28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 504 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2017

De afgelopen jaarwisseling kende wederom vele geweldsincidenten tegen politie en hulpverleners. Het gooien van zowel legaal als illegaal vuurwerk leverde daarbij zeer gevaarlijke situaties op. De jaarwisseling wordt door sommigen klaarblijkelijk beschouwd als een moment om diegenen die zich inzetten voor onze veiligheid in ernstig gevaar te brengen.

Dit is onacceptabel en dat is ook de reden dat u daarover een hoorzitting hebt gehouden en dat ik met diverse betrokkenen en deskundigen heb gesproken over hoe het tij gekeerd kan worden.

In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en met verwijzing naar mijn brieven van 17 januari 20171 en 31 maart 20172, over voorgenomen maatregelen.

In bijlage 1 treft u de antwoorden aan op de vragen van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van 22 februari jl. naar aanleiding van de hoorzitting over de jaarwisseling (Kamerstuk 28 684, nr. 492). Bijlage 2 bevat het algeheel beeld van de afgelopen jaarwisseling, zoals u dat jaarlijks gewend bent te ontvangen. Ter uitvoering van de motie van de leden Van Toorenburg en Tellegen3 over de gevorderde en opgelegde straffen voor daders van geweld tegen politieagenten in 2015 en 2016 treft u in bijlage 3 de cijfers aan van het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad voor de Rechtspraak en wordt uitleg gegeven over de werking van de verhoogde strafeis van +200% en een beeld gegeven van de vonnissen inzake geweld tegen politieambtenaren.

In uw hoorzitting van 9 februari jl. hebt u gesproken met hulpverleners, vertegenwoordigers van vakbonden, leden van de rechterlijke macht en het OM. In mijn bijeenkomst van 9 maart jl. heb ik gesproken met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, gemeentebestuurders, OM, politie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), politievakbonden, brandweer, ambulancezorg, de vuurwerkbranche, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en wetenschappers.

Tijdens die bijeenkomsten hebben politie, brandweer- en ambulancepersoneel hun ervaringen gedeeld en zijn suggesties ter verbetering besproken. Dit vormt de basis voor een extra impuls bij de aanpak van oneigenlijk gebruik van vuurwerk en het geweld tegen politie en hulpverleners. Daarbij werd ook herhaald dat dit een gezamenlijke inspanning van veel partijen vergt. Het gaat dan niet alleen om het verder terugdringen van handel in en invoer van illegaal, zwaar vuurwerk, maar ook het gevaar van knalvuurwerk. Ook ondersteuning van werknemers in het kader van veilige publieke taak is nodig. In samenspraak met de werkgevers, de VNG en het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CCV) worden best practices verzameld en gedeeld.

Het is van belang te markeren dat gemeenten, politie en hulpverleners, OM en vele anderen reeds grote inspanningen leveren en goede maatregelen treffen om de jaarwisseling feestelijk en veilig te laten verlopen.

De praktijk laat echter zien dat op diverse fronten, landelijk en lokaal, extra maatregelen en inspanningen nodig zijn.

Vuurwerk

Het tegengaan van het gebruik van illegaal, zwaar vuurwerk wordt door iedereen gezien als prioriteit. Ik bespreek met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de ILT, het OM, de politie en andere partijen welke extra maatregelen genomen kunnen worden om de handel in en invoer van illegaal, zwaar vuurwerk verder terug te dringen. Hierbij wordt ook naar de aanpak van bestellingen via internet en pakketservice gekeken. De vuurwerkbranche wordt betrokken bij de maatregelen.

In internationaal verband gaat het om afspraken met productie- en transitlanden om de export naar Nederland tegen te gaan. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft hiervoor de internationale contacten en ik zal haar hierbij waar nodig graag steunen.

Naar aanleiding van de hoorzitting van 9 februari jl. is de vraag gesteld of vuurwerk niet onder de werking van de Wet wapens en munitie (WWM) kan worden gebracht. In dit verband merk ik op dat de bevoegdheden die voorvloeien uit de Wet op de economische delicten (WED), waar illegaal vuurwerk onder valt, in mijn ogen toereikend zijn. In bijlage 1 heb ik dit onder punt 4 Vuurwerk nader uiteengezet.

De politie en hulpverleners komen eveneens in zeer gevaarlijke situaties terecht als er legaal knalvuurwerk naar hen wordt gegooid. Wat hier tegen kan worden gedaan is een van de vragen die de gemeenten Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht door de Onderzoeksraad voor Veiligheid willen laten onderzoeken. Dit sluit aan bij de wens van politie en politievakorganisaties om knalvuurwerk te verbieden. Mede daarom is het onderzoek van de Onderzoeksraad een goede zaak. Naast de omgang met het consumentenvuurwerk wordt gekeken naar de beheersing van het illegaal vuurwerk en het geweld tegen hulpverleners. Ik maak graag van die gelegenheid gebruik om met de Onderzoeksraad en betrokken partijen te bespreken welke concrete maatregelen naar aanleiding van het onderzoek genomen kunnen worden. Ik sluit bij voorbaat niets uit en wacht de uitkomsten met veel belangstelling af.

Ondersteuning werknemers

Ik stimuleer veilig werken en draag bij aan oplossingen. Bij de bijeenkomst van 9 maart jl. zijn goede voorbeelden genoemd van samenwerkende gemeenten en veiligheidsregio’s ter ondersteuning van werknemers. Deze zijn nog niet genoeg bekend. Daarom stimuleer ik de toepassing en laat de goede voorbeelden via het CCV verspreiden.

Indien geweld tegen werknemers tijdens de dienst is uitgeoefend, is ondersteuning door de werkgever essentieel, zoals bij het doen van aangifte en de begeleiding bij strafprocessen. Het is van belang dat het slachtoffer zelf aangifte doet, al dan niet anoniem. Eventueel kan de werkgever aangifte doen voor het slachtoffer.

Bestuurlijke en andere middelen gemeenten

Gemeenten (burgemeesters) maken steeds vaker gebruik van bevoegdheden als het aanwijzen van vuurwerkvrije gebieden en het opleggen van gebiedsverboden. Verder zijn bijvoorbeeld waarschuwingsbrieven gestuurd aan notoire ordeverstoorders en is preventieve last onder dwangsom toegepast. Ook faciliteren gemeenten festiviteiten, zoals een feest in een jongerencentrum, vuurwerkshows of andere evenementen op een centrale plek.

Ook hier geldt dat de bekendheid van hetgeen mogelijk is nog beter kan.

Ditzelfde geldt voor informele maatregelen. Zo meldden burgemeesters dat niet alleen een stevige brief, maar ook een gesprek op het gemeentehuis effectief kan zijn. Aan de bekendheid van deze formele en informele mogelijkheden geef ik een extra impuls.

Uitrusting politie

De uitrusting van de politie wordt robuuster. Vanaf 2018 wordt de uitschuifbare wapenstok ingevoerd. Daarnaast wordt getest of de uitrusting met bodycams en stroomstootwapens moet worden uitgebreid. Voor de bodycams wordt onderzocht onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden zij behulpzaam zijn bij incidenten en kunnen bijdragen aan effectieve ondersteuning op afstand via de meldkamer en bewijsvoering. Naar verwachting worden begin 2018 de conclusies getrokken. Voor het stroomstootwapen geldt dat in 2018 besluitvorming plaatsvindt over de invoering bij de politie, invoering is dan mogelijk vanaf 2019.

Maatschappelijk debat

Het verder terugdringen van het geweld is nadrukkelijk ook een maatschappelijk vraagstuk hoe te komen tot gedragsverandering. Ouders, vrienden, buren, broers en zussen moeten elkaar willen corrigeren. Tijdens de bijeenkomst van 9 maart jl. is ook de rol van sociale media naar voren gebracht. Niet alleen in de fysieke wereld moeten we elkaar aanspreken bij ongewenst gedrag, maar ook in de online wereld op sociale media, zoals met filmpjes van vloggers en het inzetten van rolmodellen. Daarnaast werden voorbeelden genoemd als het indringend confronteren van jeugdige daders en hun ouders met hetgeen ze teweeg brengen bij politie en hulpverleners, het inzetten van buurtbewoners en het geven van vuurwerklessen op scholen.

Ik zal met deskundigen bespreken welke methoden in dit kader geschikt kunnen zijn om gedragsverandering te bewerkstelligen. Vervolgens zal ik met geïnteresseerde gemeenten, politie en anderen bespreken hoe zij deze methoden de komende jaarwisseling kunnen beproeven. De resultaten zullen daarna breed worden verspreid.

Dit onderwerp en thema’s als de kracht van vuurwerk, ervaringen van hulpverleners en gedrag staan ook op de agenda van de door de politie georganiseerde conferentie «Vijf voor twaalf, veilig werken tijdens de jaarwisseling» van 19 juni 2017.

De recente bijeenkomsten hebben laten zien dat het lokale gezag, het OM, de politie, brandweer, ambulance, wetenschappers en uiteraard ook de rijksoverheid gemotiveerd zijn het geweld en de overlast bij de jaarwisseling verder te beteugelen. Het gaat om een gezamenlijke aanpak, waarover wij verder spreken in gremia als het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, het Strategisch Beraad Veiligheid en het Veiligheidsberaad. Over de voortgang van de maatregelen informeer ik u dit najaar.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Bijlage 1. Reactie op uitkomsten hoorzitting 9 februari 2017

Bij brief van 22 februari 2017 heeft de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie vragen gesteld over bestuurlijke samenwerking, uitrusting en training, veiligheid en nazorg personeel, vuurwerk, opsporingsmaatregelen en strafrechtelijke maatregelen in relatie tot de jaarwisseling. Onderstaand geef ik antwoord op de gestelde vragen

1. Bestuurlijk arrangement

a. Op welke manier gaat u faciliteren dat de ketensamenwerking tussen verschillende hulpdiensten en partners op zowel bestuurlijk als uitvoerend niveau verbeterd en standaard wordt?

De ketensamenwerking is primair een lokale verantwoordelijkheid. De veiligheidsregio’s, de politie en ambulancezorg zetten zich in voor een goede samenwerking. Het is van belang dat in de lokale driehoek de voorbereiding van de jaarwisseling integraal wordt benaderd, inclusief de rol van de hulpdiensten. Ik zal dit bespreken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie en in het Veiligheidsberaad.

b. Welke stappen gaat u nemen om er voor te zorgen dat op korte termijn de informatie uitwisseling tussen de verschillende meldkamers verbetert, zodat alle centralisten (en niet alleen de politie) beschikken over informatie of iemand bijvoorbeeld vuurwapengevaarlijk is. En dat het voor alle centralisten mogelijk is om in hun systemen te kunnen melden dat er sprake is geweest van een bedreiging?

Met het Gemeenschappelijk Meldkamer Systeem (GMS) kan informatie worden gedeeld tussen de meldkamers en de disciplines binnen de meldkamers over gevaarlijke personen of situaties. Alle centralisten kunnen in het systeem melding maken van een bedreiging. Het is essentieel dat de hulpverleners op straat worden geïnformeerd over deze gevaarsetting. Momenteel werken de veiligheidsregio’s, ambulancevoorzieningen, politie en KMAR aan een convenant gegevensverwerking meldkamers. Ik zal bij de verantwoordelijke bestuurders onder de aandacht brengen dat zij hierin goede afspraken maken over het uitwisselen van informatie, bijvoorbeeld met betrekking tot gewelddadige of vuurwapengevaarlijke personen.

2. Uitrusting en training

a. Wat is het concrete tijdpad voor de daadwerkelijke invoering van de bodycam, de uitschuifbare wapenstok en de taser in de uitrusting van de politie? Kunt u hierin ook het verbeteren van de trainingsmogelijkheden meenemen? Klopt het dat er al lange tijd wordt geëxperimenteerd? Is het niet tijd voor een definitief besluit? Welke obstakels zijn er nog en hoe denkt u deze op te lossen?

Dit jaar worden in alle eenheden proeven met de inzet van bodycams uitgevoerd. Getest wordt onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden bodycams incidenten kunnen voorkomen. Tevens wordt bezien of de bodycams tijdens een incident kunnen bijdragen aan effectieve ondersteuning op afstand via de meldkamer en in welke mate na een incident opnames kunnen helpen ten behoeve van bewijsvoering en operationeel leren. In eerdere experimenten zijn deze vragen nog niet voldoende beantwoord. Op grond van de conclusies die naar verwachting begin 2018 worden getrokken, vindt de besluitvorming plaats.

