28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) getiteld «Verhoging strafrechtelijke minimumleeftijd in context»1.

Aanleiding

De toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de RSJ gevraagd te adviseren over de risico’s en kansen bij een verhoging van de minimumleeftijdsgrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarbij is gevraagd welke niet-strafrechtelijke interventies passend zijn voor minderjarigen die door verhoging van de minimumleeftijd niet meer strafrechtelijk vervolgd zouden kunnen worden en aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan om dergelijke interventies passend te laten zijn. Aanleiding voor deze adviesvraag was het voorstel van de commissie Veld de leeftijd waarop iemand strafrechtelijk wordt vervolgd te verhogen van 12 jaar naar 14 of 16 jaar (Kamerstuk 34 485 VI, nr. 2).

Advies RSJ

Het advies van de RSJ is opgesteld op basis van een literatuurstudie op het gebied van het (jeugd)strafrecht. Hierbij is ook gekeken naar het jeugdstrafrecht in enkele andere Europese landen en beschikbare kennis over hersen- en gedragsontwikkeling bij jongeren. Daarnaast zijn ook interviews gehouden met professionals en is een rondetafelbijeenkomst gehouden met bestuurders en experts in het jeugdveld.

Het advies van de RSJ is gebaseerd op drie hoofdbevindingen:

  • 1. Nederland is gebonden aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK);

  • 2. Een jeugdige komt pas in aanmerking om strafrechtelijk vervolgd te worden als hij competent en capabel is om de consequenties van eigen handelen te overzien;

  • 3. Om toch tot een algemeen geldende minimumleeftijd te komen, moet de leeftijd worden gehanteerd waarop een jongere snapt wat er in het strafrechtelijke proces gebeurt.

Op basis van deze bevindingen adviseert de RSJ de strafrechtelijke leeftijd te verhogen van 12 naar ten minste 14 jaar. De RSJ constateert dat het jeugdstrafrecht niet kan worden bezien zonder daarbij de context van de jeugdhulp te betrekken. De RSJ stelt dat vrijwillige of gedwongen jeugdhulp voor kinderen tot ten minste 14 jaar de voorkeur geniet boven het strafrecht.

Eerste reactie

De RSJ heeft een visie gegeven op de jeugdstrafrechttoepassing in Nederland. In lijn met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) stelt het Nederlands jeugdstraf(proces)recht de (her)opvoeding en resocialisatie van de minderjarige dader als doel voorop. Bij die opvoeding onderscheid ik twee belangrijke uitgangspunten, namelijk perspectief bieden maar ook grenzen stellen. Het gaat om het bieden van hulp en ondersteuning om het voortaan anders te doen én om correctie en het stellen van normen. Daarbij is het wenselijk de jeugdige te laten inzien wat de gevolgen van zijn strafbaar handelen zijn geweest en dat genoegdoening aan slachtoffer en maatschappij plaatsvindt. De toepassing van het strafrecht is geen doel op zichzelf, zeker niet bij zeer jeugdige daders van strafbare feiten. In het licht van recent door zeer jeugdige daders gepleegde ernstige delicten vraag ik mij echter af of het jeugdstrafrecht daarbij uit oogpunt van genoegdoening, maar ook als middel om noodzakelijke hulp af te dwingen, gemist kan worden.

Ik zie het als taak van het Rijk en de gemeenten samen om te voorkomen dat jongeren de fout in gaan. Een goede aanpak van jongeren die strafbare feiten plegen is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik ga daarom naar aanleiding van dit advies samen met de Minister van VWS in gesprek met gemeenten en de betrokken partijen om te bepalen hoe we de aanpak verder kunnen verbeteren. Begin 2018 is ook de tussenevaluatie van de Jeugdwet gereed. Voor zover relevant kunnen de bevindingen uit deze tussenevaluatie tevens worden benut in de hierboven bedoelde gesprekken over de verbetering van de aanpak van jongeren die strafbare feiten plegen.

Over de voortgang en uitkomsten van de bovengenoemde besprekingen zal ik uw Kamer medio 2018 informeren.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven