28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2015

Op 1 april 2014 is het zogeheten adolescentenstrafrecht (ASR) ingevoerd1.

Per brief van 13 mei 20142 bent u geïnformeerd over de voorbereidingen voor een adequate toepassing daarvan. Inmiddels wordt het adolescentenstrafrecht bijna anderhalf jaar in de praktijk gebracht. Graag informeer ik u in deze brief over de voortgang.

Het ASR is geen aparte, nieuwe vorm van strafrecht, maar verruimt de mogelijkheden om bij de sanctionering van adolescenten (16 tot 23 jarigen) rekening te houden met hun ontwikkelingsfase. Met de invoering van het ASR sluiten het jeugdstrafrecht en het commune strafrecht beter op elkaar aan en is de grens tussen beide typen strafrecht flexibeler geworden. Dit draagt bij aan een effectievere strafrechtelijke aanpak van deze doelgroep.

Voortgang

In de implementatiefase hebben de ketenpartners afspraken gemaakt over de onderlinge samenwerking en geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering en voorlichting. Reclasseringswerkers van zowel de jeugd- als de volwassenenreclassering werken inmiddels met de nieuw ontwikkelde methodiek «Reclasseren met adolescenten en jongvolwassenen».

De drie reclasseringsorganisaties (3RO) en de pro Justitia rapporteurs van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) maken bij jongeren in de leeftijd van 18- tot 23 de afweging of het commune strafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast (ten behoeve van advisering aan Openbaar Ministerie en rechterlijke macht). De daartoe ontwikkelde wegingskaders van 3RO en NIFP zijn in 2015 geëvalueerd op praktische bruikbaarheid en knelpunten. Het OM heeft een soortgelijke wegingslijst (Indicatielijst ASR) en is onlangs gestart met de toetsing daarvan. Waar nodig zullen deze instrumenten worden doorontwikkeld.

Het proces van toeleiding naar geïndiceerde zorg voor 18- tot 23-jarigen in het kader van het jeugdstrafrecht was bij de inwerkingtreding van het ASR in 2014 nog complex, maar is met de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten (per 1 januari 2015) eenvoudiger en duidelijker geworden. De kennis hierover bij zorgaanbieders en gemeenten blijkt in de praktijk echter nog beperkt. De 3RO en de jeugdreclassering voorzien die partijen op casusniveau van de nodige informatie hierover.

De samenwerking tussen ketenpartners wordt steeds beter. Er is een netwerk van landelijk contactpersonen bij alle ketenpartners opgericht. Onlangs is een samenwerkingsconvenant gesloten tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de 3RO om de aanpak van criminele adolescenten te intensiveren. Er zijn duidelijke werkafspraken gemaakt en er wordt meer gebruik gemaakt van elkaars expertise, zij adviseren elkaar en wisselen relevante feitelijke informatie uit over het civiele en strafrechtelijke verleden van een (criminele) adolescent. Zo kunnen de mogelijkheden van het ASR en de Jeugdwet optimaal worden benut. Verder worden werk- en leerstraffen beter gecoördineerd. De volwassenenreclassering wordt betrokken bij de netwerk- en trajectberaden. Volgens het OM wordt met name aan de ZSM-tafel al in een vroeg stadium bepaald of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.

Monitoring- en evaluatieprogramma

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is gestart met een meerjarig onderzoeksprogramma (2015 t/m 2019) voor de monitoring en evaluatie van het ASR. Het evaluatieonderzoek zal onder meer bestaan uit een proces- en een effectevaluatie. Voor wat betreft de monitoring wordt momenteel onderzocht welke indicatoren specifiek toegespitst op de doelgroep adolescenten (16 tot 23 jaar) op een kwantitatieve wijze uit de bronsystemen van diverse ketenpartners kunnen worden gehaald. Vervolgens zal het WODC deze indicatoren invoegen in enkele reeds bestaande monitorsystemen: de Strafrechtketenmonitor Jeugd, de Monitor Jeugdcriminaliteit en de Recidivemonitor, die elk hun eigen verschijningsfrequentie kennen.

Instroom 18- tot 23 jarigen in JJI’s

Uit cijfers van de Dienst Justitiële Inrichtingen blijkt dat, vanaf de invoering van het ASR, in één jaar tijd3 in totaal 252 jongvolwassenen (18 tot 23 jaar) zijn ingestroomd in een justitiële jeugdinrichting op basis van (het voornemen tot) artikel 77c Wetboek van Strafrecht.

Tot slot

Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat het ASR in de praktijk goed loopt. Na een periode van implementatie en borging is het ASR stevig verankerd in de reguliere werkprocessen van de uitvoeringsorganisaties. De ketenpartners weten elkaar goed te vinden, werken goed samen bij de toepassing van het ASR en ervaren het ASR als een meerwaarde.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
2

Kamerstuk 28 741, nr. 23

X Noot
3

1 april 2014 t/m 31 maart 2015, het eerste jaar waarin het ASR van kracht was

Naar boven