De aanbesteding en verwerving van de uitschuifbare wapenstok wordt dit jaar afgerond, waardoor de invoering vanaf 2018 kan plaatsvinden. Momenteel worden hiervoor docenten opgeleid.

De invoering van het stroomstootwapen is afhankelijk van de bevindingen van de pilots, die vanaf februari 2017 in vier eenheden worden uitgevoerd. Met het oog op de zorgvuldigheid zullen deze pilots minimaal een jaar duren. Indien in 2018 wordt besloten tot invoering, kan de invoering van het stroomstootwapen vanaf 2019 plaatsvinden.

b. Kunt u aangeven wat mogelijke risico’s zijn van het gebruik van de taser, bijvoorbeeld voor mensen met hartproblemen of ademhalingsproblemen of wanneer iemand meerdere keren achter elkaar «getaserd» wordt? Hoe wordt met deze risico’s omgegaan? Wat is het voltage van de taser en kan deze bijgesteld worden?

Het stroomstootwapen is al enige jaren op grote schaal in gebruik in verschillende landen, waar de medische effecten van dit wapen uitgebreid zijn onderzocht4. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de kans op levensbedreigend of ander ernstig letsel als direct gevolg van het gebruik van het stroomstootwapen zeer klein is.

De inzet van het stroomstootwapen is bedoeld om het gebruik van zwaardere geweldsmiddelen – met soms blijvende schade – te voorkomen. Geen enkel geweldsmiddel is volledig vrij van risico’s, maar het risico op ernstig letsel als direct gevolg van het gebruik van het stroomstootwapen is zeer gering. Normale verschijnselen die tijdens of kort na het gebruik op kunnen treden zijn verkramping van de spieren en krachtverlies in armen en benen, kortstondig geheugenverlies, tintelingen in het lichaam, en plaatselijke en tijdelijke huidzwellingen. Het wapen kan probleemloos worden gebruikt op iemand die een pacemaker draagt of kampt met andere gezondheidsklachten zoals ademhalingsproblemen. Pacemakers en geïmplementeerde defibrillatoren dienen aan een internationale norm te voldoen, waardoor de persoon een schok van een externe defibrillator (AED) met een kracht van 150 tot 400 Joule per puls kan doorstaan. De stroomstoot van het stroomstootwapen is veel lager met ongeveer 0,076 Joule per puls.

c. Welke andere hulpverleners zouden volgens u ook uitgerust kunnen worden met een bodycam en welke stappen zijn er nog nodig om dit te bewerkstelligen?

De afweging of een bodycam wenselijk en werkbaar is, moet door de hulpverleningsorganisaties zelf gemaakt worden. De uitkomsten van de pilots van de politie kunnen zij benutten voor de eigen afweging.

d. Uit de hoorzitting bleek dat er nog ruimte is voor verbetering in het trainen van agenten (en eventueel andere hulpverleners) in de-escalerend optreden. Ziet u hier mogelijkheden toe en op welke wijze kunt u hier invulling aan geven?

Het voorkomen van geweld en het leren van incidenten is ingebed in het politieonderwijs. Zowel in het initieel onderwijs als in het leiderschapsonderwijs zijn opleidingsmodules met betrekking tot Geweld tegen Politieambtenaren (GTPA) verplicht onderdeel van het curriculum. Ook geweld door politieambtenaren komt, in samenhang met professionele weerbaarheid, aan de orde in het politieonderwijs en in de onderhoudstraining op het gebied van gevaar- en geweldbeheersing in de Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT).

Er is altijd ruimte het opleiden van politieambtenaren ten aanzien van geweld te ontwikkelen en te verbeteren. Het is een doorlopend leerproces. Elke praktijkcasus wordt geëvalueerd met het oog op toekomstige gevallen. Het binnen de Stelselherziening ontworpen toetsingskader en de trainingsprogramma’s van de IBT bieden handvatten om de-escalerend op te treden.

Bij de ambulancezorg is het thema «Omgaan met agressie & geweld» ingebed in de initiële opleiding en in de bij- en nascholing. Ook bij de brandweer krijgen deze aspecten de laatste jaren bijzondere aandacht bij de opleiding van repressief personeel.

3. Veiligheid en nazorg personeel

a. Op welke wijze wordt psychische belasting van de groepen hulpverleners die slachtoffer zijn van fysiek of verbaal geweld op dit moment voorkomen of behandeld. In hoeverre acht u dit voldoende?

Wanneer zich incidenten met agressie en geweld voordoen, zijn goede zorg en nazorg essentieel en daarom ook bij wet geborgd. De Arbeidsomstandighedenwet verplicht werkgevers om werknemers te beschermen tegen – in dit geval psychische belasting als gevolg van – fysiek of verbaal geweld en de nadelige gevolgen hiervan. Wanneer een werknemer toch te maken krijgt met agressie en geweld, dan dient de werkgever voor goede opvang te zorgen.

De politie heeft het bieden van opvang en (na)zorg zorgvuldig geregeld doordat politieambtenaren – en indien nodig ook zijn of haar directe familieleden en collega’s – na een incident door het politiekorps worden opgevangen. De operationeel leidinggevende is hierbij verantwoordelijk voor de eerste opvang en wordt daarin bijgestaan door de casemanager Geweld tegen Politieambtenaren (GTPA). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het bieden van medische hulp en verzorging van het letsel, het zorgdragen voor de nodige begeleiding bij het bezoek aan een arts of het ziekenhuis, het vaststellen van het letsel, de eventuele inzet van het bedrijfsopvangteam (BOT), het eventueel informeren van familieleden en naaste collega’s, het doen van aangifte en het informeren van de politieambtenaar over het verdere verloop van het proces. Ten behoeve van een kwalitatief goede afhandeling van de administratieve en de strafrechtelijke zaken bestaat daarnaast de ondersteuning door de casemanager GTPA. In elke eenheid is op strategisch niveau een portefeuillehouder GTPA aangesteld. Periodiek vindt onder voorzitterschap van de landelijke portefeuillehouder GTPA afstemming plaats in het kader van goed werkgeverschap. Ik acht de mate van ondersteuning bij agressie en geweld die de politie biedt voldoende.

Bij repressief brandweerpersoneel wordt ter voorkoming van psychische belasting in de opleiding aandacht besteed aan het vergroten van de mentale weerbaarheid. Na een incident zijn er BOT’s voor de eerste opvang van de betrokken brandweermensen, waarbij ook de leidinggevenden een belangrijke rol hebben. Door hen wordt bekeken of eventueel professionele hulp wenselijk is. Daarnaast biedt het recent opgerichte Steunpunt Brandweer aanvullende ondersteuning, advies en gespecialiseerde hulp bij psychosociale problemen.

Ook bij de ambulancezorg is binnen elke Regionale Ambulance Voorziening (RAV) een speciaal opgeleid BOT aanwezig, dat collegiale ondersteuning biedt na een ingrijpende gebeurtenis en eventueel doorverwijst naar professionele hulpverlening. De leidinggevende biedt ondersteuning bij het doen van aangifte. Deze aanpak wordt al geruime tijd toegepast binnen de ambulancesector en sluit aan bij de Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden. De brancheorganisatie Ambulancezorg Nederland heeft mij laten weten dat ook het voorkomen en/of behandelen van psychosociale arbeidsbelasting in de ambulancezorg permanent de aandacht krijgt en voldoende is geborgd.

b. Hoe kijkt u aan tegen het plaatsen/verspreiden van beelden op internet van het optreden of de mishandeling van politieagenten en andere hulpverleners? In hoeverre is dit te reguleren of zelf te verbieden?

Tijdens het Algemeen Overleg Politie van 20 december 2016 is aan uw Kamer een brief toegezegd over de wijze waarop het kabinet omgaat met de motie van de heer Marcouch over het wijzigen van de regels waardoor bij publiceren van beelden politieagenten alleen onherkenbaar in beeld mogen worden gebracht5. Hierover wordt uw Kamer nog nader geïnformeerd.

c. Kunt u toelichten hoe de onzekere situatie van agenten verbeterd kan worden die in het kader van het uitoefenen van hun beroep geweld hebben gebruikt? Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om het tuchtrecht hier ook te laten gelden?

Naar aanleiding van een aantal knelpunten en vraagstukken in de procedures rondom het onderzoek naar en de afdoening van geweldgebruik door opsporingsambtenaren is in 2013 het traject integrale Stelselherziening geweldsaanwending opsporingsambtenaar gestart. Het doel van dit herzieningstraject is een integrale herijking en herziening van zowel relevante wet- en regelgeving als (interne) procedures met betrekking tot geweldgebruik door opsporingsambtenaren. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om de juridische positie van de politieambtenaar die geweld heeft gebruikt anders te borgen alsmede het kader dat de politie gebruikt om geweldsaanwendingen te beoordelen te herzien. Het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar is hier het resultaat van.6

Daarnaast wordt – als onderdeel van de stelselherziening geweldsaanwending – het gehele proces van melden, registeren en beoordelen van geweldsaanwendingen herzien en landelijk eenduidig ingericht. Een voorstel voor een wijziging van de Ambtsinstructie, die de juridische basis vormt voor een landelijk eenduidige inrichting van dit proces, leg ik binnenkort voor advies voor aan de Raad van State. Tot slot is er een tweede wijziging van de Ambtsinstructie in voorbereiding die ziet op het actualiseren en verduidelijken van de geweldsinstructie. Deze maatregelen dragen bij aan het verbeteren van de (juridische) positie van politieambtenaren die gebruik hebben gemaakt van de aan hen toegekende geweldsbevoegdheid.

Ik acht het niet wenselijk de mogelijkheid van tuchtrecht hierbij ook te laten gelden. Zaken waarbij de geweldsaanwending zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg heeft gehad, zullen altijd aan de strafrechter moeten worden voorgelegd als daar aanleiding toe is. Tuchtrecht zorgt er niet voor dat er geen strafrecht meer moet worden toegepast.

4. Vuurwerk

a. Gaat u onderzoeken op welke manier de hulpverleners beschermd kunnen worden tegen het gebruik en misbruik van (knal) vuurwerk? Kunt u hierin zaken als een algeheel verbod op (knal) vuurwerk voor consumenten, de toepassing van de Wet wapens en munitie en strengere maatregelen bij handhaving meenemen? In het bijzonder de classificatie van illegaal zwaar knalvuurwerk als artikelen die vallen onder de Wet wapens en munitie?

De gemeenten Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht (G4) hebben de Onderzoeksraad voor Veiligheid gevraagd onderzoek te verrichten naar het verloop van de jaarwisselingen, geweld tegen hulpverleners, de beheersing van het illegale vuurwerk en de omgang met consumentenvuurwerk. Op basis van de bevindingen wordt in overleg met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de gemeenten een nader standpunt bepaald.

Het terugdringen van illegaal vuurwerk is van groot belang. In reactie op uw voorstel ten aanzien van de Wet wapens en munitie (WWM) wijs ik erop dat de bevoegdheden die voorvloeien uit de Wet op de economische delicten (WED), waar illegaal vuurwerk onder valt, in mijn ogen toereikend zijn.

De aanpak van illegaal vuurwerk vindt zijn grondslag in het Vuurwerkbesluit. De verboden uit het Vuurwerkbesluit zijn strafbaar gesteld via de WED. De strafmaxima, en in het verlengde daarvan de toepasbare opsporingsbevoegdheden, zijn binnen het geldende regime van de WED vergelijkbaar met de Wet wapens en munitie. Vanuit het perspectief van effectieve opsporing en vervolging is de meerwaarde van toepassing van de Wet wapens en munitie in plaats van de WED dan ook niet aanstonds duidelijk. Overigens geldt dat als er doelbewust met zwaar knalvuurwerk wordt gegooid naar medewerkers in publieke functie, er ook vervolgd kan worden voor (poging) zware mishandeling of (poging) doodslag.

5. Opsporingsmaatregelen

a. Op welke manier gaat u, specifiek ten aanzien van overlastgevers tijdens de jaarwisseling, het beleid omtrent de opsporingsmaatregelen verbeteren? Hoe kijkt u aan tegen strafbaarstelling van groepen?

Het opsporen, vervolgen en bestraffen van openlijke geweldpleging tijdens de jaarwisseling blijven vanzelfsprekend prioriteit houden bij politie en justitie. Dit vraagt relatief veel capaciteit en een gedifferentieerde aanpak. Beleid is dat de ergste overlastgevers binnen een groep zoveel mogelijk direct worden aangehouden. De overige geweldplegers worden zo goed mogelijk vastgelegd op beeldmateriaal opdat zij kunnen worden geïdentificeerd en alsnog aangehouden. Voorts zal worden ingezet op het voorkomen van ernstige overlast.

Het huidige strafrechtelijke kader biedt voldoende mogelijkheden om tegen groepsgeweld op te treden. Op grond van artikel 141, eerste lid, Sr kan eenieder die actief aan een groep deelneemt strafrechtelijk medeverantwoordelijk worden gehouden voor openlijk geweld dat deze groep pleegt. Strafrechtelijk optreden is reeds mogelijk als iemand door woord of gebaar laat blijken bij deze groep te horen en mede door zijn aanwezigheid en aanmoediging het plegen van openlijk geweld ondersteunt. Artikel 141, tweede lid, Sr bevat enkele strafverzwaringen die betrekking hebben op de gevolgen van het gepleegde openlijke geweld, namelijk vernieling of lichamelijk letsel. Deze strafverzwaringen gelden alleen voor degenen die zelf het geweld hebben gepleegd. De aansprakelijkheid is hier echter gegrond op het persoonlijk verwijt dat betrokkenen kan worden gemaakt, hetgeen ook tot uitdrukking komt in de hogere strafmaat.

Verdergaande strafbaarstellingen op het gebied van groepsaansprakelijkheid zouden er in feite op neerkomen dat eenieder strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor feiten die in groepsverband worden begaan. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat iemand die uitsluitend in een groep meeloopt of wordt meegetrokken strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor feiten die hij niet heeft gewild, waaraan hij niet heeft meegedaan en waaraan hij evenmin steun heeft betuigd. In zulke gevallen is er geen sprake meer van een redelijk verband tussen aansprakelijkheid en eigen handelen. Een dergelijke vergaande vorm van groepsaansprakelijkheid komt het kabinet onwenselijk voor.

b. Op welke manier gaat u er voor zorgen dat hulpverleners zich veiliger voelen in het proces van aangifte doen? Op welke manier gaat u faciliteren dat hulpverleners zich kunnen verzekeren van de steun van hun leidinggevende in de stap om aangifte te doen?

Voor het veilig doen van aangifte bestaan verschillende mogelijkheden. Naast de mogelijkheid om zelf aangifte te doen, kan ter bescherming van het slachtoffer gekozen worden voor het opgeven van het adres van de werkgever of het doen van aangifte onder nummer. Hiermee worden de persoonsgegevens geanonimiseerd. Ook kan de aangifte door de werkgever worden gedaan, wat door werknemers als een belangrijke steun in de rug wordt ervaren. Eén van de adviezen vanuit Veilige Publieke Taak aan werkgevers is om altijd aangifte te doen. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever het proces van aangifte voor de werknemers zorgvuldig in te richten.

c. Hoe kijkt u aan tegen het idee om het anoniem aangifte doen te verbeteren door het mogelijk te maken aangifte te kunnen doen vanuit de veiligheidsregio?

De veiligheidsregio kan namens de werknemer aangifte doen. Veiligheidsregio’s maken hiervan ook gebruik. Tijdens het Rondetafelgesprek kwam ter sprake dat men nog niet overal deze mogelijkheid benut. Ik ga hiervoor aandacht vragen bij de besturen van de veiligheidsregio’s.

d. Op welke manier gaat u er voor zorgen dat de juridische kennis die nodig is bij het opmaken van een proces verbaal door de politie verbetert?

De politie en het Openbaar Ministerie werken in het programma Ketensamenwerking aan het verbeteren van de kwaliteit van de processen-verbaal, zodat de kans op succesvolle vervolging wordt vergroot. Het verbeteren van de juridische kennis van politiemedewerkers helpt hierbij. Het onderhouden van de juridische kennis is verplicht voor bepaalde doelgroepen binnen de politie, zoals de hulpofficieren van justitie. Daarnaast zijn afspraken gemaakt de juridische kennis van de politiemedewerkers te verbeteren en wordt bezien het onderhouden van de juridische kennis voor alle politiemedewerkers verplicht te stellen. Het is een bestaande afspraak dat alle medewerkers in de gebiedsgebonden politiezorg en de opsporing de profcheck doen ter verbetering van de parate kennis.

e. In hoeverre bent u bereid om het mogelijk te maken dat aangiftes van hulpverleners anders dan ambtenaren en militairen automatisch in de systemen geregistreerd kunnen worden onder de kop Veilige Publieke Taak?

Er is in het politieregistratiesysteem geen geautomatiseerde koppeling tussen de professie en de VPT-code. De code VPT wordt bij de aangifte naar aanleiding van de publieke taak die de aangever uitvoert door de verbalisant aan de registratie toegevoegd.

6. Strafrechtelijke maatregelen

a. Op welke manier gaat u het beleid omtrent de toepassing van strafrechtelijke maatregelen voor overlastgevers verbeteren? Kunt u hierin ook meenemen hoe u aankijkt tegen andere vormen van snelrecht en groepsaansprakelijkheid?

In de eerste plaats merk ik op dat het strafproces met verschillende waarborgen is omgeven. Met het oog op de zorgvuldigheid van het proces is het niet altijd mogelijk zaken binnen een paar dagen af te doen.

Het Openbaar Ministerie beschikt over een breed palet aan afdoeningsmodaliteiten om overlastplegers tijdens de jaarwisseling snel en effectief te straffen. Zaken die vallen onder de noemer veel voorkomende criminaliteit worden via de ZSM-werkwijze snel en voorzien van een passende reactie afgehandeld. Rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de persoon van de dader en de belangen van het slachtoffer, wordt door het Openbaar Ministerie in overleg met de ketenpartners bepaald op welke wijze een zaak het best kan worden afgedaan («gerouteerd»). Dat kan een afdoening door het Openbaar Ministerie zijn, zoals een transactie, strafbeschikking of voorwaardelijk sepot, maar bijvoorbeeld ook mediation. Het OM kan de zaak ook voor de rechter brengen. Voor zover afhandeling van de zaak binnen de daarvoor geldende termijn haalbaar is, wordt ingezet op supersnelrecht of snelrecht.

