en afschermplicht en «matig» zonder ophok- en afschermplicht voor heel Nederland. Hiermee is de risicobeoordeling voor heel Nederland dus lager geworden ten opzichte van de twee voorgaande beoordelingen, maar wel nog met een grote mate van onzekerheid. Alles afwegende heb ik besloten om de ophok- en afschermplicht in alle niet pluimveedichte regio’s in Nederland per 6 juli 2023 op te heffen. Dit zijn alle regio’s in Nederland met uitzondering van de gebieden rondom de Gelderse Vallei en de Peel. Het opheffen van de ophok- en afschermplicht bij een «matig» risico is in lijn met vorig jaar. Anders dan vorig jaar is het feit dat de ophok- en afschermplicht niet alleen ingetrokken wordt in de regio’s grenzend aan België en Duitsland maar in alle regio’s met uitzondering van de pluimveedichte regio’s. Dit komt omdat de deskundigen op basis van de huidige situatie het risico voor heel Nederland nu hetzelfde inschatten en niet meer verschillend is voor bepaalde regio’s. De deskundigen gaan in hun oordeel af op de actuele situatie. Ten opzichte van vorig jaar komt het vogelgriepvirus bijvoorbeeld in andere wilde vogelsoorten voor.

Net als vorig jaar weegt in mijn besluit tot intrekken van de ophok- en afschermplicht de maatschappelijk wens mee dat in Nederland ruimte is voor een vrije-uitloopsector, waar kippen gedurende in elk geval een bepaalde periode in het jaar buiten kunnen scharrelen. Ik realiseer mij dat met het intrekken van de ophok- en afschermplicht, de kans op een besmetting van gehouden vogels doet toenemen, omdat de mogelijkheid van contact tussen buitengehouden vogels en wilde vogels groter wordt. Zoals hierboven aangegeven kies ik ervoor om dit in alle niet pluimveedichte regio’s te doen. Voor de regio’s 7, 10 en 19 (zie bijlage voor de regio-indeling) geldt dat deze pluimveedicht zijn en er kans is op het uit de hand lopen van een besmetting doordat een besmet bedrijf een andere bedrijven kan besmetten (tussenbedrijfstransmissie). Om die reden acht ik het met de huidige risicobeoordeling nog niet verantwoord in die regio’s de ophok- en afschermplicht in te trekken.

Ik onderken dat door het regionaal opheffen van de ophok- en afschermplicht verschillen in perspectief ontstaan tussen vrije-uitloopbedrijven in de verschillende regio’s. Dit is helaas onvermijdelijk, omdat ik de volledige opheffing van de landelijke ophok- en afschermplicht op dit moment nog niet verantwoord acht. Ik hoop door deze aanpak de sector perspectief te bieden. Op de dierziekteviewer van RVO (data.rvo.nl/dierziektenviewer/index.html) is te vinden in welke regio’s de ophok- en afschermplicht zal worden opgeheven of in stand blijft. Afhankelijk van de ontwikkeling van de situatie en de komende risicobeoordelingen zal ik kijken of en wanneer intrekken van de ophok- en afschermplicht in regio’s 7, 10 en 19 aan de orde zou kunnen zijn. Daarbij geldt ook dat het mogelijk is dat het nodig zal zijn de ophok- en afschermplicht weer in te stellen als de kans op uitbraken weer toeneemt. Ik heb mijn besluit tevens afgestemd met de Minister van VWS.

Beleidsondersteunend onderzoek

Gedurende de afgelopen maanden, sinds oktober 2021, wordt het beleid ter preventie en bestrijding van vogelgriep geregeld tegen het licht gehouden en zet ik mij in om zoveel mogelijk specifiek bij de (lokale) situatie passende maatregelen te nemen. Ten behoeve van beleid wordt daarom een aantal onderzoeken door wetenschappers van verschillende onderzoeksinstellingen uitgevoerd, om inzicht te krijgen in de epidemiologie, in mogelijke verspreidingsroutes, en de effectiviteit van bepaalde maatregelen. Recent zijn de rapporten van twee onderzoeken naar verspreiding van en besmetting met HPAI-virus opgeleverd. De resultaten en de mogelijke toepassing ervan in mijn beleid zet ik hieronder uiteen.

Voorspellend model kans besmetting in relatie tot de omgeving

Door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en de Faculteit Diergeneeskunde (FD) zijn veel data verzameld die zijn gebruikt voor het ontwikkelen van een model dat een voorspelling zou kunnen geven waar in Nederland de grootste kans is op een besmetting met HPAI-virus bij commerciële pluimveebedrijven. Daarbij is gekeken naar (combinaties van) landschapskarakteristieken, zoals de aanwezigheid van water en landbouw grasland, en dichtheid van wilde vogels (zie bijgevoegd rapport).

De onderzoekers geven aan dat er een grote kans is op een HPAI-besmetting op pluimveebedrijven in de kustregio's en laaggelegen gebieden in Groningen, Friesland, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, en in de stroomgebieden van de grote rivieren in het midden van het land, en in Limburg in de buurt van de Maasplassen. De aanwezigheid van water en agrarische graslanden in de directe omgeving van pluimveebedrijven vergroten de kans op besmetting. De aanwezigheid van bepaalde eendensoorten, ganzen en knobbelzwanen is eveneens geassocieerd met de kans op een besmetting.

De analyses beschouw ik als een bruikbaar model in zijn algemeenheid, en ik bekijk per moment hoe de situatie op enigerlei moment is en of het beleid kan worden aangepast, zoals nu bij mijn overwegingen bepaalde maatregelen op te heffen. De informatie uit het rapport zal ook worden gebruikt ten behoeve van de uitvoering van het intensiveringsplan preventie vogelgriep. Echter, is in het model gebruik gemaakt van data van uitbraken van virussen die onder meer in wilde eenden en ganzen circuleerden. Voor de huidige situatie waarin het virus met name in meeuwen circuleert, lijkt dit model minder geschikt.

Luchtinlaatmodel: praktijkonderzoek

Het tweede onderzoek dat is uitgevoerd was opgezet om meer inzicht te krijgen in de mogelijke besmettingsroute op een besmette locatie. Het eerste deel van dit onderzoek betrof praktijkonderzoek naar de mogelijke insleep van virus via de luchtinlaat op een bedrijf. Dit onderzoek is afgerond en het rapport daarover is bij deze brief gevoegd.

Opnieuw is door de onderzoekers geconcludeerd dat het strikt naleven van bioveiligheidsmaatregelen de kans op besmettingen van een pluimveebedrijf, door een ander besmet bedrijf of vanuit wilde vogels, kan verminderen. De onderzoekers hebben nu een praktijkonderzoek uitgevoerd bij twee vleeskuikenbedrijven en een leghennenbedrijf. Het onderzoek bevestigt dat bij pluimveebedrijven die een goed management voeren in nette stallen, en waar pluimvee binnen wordt gehouden, toch vogelgriepvirus kan binnenkomen. Het rapport beschrijft verschillende risicofactoren voor de insleep van vogelgriep en geeft concrete maatregelen voor pluimveehouders om daar iets mee te doen.

Ik ga er van uit dat, waar mogelijk, de pluimveehouders invulling geven aan deze adviezen, daarbij het dierenwelzijn natuurlijk in acht nemend. Ik werk samen met de sector aan een verplicht bioveiligheidsplan, waarbij de uitkomsten van dit onderzoek meegenomen worden. Ook worden de resultaten van dit rapport gebruikt ten behoeve van uitvoering van het intensiveringsplan preventie vogelgriep.

Samenvattend

De afgelopen maanden zijn er geen uitbraken bij gehouden vogels geweest. Besmettingen met vogelgriepvirus bij wilde vogels zijn echter helaas nog aan de orde van de dag. De ophok- en afschermplicht wordt ingetrokken in alle niet pluimveedichte regio’s Nederland. Ik zal de maatregelen verder versoepelen wanneer dit veterinair verantwoord kan. Ik zal de deskundigengroep dierziekten regelmatig om een nieuwe risicobeoordeling vragen. De huidige situatie, waarbij het virus nog steeds in de wilde vogelpopulaties circuleert, vraagt veel van pluimveehouders maar het is essentieel dat zij de bioveiligheidsmaatregelen naleven om uitbraken zo veel mogelijk te voorkómen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven