28 684 Naar een veiliger samenleving

32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 716 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2022

Bij de rellen naar aanleiding van het instellen van de avondklok in januari 2021 was sprake van volstrekt ontoelaatbaar en strafbaar gedrag, zoals vandalisme, plunderingen en geweld. Deze rellen betekenden niet alleen een ernstige verstoring van de openbare orde, maar leidden ook tot schade aan onder andere winkels en bedrijven. In mijn brief van 23 maart 20221 heb ik u geïnformeerd over wat er is gedaan om de daders op te sporen en te berechten en over het vergoeden en verhalen van de veroorzaakte schade. Hierbij informeer ik u, zoals toegezegd in het Commissiedebat Strafrechtelijke onderwerpen van 5 oktober jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 737), over de meest recente stand van zaken met betrekking tot schadevergoeding en -verhaal na deze rellen.

1. Verzekerde schade

De totale verzekerde schade als gevolg van deze rellen wordt door het Verbond van Verzekeraars geschat op 1 miljoen euro. Verzekeraars kunnen een civiele procedure starten om zo het door hen uitgekeerde bedrag proberen te verhalen op de daders via het zogenaamde regresrecht. Voorwaarde hierbij is dat de verzekeraar weet wie de dader is. Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat niet bekend is hoe vaak verzekeraars hiervan gebruik maken. Deze informatie wordt niet centraal uitgevraagd of bijgehouden.

2. Schadevergoedingsmaatregel in het strafproces

Uit cijfers van het Openbaar Ministerie (OM) en de Rechtspraak blijkt dat het OM 404 verdachten van de betreffende rellen heeft geregistreerd, waarvan 312 verdachten uiteindelijk zijn gedagvaard of opgeroepen. Bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) zijn van 59 daders veroordelingen bekend waarbij een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd met in totaal een schadebedrag van ruim € 260.000,–. In deze zaken hebben slachtoffers zich dus gevoegd als benadeelde partij met hun schade. Deze schadevergoedingen komen ten goede aan 56 benadeelde partijen. Op 1 september jl. was daarvan ruim € 78.000,– geïnd. Dit betekent dat sinds 19 januari jl. het bedrag dat bij de daders is geïnd, is verdubbeld.2 De inning van het resterende bedrag loopt nog volop.

Eerder heb ik u laten weten dat het bij de schadevergoedingsmaatregel ging om een totaalbedrag van ruim € 551.000,–. Dit bedrag is nu lager omdat bleek dat meerdere daders soms verantwoordelijk zijn voor één schadebedrag, de zogenaamde hoofdelijke aansprakelijkheid. Als bijvoorbeeld vier daders samen een winkelruit vernielen van € 1.000,–, zijn zij allemaal aansprakelijk voor de totale schade. Bij het CJIB komen dan (op verschillende momenten) vier vonnissen binnen met € 1.000,–, dus in totaal € 4.000,–. Het bedrag van € 4.000,– is dan door het CJIB geteld. Vervolgens blijkt dat dit om één en dezelfde schade gaat waar meerdere daders voor verantwoordelijk zijn. Er is dus niet een schade van € 4.000,– maar van € 1.000,–. Soms zien meerdere opgelegde schadevergoedingsmaatregelen bij verschillende daders dus op dezelfde schade. Dit is door het CJIB doorgevoerd in de systemen. Daarom is het totaalbedrag naar beneden gegaan.

Op het moment dat een vonnis wordt aangeleverd bij het CJIB, start de inning van de schadevergoedingsmaatregel direct. Het CJIB zet alles op alles om zoveel mogelijk geld bij de daders te innen en heeft daartoe diverse mogelijkheden. Ik verwijs ook naar de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 11 februari 2022 aan uw Kamer over dit onderwerp3. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een betalingsregeling, het inzetten van een deurwaarder of het dwangmiddel gijzeling. Het CJIB blijft altijd proberen het schadebedrag te innen zolang de tenuitvoerleggingstermijn loopt. Deze termijn verschilt per delict, maar is in het algemeen meerdere jaren.4 In het algemeen is het inningspercentage van schadevergoedingsmaatregelen na drie jaar ca 70% en na 10 jaar ruim 80%.

3. Regeling bedrijvenschade

Na de rellen is de Regeling bedrijvenschade coronarellen5 (hierna: de Regeling) opgesteld om ondernemers schadeloos te stellen, die hun schade niet via een verzekering of op een andere manier vergoed kregen.6 Vanuit de Regeling, die is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), is aan 36 ondernemers in totaal een bedrag van € 228.150,– aan schade vergoed. Ondernemers die beroep deden op de Regeling hebben automatisch hun schadevordering op de dader overgedragen aan de overheid via een akte van cessie. De gedachte hierbij was dat de overheid de schade waarvoor een uitkering was verstrekt alsnog op de daders zou kunnen gaan verhalen. Dit is echter complex, omdat er wel gegevens van het slachtoffer, maar niet van de dader bekend zijn. Het OM heeft op mijn verzoek in twee zaken als proef gekeken of een dader aan de schade kan worden gekoppeld. In één zaak is dit gelukt. Ik heb het OM nu gevraagd of zij bereid zijn in alle zaken na te gaan of dadergegevens gekoppeld en verstrekt kunnen worden.

Daarnaast heb ik de afgelopen periode bekeken hoe het verhalen van de via deze Regeling geclaimde schade praktisch uitgevoerd kan gaan worden. Ik heb daartoe verkennende gesprekken gevoerd met de Landsadvocaat en de Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (SoDa). Dit zijn beide organisaties die veel ervaring hebben met het verhalen van schade. Zodra bekend is hoeveel daders er gekoppeld kunnen worden aan de schade en voor welk schadebedrag, zal ik nader in gesprek gaan met beide partijen. De verwachting is wel dat niet in alle gevallen een dader bekend zal worden en dat het innen van de schade mogelijk arbeidsintensief zal zijn. Niettemin vind ik het belangrijk dat daders zoveel als mogelijk betalen voor de schade die zij hebben veroorzaakt. Ik zal uw Kamer over de voortgang van dit traject informeren in de volgende voortgangsbrief Slachtofferbeleid.

4. Veroordeling tot storting in een fonds ten behoeve van slachtoffers

Naast de rellen van januari 2021 waren er ook op andere momenten ongeregeldheden die te maken hadden met de maatregelen rondom de coronapandemie. Zo waren er in Amsterdam de zogenaamde Museumpleinrellen. Deze rellen vonden verspreid over een langere periode plaats en hierbij ging het niet om schade aan ondernemers maar om schade aan bijvoorbeeld wegdek van de gemeente Amsterdam en politievoertuigen.

De rechtbank Amsterdam heeft bij deze rellen in 28 strafzaken als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde een geldbedrag variërend van € 250,– tot 500,– moet betalen «op het moment dat er een fonds wordt opgericht ter vergoeding van schade aan gedupeerden/de gemeente Amsterdam.» In deze bijzondere voorwaarde werd vermeld dat het geld ten goede moest komen aan (bijvoorbeeld) het herstel van vernield straatmeubilair, wegdek en/of politievoertuigen.

Aanvankelijk werd melding gemaakt van 37 zaken met deze bijzondere voorwaarde. Bij nader inzien bleek het in 9 zaken niet te gaan om een bijzondere voorwaarde, maar om een schadevergoedingsmaatregel. Van de resterende 28 veroordelingen in eerste aanlag zijn er 20 aangeboden aan het CJIB. In 8 zaken is hoger beroep ingesteld. Bij 6 van deze zaken is de bijzondere voorwaarde in hoger beroep niet meer opgelegd. In 2 zaken loopt het hoger beroep nog.

Sinds mijn vorige brief zijn er goede vorderingen gemaakt bij de inning van deze bijzondere voorwaarde «storting in een fonds». In januari 2022 waren er bij het CJIB 13 zaken bekend met een totaalbedrag van € 5.200,–. Op 1 september jl. was dit aantal gestegen tot 20 zaken met een totaalbedrag van € 8.450,–.

Van deze vonnissen zijn er inmiddels 13 volledig geïnd (in totaal € 5.500,–).7 Van de overige zeven vonnissen loopt de inning nog.

Het gaat hierbij dus om een klein aantal veroordelingen, om relatief lage bedragen en voor schade specifiek in Amsterdam. Daarom is in overleg met de gemeente Amsterdam en het OM gekozen voor een lokaal fonds bij de gemeente Amsterdam. Omdat in de vonnissen wordt verwezen naar schade aan politievoertuigen en eigendommen van de gemeente Amsterdam is afgesproken dat de gemeente, de politie en het OM samen een voorstel maken voor de verdeling van het geld nadat al het geld is geïnd.

Tot slot

Alles overziend stel ik vast dat er een groot aantal daders van de coronarellen in januari 2021 is opgespoord en dat een aantal van hen ook is veroordeeld tot het betalen van significante schadebedragen. Er zijn bij het verhalen van de schade op daders dus zeker resultaten geboekt, maar ik constateer ook dat de mogelijkheden hiertoe in praktijk begrensd kunnen zijn. Dat is inherent aan dergelijke rellen waarbij sprake is van onoverzichtelijke, chaotische situaties. Dat soort situaties maakt het – ook achteraf – lastig om een concrete schade te koppelen aan een individuele dader.

Ik zal mij echter blijven inspannen om de schade zoveel als mogelijk te verhalen op de daders. Want het is belangrijk dat niet de overheid en dus de belastingbetaler maar de daders opdraaien voor de schade die zij hebben aangericht.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstukken 28 684 en 32 637, nr. 695.

X Noot
2

Op 19 januari jl. was er € 36.700,– geïnd, zie ook Kamerstukken 28 684 en 32 637, nr. 695.

X Noot
3

Kamerstuk 29 279, nr. 88.

X Noot
4

Art. 76 jo art. 70 Wetboek van Strafrecht.

X Noot
6

Kamerstuk 32 637 nr. 445.

X Noot
7

Peildatum 1 september 2022.

Naar boven