28 719 Reïntegratiebeleid

Nr. 100 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2017

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft een advies uitgebracht over de re-integratie van (ex-)gedetineerden. In het advies Van detineren naar re-integreren1 schetst de RSJ hoe in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan het re-integratiebeleid. De RSJ verklaart tegelijkertijd dat dit geen uitputtend beeld geeft. In het rapport wordt geconcludeerd dat er veel initiatieven en activiteiten worden ondernomen op het terrein van re-integratie, maar dat het proces knelpunten vertoont. De RSJ doet vier aanbevelingen om het proces te verbeteren. Daarnaast beschrijft de RSJ ook een aantal aandachtspunten en knelpunten die niet enkel mijn beleid aangaan, maar ook dat van gemeenten, de geestelijke gezondheidszorg en raken aan de taken van de rechterlijke macht. Ik beperk mij in mijn reactie tot het adresseren van de aanbevelingen.

Ten eerste beveelt de RSJ aan zo spoedig mogelijk voor regelgeving te zorgen die een legitieme grondslag biedt voor de uitwisseling van gegevens over individuele (ex-)gedetineerden tussen penitentiaire inrichtingen (PI’s), gemeenten en ketenpartners. Het betreft hier de gegevensuitwisseling over begin- en einddatum van de detentie en over de vijf basisvoorwaarden voor een goede terugkeer naar de maatschappij. De vijf basisvoorwaarden zijn: het verkrijgen van een ID-bewijs, onderdak, werk en inkomen, inzicht in eventuele schulden en zorg. Ten tweede pleit de RSJ ervoor alle gedetineerde bij binnenkomst in de PI te screenen op de vijf basisvoorwaarden omdat de RSJ betwijfelt of de huidige vorm van screening voldoende tegemoet komt aan de hulpvraag van alle gedetineerden, gelet op de breed aanwezige maar zeer uiteenlopende problematiek. De RSJ ziet ten aanzien van de screening ook een structurele (adviserende) rol voor de reclassering weggelegd. Tot slot doet de RSJ een oproep om zoveel mogelijk regionaal te plaatsen.

Beleidsreactie

Inleiding

Het re-integratiebeleid heeft als doel het terugdringen en voorkomen van recidive, zodat de samenleving wordt beschermd tegen herhaling van crimineel gedrag. Er is de afgelopen jaren door DJI, gemeenten en maatschappelijke partners veel in gang gezet om gedetineerden te ondersteunen bij hun terugkeer in de samenleving. Het is van belang dat de aansluiting vanuit detentie naar gemeenten en maatschappelijke organisaties goed is. Binnen DJI krijgt het re-integratiebeleid vorm door de activiteiten tijdens detentie mede ten dienste te stellen van de re-integratie. DJI faciliteert daarbij de gedetineerde. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid staan in het huidige beleid centraal. DJI streeft hierbij voortdurend naar nauwere samenwerking met (regionale) partners zoals gemeenten en zorgaanbieders die vanuit hun eigen taken en verantwoordelijkheden betrokken zijn bij de (ex-)gedetineerde. Deze samenwerking vormt de kapstok waaronder het re-integratiebeleid wordt uitgevoerd.

Eerste aanbeveling: informatie-uitwisseling

Gemeenten bieden belangrijke steun aan (ex-)gedetineerde ingezetenen die dat behoeven voor hun re-integratie. Om deze ondersteuning effectief te kunnen bieden zullen gemeenten ten minste op de hoogte moeten zijn van het begin en einde van de detentie van deze ingezetenen. Dit stelt gemeenten immers in staat om te bepalen welke ondersteuning moet worden geboden en wat hiervoor het meest geschikte moment is. Daarom bereid ik een wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) voor op grond waarvan gegevens over het begin en einde van detentie van gedetineerden aan de gemeenten van terugkeer kunnen worden verstrekt.

Gegevens van (ex-)gedetineerden over de vijf basisvoorwaarden die tijdens detentie bekend worden bij medewerkers van DJI, zijn voor een groot deel afhankelijk van de eigen opgave van de gedetineerde maar kunnen voor gemeenten behulpzaam zijn bij het goed kunnen uitvoeren van hun ondersteunende activiteiten. Ik verken daarom momenteel of gegevens over de vijf basisvoorwaarden, die gedurende de detentie bekend worden, met toestemming van de gedetineerde kunnen worden uitgewisseld tussen DJI en gemeenten.

Tweede aanbeveling: screening gedetineerden

Samen met gemeenten en andere partners streef ik ernaar zo veel mogelijk gedetineerden te bereiken met het beleid. Daartoe beschikt inmiddels elke PI over een Re-integratiecentrum (RIC), waar alle gedetineerden terecht kunnen voor ondersteuning bij hun re-integratie. De RSJ doet in dit kader de aanbeveling om alle gedetineerden te screenen op de vijf basisvoorwaarden. Daarbij pleit de RSJ voor maatwerk, omdat niet iedere gedetineerde een re-integratieplan nodig heeft. Dit laatste onderschrijf ik. De gedetineerdenpopulatie is divers samengesteld, wat betekent dat een volledig re-integratieplan niet altijd nodig is. Om deze afweging te kunnen maken, is screening uiteraard van belang. Ik laat daarom onderzoeken wat de personele, organisatorische en financiële consequenties zijn van een zo vroeg mogelijke screening na binnenkomst in detentie en het invoeren van meer maatwerk in het re-integratieproces. De uitkomsten hiervan betrek ik bij de verbetering van de samenwerking met (regionale) netwerkpartners waaraan DJI momenteel werkt.

Derde aanbeveling: rol reclassering

De RSJ geeft in overweging de reclassering een structurele (adviserende) rol te geven bij de screening van gedetineerden. Ik zie deze aanbeveling als steun voor hetgeen in de praktijk in gang is gezet. In mijn brief van 23 november 20152 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen om binnen de gegeven budgettaire kaders te komen tot een effectievere en efficiëntere inzet van de reclasseringsorganisaties op het terrein van de advisering. Dit heeft in 2016 geleid tot de in het RSJ-rapport genoemde pilots in de PI’s Sittard en Alphen. Het succes van deze pilots ligt wat mij betreft in de nauwe samenwerking tussen DJI en de reclassering. Medewerkers van de reclassering en DJI bezien met elkaar voor welke gedetineerde advisering door de reclassering nodig is voor het opstellen van het re-integratie plan. Hierdoor kan al vroeg worden bepaald wat een gedetineerde nodig heeft om zijn re-integratie te bevorderen, hetgeen – kort samengevat – resulteert in een meer persoonsgerichte aanpak. Op grond van de positieve resultaten van deze pilots wordt deze werkwijze de komende periode landelijk uitgerold.

Vierde aanbeveling: regionale plaatsing

De RSJ beveelt aan zo veel mogelijk regionaal te plaatsen. Binnen het gevangeniswezen geldt als uitgangspunt dat gedetineerden regionaal worden geplaatst.3 De eerste plaatsing van voorlopig gehechte gedetineerden binnen het gevangeniswezen geschiedt in een huis van bewaring, bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Afgestrafte gedetineerden worden in principe in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst of, als daar geen plaats is, in een gevangenis in een aanpalend arrondissement.

Hoewel regionaal plaatsen het uitgangspunt is, kan hieraan in de praktijk niet altijd worden voldaan. Uit oogpunt van beperkt beschikbare expertise of de geringe omvang van de doelgroep heeft DJI een aantal landelijke locaties bestemd voor specifieke doelgroepen, zoals vrouwen, arrestanten en gedetineerden met psychiatrische problematiek. Tevens zijn er centrale voorzieningen zoals de terroristenafdeling en de extra beveiligde inrichting. Gemiddeld verblijft circa 40 procent van alle gedetineerden op een gecentraliseerde, specifieke of specialistische bestemming, in welke gevallen er dus niet regionaal kan worden geplaatst. Daarnaast kunnen uiteenlopende contra-indicaties een rol spelen bij de plaatsing in een bepaalde regio, bijvoorbeeld een discrepantie tussen de regionale behoefte en de aldaar beschikbare bedden, collusiegevaar, risico op voortgezet crimineel handelen, detentieverleden.

Tot slot

De bevindingen van de RSJ tonen mij dat er veel goed werk wordt verricht door DJI en haar ketenpartners, maar dat verbetering op een aantal punten mogelijk is. Om inzicht te krijgen in de bijdrage van de vele inspanningen op het voorkomen van recidive, zal in 2018 opnieuw de Monitor Nazorg Ex-gedetineerden worden uitgebracht door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). In deze Monitor zal worden onderzocht welke relatie de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie hebben met de recidive van de doelgroep. Uw Kamer kan te zijner tijd een uitgebreide reactie tegemoet zien. Tot besluit merk ik op dat het thema re-integratie ook aan de orde komt in het whitepaper over de «toekomst van de sanctie-uitvoering». Hierin wordt een toekomst geschetst waarin de veilige samenleving – nog meer dan nu het geval is – lokaal haar beslag moet krijgen en de samenwerking tussen alle partners versterkt wordt voor een groter maatschappelijk effect. Zoals ik in de aanbiedingsbrief4 van dit rapport aangaf, ligt de opvolging hiervan bij het volgende Kabinet.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 270, nr. 106

X Noot
3

Voor vreemdelingen (in de strafrechtketen) geldt dit uitgangspunt niet.

X Noot
4

Zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 689.

Naar boven