28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 263 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2022

Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie sinds mijn vorige brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 262). Hierbij ga ik ook in op de recente uitbraken, het verslag van de deskundigengroep dierziekten van 22 juni jl. en mijn besluit tot het regionaal opheffen van de ophokplicht.

Epidemiologische situatie in Nederland en de Europese Unie

Sinds mijn vorige brief zijn nog vijf uitbraken met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) geweest. Het betreft een vleeskuikenbedrijf in Tzum, een vleeseendenvermeerderingsbedrijf in Hierden, een vleeseendenbedrijf en een gecombineerd eenden-/leghennenbedrijf, eveneens in Hierden, en een biologisch legbedrijf in Biddinghuizen. Ook was er een uitbraak bij een kleinschalige locatie in Rotterdam. Het totaal aantal besmettingen op bedrijven of hobbylocaties, sinds oktober vorig jaar, is 66. Bij 55 uitbraken is een beperkingszone ingesteld. De infecties zijn vermoedelijk afkomstig uit wilde vogels.

Dode wilde vogels worden nog gemeld, in verschillende regio's in Nederland. Een ernstige situatie heeft zich voorgedaan bij kolonies sterns aan de Nederlandse kust. Deze uitbraken zijn verontrustend voor de instandhouding van deze soorten en eveneens voor de verspreiding van het virus. Het wijst er eens te meer op dat HPAI voorlopig niet meer weg te denken is uit Nederland. Ook andere vogelsoorten worden nog besmet, in verschillende, aan water grenzende gebieden. De NVWA houdt op haar website de vondsten bij. Het is voor mij en voor de Minister voor Natuur en Stikstof zeer zorgwekkend om te zien hoe vogelgriep zoveel wilde vogels treft, ook soorten waarvoor we ons in verband met natuurbescherming al jaren inzetten. Mede naar aanleiding van de motie van het lid Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 807, nr. 247) brengen we de impact van vogelgriep op wilde soorten in kaart. We blijven ons inzetten om kwetsbare diersoorten en populaties in Nederland te beschermen.

Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) heeft een analyse uitgevoerd met de gegevens van geclusterde uitbraken: het betreft de clusters in Zeewolde, Hierden, Woltersum, rondom Barneveld en in Lunteren. Dit is gedaan om te kijken of bij de besmettingen van de bedrijven in die clusters, op betrekkelijk korte afstand van elkaar, mogelijk een relatie is geweest met het ruimen van een besmet bedrijf door de NVWA. Op basis van de analyses van WBVR zijn er geen aanwijzingen dat er een rol is geweest van ruiming door de NVWA in de verspreiding van HPAI virus naar nabijgelegen bedrijven.

Aanpassingen van maatregelen

Er is sprake van een bijzondere vogelgriepsituatie met veel uitbraken bij gehouden vogels in Nederland en andere EU lidstaten, en met een wijde verspreiding van het virus bij vele soorten wilde vogels. De periode met uitbraken duurt langer dan ooit te voren, nooit eerder zijn er zoveel wilde vogelsoorten gevoelig gebleken voor infectie, en nooit eerder bleef het virus zo lang circuleren onder wilde vogels.

De maatregelen duren nu al vele maanden. Hoewel vogelgriep nog steeds onder wilde vogels huishoudt en er nog steeds uitbraken zijn, acht ik het ook van belang om voortdurend van maatregelen te bezien of deze nog noodzakelijk en proportioneel zijn. Tevens zien we regionale verschillen in aantal uitbraken en in vondsten van besmette wilde vogels. De huidige situatie vraagt daarom geregeld om een zorgvuldige heroverweging van het beleid dat ik tot nu toe heb gevoerd om te bezien of versoepelingen kunnen worden doorgevoerd.

Een zwaar wegende maatregel voor met name houders van hobbyvogels en vrije uitloopkippen is de ophokplicht die inmiddels ongeveer acht maanden van toepassing is. De steeds luider klinkende roep om meer perspectief voor pluimveehouders uit de vrije-uitloopsector en voor hobbyhouders begrijp ik volledig. De deskundigengroep dierziekten heeft 1 juni een risicobeoordeling gedaan die voor mij de basis vormde van het besluit de ophokplicht toen niet regionaal op te heffen. Ik heb de deskundigengroep dierziekten opnieuw om een beoordeling gevraagd om te kijken of ik mijn beleid kan en wil aanpassen.

Deskundigengroep dierziekten

Op 22 juni jl. heeft de deskundigengroep dierziekten de vogelgriepsituatie opnieuw geanalyseerd en de kans op besmetting van een pluimveebedrijf, gegeven de situatie, beoordeeld. Daarin hebben zij ook beoordeeld hoe groot, na het intrekken van de ophokplicht in Nederland of in afzonderlijke regio's, de kans is dat een pluimveebedrijf in die regio of in Nederland wordt besmet.

De deskundigen hebben de kans dat een pluimveebedrijf wordt besmet als de ophokplicht wordt opgeheven voor heel Nederland ingeschat als matig tot hoog. De situatie in de afgelopen drie weken, sinds de vorige beoordeling, hebben ze doen concluderen dat het risico zeker niet lager is dan 2 juni.

De deskundigen hebben ook gekeken naar de risico’s in verschillende regio’s in Nederland. Dit zijn dezelfde regio’s als die gebruikt werden in 2018 en in de zomer van 2021 toen de ophokplicht regionaal werd ingetrokken (zie onder andere de brief van juni 2021 (Kamerstuk 28 286, nr. 1198)). De deskundigengroep schat de kans op besmetting van een bedrijf in regio's grenzend aan Duitsland en België (regio’s 4, 5, 8, 11, 17, 18, 19 en 20) in als «laag-matig» als de ophokplicht van toepassing is. Sinds mei zijn in deze regio's geen meldingen van dode wilde vogels met HPAI meer geweest en zijn er geen uitbraken geweest. Het opheffen van de ophokplicht in aangrenzende gebieden in Duitsland en België heeft daar niet tot uitbraken op commerciële bedrijven geleid. Als de ophokplicht wordt opgeheven, wordt de kans op besmetting van een pluimveebedrijf in deze regio’s als matig ingeschat, waarbij de kans het hoogst is voor die bedrijven die binnen 5 kilometer nabij grote waterpartijen zijn gelegen (bijvoorbeeld IJssel en Maas) of bijvoorbeeld dichtbij natuurgebieden liggen die wilde (water-)vogels aantrekken.

Het verslag van de deskundigen heb ik als bijlage toegevoegd aan deze brief.

Maatregelen

Ik wil de vele belanghebbenden, vooral houders van uitloopbedrijven en hobbyhouders, perspectief bieden. Ik heb daarom besloten om de ophokplicht in delen van Nederland, ondanks het feit dat zich in Nederland nog altijd besmettingen voordoen, op te heffen. In mijn afweging neem ik naast de veterinaire risicobeoordeling van de deskundigengroep dierziekten ook dierenwelzijnsaspecten, de financiële schade voor de pluimveehouders van uitloopbedrijven, het verlies van marktaandeel voor vrije uitloopsector en de maatschappelijk wens dat in Nederland ruimte is voor een vrije uitloopsector, waar kippen gedurende in elk geval een bepaalde periode buiten kunnen scharrelen, mee. Ik realiseer mij dat het op dit moment intrekken van de ophokplicht, ook als dat alleen in enkele regio’s is, de kans op een besmetting van gehouden vogels doet toenemen, omdat de mate van contact tussen gehouden vogels en wilde vogels groter wordt.

