Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2015
Hierbij doe ik u een aanvulling op het Beleidskader gemeentelijke herindeling 2013
(Kamerstuk 28 750, nr. 53) toekomen. De aanvulling betreft de toepassingscriteria voor een «lichte» samenvoeging,
ook bekend als gemeentelijke toevoeging.
Een lichte samenvoeging is een bijzondere wijze van herindelen, die in de afgelopen
jaren driemaal is toegepast.1 Waar bij een «reguliere» samenvoeging de betrokken gemeenten worden opgeheven en
een nieuwe wordt ingesteld, wordt bij een lichte samenvoeging ten minste één gemeente
niet opgeheven. Daardoor blijven de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan opheffing
voor (ten minste) één van de betrokken gemeenten achterwege. Met name op het terrein
van administratieve lasten levert dit voordelen op. Ook staat de niet op te heffen
gemeente niet onder preventief financieel toezicht op grond van artikel 21 Wet algemene
regels herindeling en blijven de burgemeester en het ambtelijk apparaat van deze gemeente
in functie. Herindelingsverkiezingen, en daarmee nieuwe collegeonderhandelingen, zijn
wel nodig. De gemeenteraad van de niet op te heffen gemeente vertegenwoordigt immers
niet de inwoners van de gemeente die wordt opgeheven.
Het afgelopen jaar is onderzocht of het wenselijk is om voor deze herindelingsvariant
een (specifieke) regeling in de Wet arhi te treffen. Uit deze verkenning is gebleken
dat een wettelijke regeling niet nodig is. De Wet arhi regelt reeds de rechtsgevolgen
van opheffing van gemeenten en verankering van deze herindelingsvariant past niet
goed binnen het systeem van de wet. Wel bestaat behoefte aan duidelijkheid over de
criteria waaraan verzoeken tot een lichte samenvoeging worden getoetst, maar daarvoor
is geen wetswijziging nodig.
De afgelopen jaren werd als criterium voor de toepassing van deze herindelingsvariant
een strikte grens gehanteerd: het inwonertal van de niet op te heffen gemeente zou
met ten hoogste 10% toe mogen nemen. Een dergelijke harde norm acht ik niet (langer)
wenselijk omdat deze mogelijk geen recht doet aan de specifieke omstandigheden van
het geval.
Verzoeken tot gemeentelijke herindeling via een lichte samenvoeging worden beoordeeld
aan de hand van de volgende twee criteria:
-
1. Er is overeenstemming tussen de gemeenten. De rechtsgevolgen voor en na de herindeling zijn voor de betrokken gemeenten verschillend.
Het is van belang dat de gemeenten zich hiervan bewust zijn en alle achter de keus
voor deze herindelingsvariant staan.
-
2. Er zijn afspraken over de rechtspositie van het personeel. De medewerkers van de bij een lichte samenvoeging betrokken gemeenten hebben niet
dezelfde positie. De medewerkers van de op te heffen gemeente(n) vallen onder het
regime van de Wet arhi (tijdelijke aanstelling en binnen zes maanden na de herindeling
een besluit over definitieve plaatsing), terwijl de medewerkers van de niet op te
heffen gemeente hun aanstelling behouden. Het verleden leert dat dit verschil geen
problemen oplevert als de gemeenten onderling voor de herindeling goede afspraken
maken over de plaatsing van medewerkers.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk