28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2019

Aanleiding

Na de afschuwelijke aanslag in een tram in Utrecht op 18 maart jl. gaf ik aan het van groot belang te vinden dat we leren van deze vreselijke gebeurtenis en eventuele lessen meenemen in toekomstig crisisoptreden op nationaal niveau1.

Op 24 april jl. informeerde ik u over de eerste bevindingen van de reconstructie en de opgestarte evaluaties2. De evaluaties zien op:

  • a. de beslissingen die zijn genomen ten aanzien van de verdachte in relatie tot zijn strafrechtelijke verleden;

  • b. de uitwisseling en opvolging van signalen waaruit zou kunnen blijken dat de verdachte mogelijk geradicaliseerd was;

  • c. het functioneren van de nationale crisisstructuur.

Daarnaast hebben ook de politie en de lokale crisisorganisatie3 de crisisrespons van hun eigen organisatie geëvalueerd.

  • d. samenvatting evaluatie inzet politie schietincident Utrecht

  • e. leerevaluatie gericht op de multidisciplinaire crisisrespons en op de raakvlakken met partners4 (Utrecht).

In totaal zijn er dus vijf evaluaties. Evaluaties a. en b. worden in het voorjaar 2020 afgerond. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft de bevindingen van de politie (d.), de lokale crisisorganisatie over de crisisrespons (e.) en de NCTV over de nationale crisisstructuur (c.) gevalideerd. Deze brief gaat over evaluaties c. en d. waarbij ik aangeef hoe omgegaan zal worden met de belangrijkste lessen die hierin zijn benoemd. Als bijlagen5 bij deze brief zend ik u het rapport van de evaluatie naar het functioneren van de nationale crisisstructuur (onderdeel c.), samenvatting evaluatie inzet politie schietincident Utrecht (onderdeel d.) en de validatiebrieven van de Inspectie Justitie en Veiligheid over beide evaluaties. Tegelijk met deze brief zal ook de lokale crisisorganisatie haar eigen evaluatie (e.) publiceren.

De overkoepelende analyse van de Inspectie Justitie en Veiligheid wordt naar verwachting in 2020 opgesteld als alle vijf de validaties beschikbaar zijn.

Functioneren nationale crisisorganisatie, politie en lessen

Ik heb veel waardering voor de wijze waarop de verschillende crisispartners op lokaal, regionaal en nationaal niveau de crisisrespons op deze aanslag hebben vormgegeven. Met name de primair verantwoordelijken op lokaal niveau hebben voor ongekende uitdagingen gestaan en het zwaartepunt van de crisisaanpak lag daar. In de nationale crisisstructuur zaten de uitdagingen in de landelijke coördinatie van informatie, maatregelen en communicatie en het voor zover mogelijk ondersteunen van de lokale crisispartners.

Uit de evaluatie naar het functioneren van de nationale crisisorganisatie blijkt dat de opschaling ervan volgens de afspraken uit het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming heeft plaatsgevonden. De onderlinge samenwerking binnen de nationale crisisstructuur en de samenwerking met de lokale/regionale crisisorganisatie zijn door de betrokken partijen als overwegend positief ervaren. Gewaardeerde onderdelen waren het telefonisch deelnemen vanuit de lokale crisisorganisatie aan de nationale crisisoverleggen van de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) en de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) en het fysiek afvaardigen van liaisons van de NCTV naar overleggen van de lokale crisisorganisatie.

Mede op basis van deze ervaringen, verken ik in bredere zin met het Veiligheidsberaad, de voorzitters van de 25 Veiligheidsregio?s, hoe we elkaar verder kunnen versterken bij (dreigende) rampen en crises met bovenregionaal of landelijk karakter.

Informatievoorziening

Een dilemma in informatievoorziening is zorgvuldigheid versus snelheid, dit speelt zeker ook waar het gaat om informatie over slachtoffers. Vragen vanuit de ICCb over slachtoffers konden niet direct worden beantwoord vanuit het lokale niveau. Op nationaal niveau was deze informatie gewenst voor het informeren van internationale partners, het duiden van de aanslag en gerichte overheidscommunicatie.

Ik zal met de betrokken partijen verkennen, zonder afbreuk te doen aan de hierbij benodigde zorgvuldigheid, of en hoe informatie over slachtoffers sneller beschikbaar kan komen. Daarnaast zal bij toekomstige opschalingen het Informatieteam vaker en sneller worden ingezet. In het Informatieteam, dat onderdeel uitmaakt van de nationale crisisorganisatie, sluiten deelnemers van alle relevante partijen aan met als doel het ontsluiten van feitelijke informatie voor een zo volledig mogelijk informatiebeeld. Tevens zal ik met de politie bezien welke mogelijkheden er zijn om informatie te delen binnen de kaders van wet- en regelgeving.

Dreigingsniveau 5

Kort na de aanslag in Utrecht verhoogde de NCTV, in overleg met de burgemeester, het dreigingsniveau voor de provincie Utrecht tijdelijk naar het hoogste niveau 5. Het was de eerste keer dat dit in Nederland gebeurde. In de begeleidende communicatie-uitingen bij het verhogen van het dreigingsniveau is opgeroepen tot alertheid en het volgen van aanwijzingen van het lokale bevoegd gezag. Uit de evaluatie blijkt dat het tijdelijk verhogen van het dreigingsniveau bij bedrijven en (overheid)sectoren heeft geleid tot vragen over de geografische afbakening en bijbehorend handelingsperspectief.

Zoals in de evaluatie van de nationale crisisorganisatie is beschreven wordt het algemene dreigingsniveau voor Nederland periodiek vastgesteld in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het gaat hierbij niet om specifieke plaatsen of tijdstippen, maar om de vraag hoe groot de kans is dat Nederland getroffen wordt door een terroristische aanslag. Het beeld is algemeen en met name bedoeld voor het ontwikkelen van beleid en het informeren van het publiek over de terroristische dreiging, extremisme en radicalisering. Naast de vaststelling van het dreigingsniveau in de periodieke DTN?s kan op ieder moment niveau 5 worden afgekondigd wanneer zich bijvoorbeeld een aanslag heeft voorgedaan en er een kans is op een vervolgaanslag in Nederland. Dit kan zijn voor een specifiek deel van Nederland en voor een beperkte tijd. De gebeurtenissen in Utrecht gaven aanleiding niveau 5 af te kondigen. Op basis van alleen het DTN worden geen beveiligingsmaatregelen getroffen.

In de evaluatie van de nationale crisisorganisatie wordt de les geformuleerd dat de NCTV begeleidende activiteiten of producten voor een eventuele nieuwe verhoging van het dreigingsniveau kan voorbereiden. Ook kan de NCTV onderzoeken waarom vragen niet bij de nationale crisisstructuur terecht zijn gekomen en een werkwijze inrichten waarin deze vragen tijdens een crisis actief worden opgehaald.

De NCTV zal, in samenwerking met lokale, regionale en nationale crisispartners, zorgen voor een verheldering van de betekenis van het afkondigen van dreigingsniveau 5 en de rolverdeling voor het treffen van maatregelen en communicatie daarbij. Dit geldt zowel voor de op- als de afschaling.

Crisiscommunicatie

Op de dag van de aanslag in Utrecht is vanuit diverse partijen gecommuniceerd, met name vanuit de gemeente Utrecht en de politie. Utrecht hanteerde de eigen communicatiestrategie gebaseerd op de lokale informatiebehoefte, omdat het zwaartepunt van de crisis en communicatie lokaal lag. De nationale crisisstructuur heeft in de eigen communicatie vanuit nationaal niveau hiernaar verwezen en hier op nationale thema?s aangevuld. Dit is conform de afspraken die zijn vastgelegd in de Koepelnotitie «communicatie bij een terroristische dreiging/aanslag».

In de evaluatie van de nationale crisisorganisatie wordt geconstateerd dat het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie naar verwachting en volgens de afspraken heeft gefunctioneerd. Als aandachtspunt vanuit de nationale crisisorganisatie wordt de verbinding met de crisiscommunicatieorganisatie in Utrecht genoemd. Hoewel er vroegtijdig vanuit nationaal niveau contact is gelegd met de crisiscommunicatiepartners van de gemeente Utrecht, had er meer feitelijke afstemming over timing en inhoud van de communicatie kunnen plaatsvinden tussen de betrokken partners.

Samenwerking tussen de niveaus lokaal-regionaal-nationaal is belangrijk om te komen tot eenduidige, afgestemde crisiscommunicatie in de acute fase van een crisis.

In de agenda Risico- en Crisisbeheersing6 die ik eerder naar uw Kamer stuurde, is het vergroten van de weerbaarheid en veerkracht van de maatschappij als geheel, benoemd als een van de noodzakelijke elementen om risico?s en crises te kunnen blijven beheersen. Toekomstbestendige risico- en crisiscommunicatie draagt daar in belangrijke mate aan bij. Er wordt reeds, met alle betrokken partners gewerkt aan concrete uitwerking hiervan voor de komende jaren.

Optimalisatie van de inzet van middelen waarmee zo snel en zo veel mogelijk mensen kunnen worden bereikt, is hierbij aan de orde. Er worden afspraken gemaakt over verbeteringen en inzet van crisiscommunicatiemiddelen zoals NL-Alert en de calamiteitenzender. Op initiatief van de Kamer is hierbij nadrukkelijk ook aandacht voor de bereikbaarheid van doven- en slechthorenden ? onder meer door de inzet van tolken gebarentaal. Of het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie, indien opgeschaald, bij lokaal en regionaal gecoördineerde incidenten, een sterkere faciliterende rol kan vervullen richting de lokale en regionale crisisorganisaties, is tevens onderwerp van gesprek.

Politie

Uit de evaluatie naar de inzet van politie (onderdeel d.) blijkt dat politiemensen na de eerste meldingen snel ter plaatse waren en de juiste acties hebben ingezet. Ook de verschillende eenheden en diensten van de politie die daarna betrokken werden hebben mede door te werken met de recent ontwikkelde procedure «Manhunt», naar behoren gereageerd en gefunctioneerd. Dat geldt zowel voor de politie van de regionale eenheden als de inzet van verschillende onderdelen van de Dienst Speciale Interventies (hierna DSI). Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in februari 2015 in Parijs is door de DSI een reactieconcept ingevoerd dat er in voorziet dat er snel gereageerd kan worden door speciale teams die al paraat zijn. Om dat te effectueren is er een landelijk werkend DSI alarm. Uit de evaluatie blijkt dat dit effectief is geweest en dat de daarvoor ingerichte eenheden zeer snel ter plaatse waren. Wel is het wenselijk om aandacht te besteden aan de samenloop van de landelijke aangestuurde specialistische teams van de DSI met die van de regionale eenheden.

Tot slot

Uit de evaluaties naar het strafrechtelijk verleden (a.), de uitwisseling en opvolging van signalen waaruit zou kunnen blijken dat de verdachte mogelijk geradicaliseerd was (b.) en de overkoepelende analyse van de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2020 kunnen ook lessen komen. Omdat leren van crisissituaties zo belangrijk is wil ik, vooruitlopend op de uitkomsten van deze analyse, alvast aan de slag met de leerpunten die nu reeds bekend zijn. Ik zal u over de voortgang hiervan informeren in de eerste Voortgangsbrief Agenda risico en crisisbeheersing die begin 2020 aan uw Kamer wordt aangeboden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Vragenuur, Handelingen II 2018/19, nr. 64, item 3 en brief van 21 maart (Kamerstuk 28 684, nr. 554)

X Noot
2

Brief van 24 april 2019, Kamerstuk 28 684, nr. 559

X Noot
3

Lokale crisisorganisatie bestaat uit de gemeente Utrecht, de Veiligheidsregio Utrecht (brandweer, crisisbeheersing en GHOR), het Openbaar Ministerie en de politie.

X Noot
4

Uitgevoerd door COT in opdracht van de Stuurgroep Nafase van de lokale crisisorganisatie.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Kamerstuk 30 821, nr. 50

Naar boven