Na zorgvuldige afweging van alle belangen acht ik het verantwoord om de ophok- en afschermplicht in de regio’s 4, 5, 8, 11, 17, 18 en 20 per 28 juni 2022 in te trekken. In regio 19, waar de kans op besmetting als de ophokplicht ook als laag-matig is ingeschat, is de dichtheid aan pluimveebedrijven erg hoog. Als daar een besmetting optreedt, bestaat de mogelijkheid dat het virus zich snel verspreidt tussen de bedrijven. Voor de overige regio's schatten de deskundigen de kans op een besmetting van een pluimveebedrijf nog matig-hoog in. Voor deze regio 19 in Brabant en de overige regio's acht ik het daarom niet verantwoord de ophokplicht op te heffen.

Ik realiseer me dat er door het regionaal opheffen van de ophokplicht verschillen in perspectief en afzetmogelijkheden ontstaan tussen vrije uitloopbedrijven in de verschillende regio’s. Dit is mijns inziens helaas onvermijdelijk, omdat ik de opheffing van de landelijke ophokplicht op dit moment niet verantwoord acht. Ik hoop echter door de stapsgewijze aanpak de sector perspectief te kunnen bieden. Met de diverse sectoren is over deze aanpak overleg geweest. Ik heb mijn besluit tevens afgestemd met de Minister van VWS.

Op de website van RVO.nl (rvo.nl/dierziektenviewer) staat informatie die pluimveehouders kunnen gebruiken om vast te stellen of hun bedrijf of locatie valt in een van de regio’s waar de ophokplicht wordt ingetrokken.

Tenslotte heb ik besloten de overige landelijke maatregelen, zoals het verbod op wedstrijden en tentoonstellingen en een bezoekersregeling, vooralsnog te laten bestaan.

Monitoren van de situatie

Ik blijf de situatie nauwlettend volgen en zal de deskundigengroep geregeld en wanneer nodig een nieuwe beoordeling vragen. Als er nieuwe informatie volgt die leidt tot een aanpassing van mijn beleid zal ik de Tweede Kamer daarover informeren. Het gevaar van HPAI-besmettingen uit wilde vogels is niet minder geworden en lijkt, zeker in bepaalde regio’s, voorlopig onverminderd hoog. Ik wil daarom nogmaals wijzen op het grote belang dat alle houders in heel Nederland passende hygiënemaatregelen in acht blijven nemen en de afscherm- of ophokplicht in de andere regio's naleven.

Vaccinatie tegen vogelgriep

Zoals in mijn brief aan de Tweede Kamer gemeld en zoals toegezegd aan de Kamer (Kamerstuk 28 807, nrs. 259 en 260) wordt er een experiment onder gecontroleerde omstandigheden uitgevoerd om de effectiviteit van enkele kandidaatvaccins te onderzoeken. Het tegengaan van transmissie, zodat de reproductieratio, het zogenaamde R-getal, onder de 1 komt, is een belangrijke eis die we aan een vaccin stellen. Daarbij is het ook voor het dierenwelzijn van belang dat er geen infecties optreden, ook niet subklinisch. Tegengaan van transmissie draagt bij aan het verbeteren van diergezondheid en dierwelzijn. Tot nu toe is niet aangetoond dat bij het toepassen van de ontwikkelde vaccins de R-waarde van veldvirusvarianten beneden de 1 wordt gebracht. Daarom doen wij nu ook proeven om de effectiviteit van vaccins op dit punt te onderzoeken. Ik verwacht eind dit jaar de resultaten van deze proef te ontvangen, die ik tevens met de Tweede Kamer zal delen.

Ik verken op dit moment ook de mogelijkheden om een vaccin onder veldomstandigheden te onderzoeken en zal op termijn ook inzetten op het ontwikkelen van een goed surveillanceprogramma om mogelijke besmettingen snel te kunnen opsporen.

In de EU neemt Nederland, samen met andere lidstaten waaronder Frankrijk, Hongarije, het voortouw om de mogelijkheden van vaccinatie ter preventie van vogelgriep te onderzoeken. Zowel tussen ministeries als onderzoeksinstellingen vindt regelmatig internationaal afstemmingsoverleg plaats. Het stappenplan, dat de Fransen onlangs hebben voorgelegd aan de lidstaten van de Europese Unie, steun ik.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven