28 750 Gemeentelijke herindeling

Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

In uw ordedebat van 28 november jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 27, item 12) is mij gevraagd om een brief met een reactie op het onderzoek over gemeentelijke samenwerking van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) dat zich richt op de periode 2005–2013. Graag geef ik hierop een eerste reactie. Dit onderzoek gaat overigens niet over de gevolgen van gemeentelijke herindelingen, waarover mijn ambtsvoorganger uw Kamer reeds heeft geïnformeerd1.

Er is de afgelopen periode veel aandacht geweest voor (het belang van) intergemeentelijke samenwerking en de Wet gemeenschappelijke regelingen. De studiegroep openbaar bestuur, de Commissie Toekomstgericht lokaal bestuur (de commissie Van de Donk) en het Jaarbericht 2016 van de Denktank van de VNG spreken over het belang en positieve effecten van samenwerking. Dat beeld wordt bevestigd door recent onderzoek2. In aanvulling hierop vind ik ook nader onderzoek naar de efficiëntie en effectiviteit van intergemeentelijke samenwerking nodig, te meer omdat hierover nog weinig onderzoek beschikbaar is. Dergelijk onderzoek is complex, gelet op de diversiteit tussen gemeenten en samenwerkingsvormen. Daarom financier ik het COELO en ook het promotieonderzoek van de heer De Greef. De artikelen in het NRC en Economische Statistische Berichten (ESB) vloeien voort uit dit promotieonderzoek dat nog niet is afgerond en waarvan nog geen einddatum bekend is. Ik vind het ongewenst om lopende het onderzoek hierover met een inhoudelijk oordeel te komen.

Voor ik aan een inhoudelijke reactie toekom wil ik aanvullend op het COELO onderzoek een actueler en breder inzicht hebben in de efficiëntie en effectiviteit van de samenwerking. Bovendien hecht ik waarde aan de casuïstiek, zodat er meer zicht kan ontstaan op hoe samenwerking efficiënt en effectief aangepakt kan worden. Ik zal uw Kamer informeren over mijn aanpak hiervoor en de uitkomsten daarvan. De concrete invulling van vrijwillige interbestuurlijke samenwerking en de afwegingen daarbij blijven onverminderd de verantwoordelijkheid van de deelnemers.

Overigens refereren de artikelen in de ESB en het NRC ook aan de beperkte democratische controle bij samenwerkingsverbanden. Ook in de overall rapportage sociaal domein 2016 die ik op 4 december naar uw Kamer heb gestuurd3, werd geconstateerd dat gemeenteraadsleden nog zoekende zijn hoe zij hun taken goed uit kunnen voeren bij samenwerking. In het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is afgesproken om de politieke verantwoording over gemeentelijke samenwerking te verbeteren. In dat verband heb ik tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling aangegeven (Handelingen II 2017/18, nr. 23, items 6, 9 en 12) dat mijn streven is om in het voorjaar van 2018 een brief aan uw Kamer te sturen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2409 en Kamerstuk 28 750, nr. 63

X Noot
2

Bijlagen bij Kamerstuk 33 841, nr.172 en Kamerstuk 34 477, nr. 29

X Noot
3

Kamerstuk 34 477, nr. 29

Naar boven