In aanvulling hierop werken het OM en de zittende magistratuur aan afspraken om zaken waarin verdachten niet in verzekering zijn gesteld of in voorlopige hechtenis worden gehouden sneller voor de rechter te brengen. In deze zogeheten «snelrechtzaken niet-gedetineerden» is het streven de zaak binnen 3 à 4 weken door de rechter te hebben afgedaan. Dit vereist net als bij het (super)snelrecht voor gedetineerden dat aan de rechter tijdig een volledig dossier wordt aangeleverd en dat zittingscapaciteit beschikbaar is. Met het snelrecht niet-gedetineerden is in 2016 in drie pilotregio’s ervaring opgedaan. Dit jaar wordt het aantal pilotregio’s uitgebreid.

Verder hanteert het OM een verhoogde strafeis als uitgangspunt bij delicten die zijn begaan in het kader van de jaarwisseling omdat het OM Oud en Nieuw als een evenement beschouwt. Dit houdt in dat bij de beoordeling van jaarwisseling gerelateerde strafzaken een verzwaringsfactor van 75 procent voor de strafeis geldt. Indien sprake is van agressie of geweld tegen mensen met een publieke taak (bijvoorbeeld politie, ambulancepersoneel, brandweer) geldt bij de beoordeling van de strafzaak het reguliere beleid: een verhoging van 200 procent dat wordt meegewogen bij de beoordeling van de uiteindelijke strafeis. Deze verzwaring staat overigens los van de jaarwisseling; bij geweld tegen werknemers met een publieke taak wordt dit verzwaringselement altijd meegenomen bij de bepaling van de uiteindelijke strafeis. De officier van justitie zal bij de beoordeling van de strafzaak in verband met de jaarwisseling ook de verzwaringsfactor van 75 procent meenemen. Daarnaast kunnen ook andere factoren meespelen die zowel verhogend als verlagend doorwerken op de uiteindelijke strafeis.

Ten aanzien van groepsaansprakelijkheid verwijs ik naar het antwoord op vraag 5a.

Bijlage 2 Algeheel beeld jaarwisseling 2016/2017

Hieronder wordt uw Kamer zoals ieder jaar geïnformeerd over de aanpak van (illegaal) vuurwerk, de activiteiten van politie, ambulancezorg en brandweer, de strafrechtelijke afdoening, de inzet van bestuurlijke instrumenten en vuurwerk gerelateerde zaken. Daarnaast besteed ik aandacht aan de incidenten tegen werknemers met een publieke taak, in het bijzonder tegen politie en hulpverleners.

1 Vuurwerk

1.1 Opsporing en vervolging

De politie, het OM en de opsporingsdienst van de ILT hebben net als voorgaande jaren veel energie gestoken in het bestrijden van de illegale handel in met name het zware knalvuurwerk. Het OM publiceert jaarlijks het aantal kilo’s in beslag genomen vuurwerk op zijn website (de vuurwerkbarometer). Vanaf oktober 2016 tot en met week 7 in 2017 is bijna 40.000 kilo vuurwerk in beslag genomen. Daarbij is de hoeveelheid afgekeurd consumentenvuurwerk van de legale importeurs niet meegeteld, omdat de ILT dit bestuursrechtelijk aanpakt. Daarnaast is door onderzoek van het Functioneel Parket in Duitsland 45 ton professioneel vuurwerk onderschept dat was bestemd voor de Nederlandse markt.

Het via webshops bestelde illegale vuurwerk wordt in postpakketten bezorgd bij de particulier. Het transport van dergelijk illegaal vuurwerk voldoet daarbij niet aan de vereiste vervoersregelgeving (ADR classificatie) met alle risico’s van dien. Afgelopen jaar zijn tijdens controles circa 100 pakketten onderschept. Dit is bij diverse pakketdiensten aangetroffen en in beslaggenomen. De postpakketbedrijven zijn zich daarbij meer bewust van de risico’s en hebben zelf ook pakketten onderschept. De ILT heeft afgelopen jaar 18 controles uitgevoerd, voor een deel met ondersteuning van douane. Bij de controles is mede gebruikt gemaakt van scanapparatuur en speurhonden.

1.2 Europese regels

Sinds de invoering van de Europese richtlijn voor pyrotechnische artikelen dringt Nederland aan op aanpassing van de regels om de handel in illegaal vuurwerk te beperken. Zo is in 2013 verzocht om een Europees handelsverbod van zwaar professioneel knalvuurwerk als de Cobra. Voorts wordt aangedrongen op de invoering van een Europees paspoort voor professionals en op meer toezicht en handhaving door met name de Oost-Europese lidstaten op naleving van de Europese regels voor vuurwerk.

Deze inspanningen hebben tot op heden niet geleid tot concrete aanpassingen van de richtlijn. Wel heeft de EC inmiddels onderzoeken laten instellen naar de Europese handel (legaal en illegaal) in flash bangers (o.a. Cobra’s). De resultaten van deze onderzoeken geven aanleiding om later dit jaar in overleg met de EC en de lidstaten in overleg te treden over maatregelen om de handel binnen de EU in illegaal vuurwerk te beperken.

Daarnaast zal dit jaar bij de Europese herziening van de normen voor pyrotechnische artikelen, door Nederland worden aangedrongen op aanscherping van de normen specifiek voor F4 flash bangers door een limiet te stellen aan de hoeveelheid flitspoeder in het artikel.

1.3 Letsel

Rondom de jaarwisseling 2016–2017 zijn 473 mensen in een ziekenhuis behandeld vanwege letsel door vuurwerk. Dit is een geringe daling van 2% ten opzichte van het jaar ervoor. Door het gebruik van illegaal vuurwerk is een dode gevallen. Ondanks wederom een daling van het aantal slachtoffers, tonen de cijfers aan dat nog twee derde van het aantal slachtoffers omstanders zijn. Twee derde deel van de slachtoffers die op een Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis was binnengekomen had letsel aan het hoofd, vooral oogletsel. Ook komend jaar zal er daarom aandacht blijven via voorlichtingscampagnes en afspraken met de vuurwerkbranche voor het verder terugdringen van het aantal letselgevallen.

In paragraaf 7.1 wordt een nadere toelichting gegeven op de letselcijfers.

1.4 Voorlichtingscampagnes

De vorig jaar gestarte voorlichtingscampagne 4vuurwerkveilig.nl is ook dit jaar weer onder de aandacht gebracht bij vooral jongeren en het brede publiek. De campagne is gericht op het terugdringen van het aantal letselslachtoffers onder gebruikers en omstanders door een veilig gebruik van vuurwerk. De campagne bestond wederom uit twee delen, een lokaal en landelijk deel.

Het lokale deel richtte zich met inzet van vooral brandweer op de basisschool groep acht. Landelijk is de campagne vooral gericht geweest op jongeren in de leeftijdsgroep van 15 tot 25 jaar waar relatief veel slachtoffers vallen. Door middel van een ontwikkelde app zijn deze jongeren aangezet tot het verantwoord afstand houden bij afsteken van vuurwerk. Ook komend jaar zal de campagne vooral gericht zijn op deze doelgroep. Tevens is op straat met posters aandacht gevraagd voor de website www.4vuurwerkveilig.nl waar uitleg wordt gegeven over veilig gebruik van vuurwerk en het gebruik van een vuurwerkbril.

De vuurwerkbranche heeft via Vuurwerkcheck.nl eveneens campagne gevoerd voor een veilig gebruik van vuurwerk en heeft voor vuurwerkwinkels een kwaliteitskeurmerk ontwikkeld. Inmiddels is een ruime meerderheid van de vuurwerkverkooppunten hierbij aangesloten. Doel van het keurmerk is om door goede voorlichting en advisering door het verkooppunt aan de consument, overlast, oneigenlijk gebruik en letsel door vuurwerk te beperken.

1.5 Erkenningsregeling invoer vuurwerk

Gewerkt wordt aan een erkenningsregeling voor personen die vuurwerk binnen Nederland brengen, om op die manier een duidelijkere scheiding aan te brengen tussen legale en illegale handel. De verwachting is dat een stelsel van vergunningen of erkenningen handhavers beter in staat stelt op te treden tegen overtredingen van vuurwerkregelgeving en vuurwerk gerelateerde misdrijven. Daar waar het lastig te bewijzen kan zijn dat er daadwerkelijk sprake is van illegaal vuurwerk, is het niet hebben van een vergunning of erkenning relatief eenvoudig vast te stellen.

Recent is voor invoering van de erkenningsregeling de Wet milieubeheer aangepast waarna wijziging van het Vuurwerkbesluit kan plaatsvinden die eveneens aan de Europese Commissie ter toetsing dient te worden voorgelegd. De invoering is voorzien in 2018 en zal concrete uitwerking hebben op de jaarwisseling 2018–2019.

2 Politie, Ambulance en Brandweer

2.1 Politie-inzet

De gemiddelde inzet van de eenheden kwam dit jaar overeen met die van vorig jaar, namelijk 23% van de totale operationele sterkte. Per eenheid zijn kwalitatieve afwegingen gemaakt over de inzet gericht op effectiviteit en veiligheid. Er is lokaal een beperkt aantal incidenten gemeld waarbij de Mobiele Eenheid werd ingezet. Er is geen inzet geweest van de KMar.

2.2 Ambulance

De jaarwisseling is voor de ambulancesector altijd relatief druk met veel meldingen en vooral veel vuurwerk gerelateerde inzetten. Dit was ook het beeld van de jaarwisseling 2016–2017. Ambulancezorg Nederland heeft laten weten dat er net als voorgaande jaren ook deze jaarwisseling nauwelijks tot geen agressie-incidenten jegens ambulancemedewerkers hebben plaatsgevonden.

2.3 Brandweer

De brandweer heeft dit jaar minder meldingen ontvangen tijdens de jaarwisseling dan vorig jaar. In enkele regio’s was sprake van grote branden. Dat blijkt uit een inventarisatie van Brandweer Nederland bij de veiligheidsregio’s. In enkele regio’s heeft de politie assistentie verleend aan de brandweer om hun werk te kunnen doen.

3 Incidenten tegen werknemers met een publieke taak

Het aantal (verbale en fysieke) geweldsincidenten tegen de politie is ten opzichte van vorig jaar gedaald van 71 naar 63. Dat is een daling van 11%. Het aantal (verbale en fysieke) geweldsvoorvallen tegen andere werknemers met een publieke taak is toegenomen, van zeven naar 15. Het totaal aantal slachtoffers onder politieagenten is met 28 gedaald naar 111 (-20%). Het totaal aantal geweldslachtoffers onder werknemers met een publieke taak, is gedaald van 25 naar 16. Deze daling is voor een groot deel te wijten aan twee incidenten verleden jaar waarbij 16 brandweerlieden betrokken zijn geweest. In beide gevallen werden brandweerauto’s bekogeld met stenen en/of vuurwerk. Ook dit jaar zijn diverse eenheden van de brandweer aangevallen.

4 Strafrechtelijke afdoening

De politie heeft in totaal 340 zaken bij het Openbaar Ministerie aangeleverd na aanhouding wegens een misdrijf dat verband hield met de jaarwisseling. Dat is een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar (283). De stijging van dit jaar komt voor rekening van het aandeel zaken «geweld tegen personen» (niet VPT). Dit steeg met 65%. Het aantal zaken waarin sprake was van geweld tegen personen met een publieke taak (VPT), van geweld tegen goederen, alsmede overige zaken daalde licht.

Aantal bij OM ingestroomde verdachten

2011–2012

2012–2013

2013–2014

2014 2015

2015–2016

2016–2017

Geweld tegen personen algemeen

229

239

262

137

97

160

Geweld tegen personen in publieke functie

130

126

137

89

84

83

Geweld tegen goederen

226

173

142

69

73

71

Overig/onbekend

383

185

107

72

29

26

TOTAAL

968

723

648

367

283

340

Circa 66% van de zaken is binnen een week door het OM beoordeeld. 35 zaken (verdachten) zijn door het OM zelf afgedaan met een geldboete (30) of taakstraf (5). 27 verdachten moesten zich voor de officier van justitie op een TOM-zitting verantwoorden. Twee verdachten zijn op 3 en 4 januari jl. voor de supersnelrechter gebracht. Dat heeft in beide gevallen geleid tot een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast zijn 10 zaken op een »gewone» snelrechtzitting gezet en zijn 70 verdachten gedagvaard voor een reguliere strafzitting.

5 Gemeenten

Evenals voorgaande jaren heeft de VNG op mijn verzoek via haar OOV-netwerk gemeenten bevraagd over het verloop van de jaarwisseling. Uit die inventarisatie blijkt dat gemeenten ruim van te voren starten met de voorbereiding van de jaarwisseling en een integrale en multidisciplinaire aanpak hebben geborgd op regionaal niveau. Gemeenten spreken van een beheersbare jaarwisseling. Dit is volgens hen mede te danken aan de integrale aanpak tussen gemeenten en de hulpdiensten en de gehanteerde afsteektijden.

5.1 Toepassing bestuurlijke maatregelen

Gemeenten hebben diverse bestuurlijke maatregelen toegepast om overlast rondom de jaarwisseling tegen te gaan. Uit de inventarisatie van de VNG blijkt dat gemeenten voornamelijk gebruik hebben gemaakt van waarschuwingsbrieven, vuurwerkvrije zones, gebiedsverboden, cameratoezicht en in een aantal situaties van de last onder dwangsom. De gemeenten die vuurwerkvrije zones hebben ingezet geven aan hier goede ervaringen mee te hebben.

In aanloop naar de jaarwisseling is vooraf veel geïnvesteerd in de voorlichting over vuurwerk- en alcoholgebruik. Hierbij is de aandacht voornamelijk naar de voorlichting op scholen en de inzet van jongerenwerkers op straat gegaan. Gemeenten investeren in praktische preventieve maatregelen zoals het afsluiten van prullenbakken en brievenbussen, het weghalen van afval en objecten en het tijdelijk weghalen van kwetsbaar straatmeubilair.

Voornamelijk de grotere gemeenten hebben een centrale vuurwerkshow georganiseerd. Daarnaast stimuleert, organiseert en/of subsidieert een aantal gemeenten programma’s in de wijk, buurtfeesten en vreugdevuren.

6 Vuurwerkcijfers

In het kader van de productveiligheid heeft de ILT vuurwerk dat in Nederland werd geïmporteerd getest op veiligheid. Al het geteste vuurwerk was voorzien van een CE-markering. In 25% van de onderzochte gevallen is het vuurwerk afgekeurd vanwege een hoog veiligheidsrisico. De inspectie zoekt gericht naar afwijkingen van artikelen waardoor de consument extra risico loopt bij afsteken.

6.1 Letselcijfers

Veiligheid NL rapporteert ieder jaar over het aantal letselgevallen dat rond de jaarwisseling als gevolg van vuurwerk in ziekenhuizen moet worden behandeld. Op 31 december 2016 en 1 januari 2017 zijn er 473 slachtoffers van een vuurwerkongeval behandeld op de SEH van een ziekenhuis. Ten opzichte van de jaarwisseling 2015–2016 betekent dit een daling van 2 procent. Twaalf procent van de SEH-bezoekers werd na behandeling opgenomen in het ziekenhuis. Dat is iets lager dan vorig jaar. Tijdens de jaarwisseling 2016–2017 viel één dodelijk slachtoffer als gevolg van illegaal vuurwerk.

De overgrote meerderheid van de slachtoffers is zoals ieder jaar man (dit jaar 76%). Ook blijkt ieder jaar dat het merendeel van de slachtoffers vallen in de leeftijdscategorieën tussen 15 en 30 jaar. Dit jaar was een derde deel van de slachtoffers (36%) jonger dan 20 jaar. Vorig jaar was dat nog ruim de helft (53%). Dertig procent was in de leeftijdscategorie 20–29 jaar. Nog steeds zijn ook omstanders slachtoffer van vuurwerk. Bijna twee derde (61%) van de op de SEH-afdeling behandelde slachtoffers had dit jaar het vuurwerk niet zelf afgestoken, maar was een omstander. Vorig jaar was dit fors lager (45%).

Wanneer gekeken wordt naar het zwaarste letsel – van eventueel meerdere letsels – dat slachtoffers hebben opgelopen, blijkt dat 30 procent (een) brandwond(en) had. Bijna twee derde deel (64%) van de slachtoffers die op een SEH-afdeling van een ziekenhuis zijn binnengekomen had letsel aan het hoofd, vooral oogletsel (36%). Het percentage slachtoffers dat letsel had aan de ogen is hoger dan tijdens de voorgaande jaarwisseling (23%). Een op de vier (24%) liep letsel op aan hand/vingers, minder dan tijdens de vorige jaarwisseling (38%).

6.2 Luchtverontreiniging

In de eerste uren van 2017 is in veel steden van Nederland smog door fijn stof gemeten. Dit werd veroorzaakt door de grote hoeveelheid vuurwerk die tijdens de jaarwisseling is afgestoken. De luchtkwaliteit was in de steden korte tijd «zeer slecht» volgens de Nederlandse Luchtkwaliteitsindex.

De hoogste concentratie fijn stof is gemeten op een meetstation in Den Haag. Daar werd een gemiddelde uurconcentratie van 1118 microgram fijn stof per kubieke meter lucht gemeten. De fijnstofconcentraties zijn in de loop van de nacht op veel plaatsen gedaald tot normale waarden.

Bijlage 3 Strafeisen en straffen Geweld tegen politieambtenaren

Met de aangenomen motie van de leden Van Toorenburg en Tellegen7 over geweld tegen politieambtenaren (GTPA), heeft uw Kamer gevraagd om inzicht in de gevorderde en opgelegde straffen in 2015 en 2016. Er bestond met name onduidelijkheid over de wijze waarop en het aantal zaken waarin een strafeis van +200% wordt gesteld door het openbaar ministerie (OM) en als die eis wordt gesteld of deze dan ook wordt toegewezen door de rechter. In dat kader heb ik toegezegd om het OM te vragen naar cijfers met betrekking tot zaken waarbij het geweld tegen politieambtenaren betrof en uitleg te geven over de werking van de verhoogde strafeis van 200%.

Uw Kamer heeft al eerder vragen gesteld over de gevorderde en opgelegde straffen bij Veilige Publieke Taak-zaken. Naar aanleiding van het AO Veilige Publieke Taak (VPT) van 8 maart 2011 (Kamerstuk 28 684, nr. 309) is gemonitord of het OM ook daadwerkelijk zwaardere straffen eist in deze zaken en in hoeverre rechters meegaan in deze hogere strafeisen. Uw Kamer is bij brief van 20 november 2012 geïnformeerd over het onderzoek «Straftoemeting bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers» dat door de Universiteit van Tilburg is uitgevoerd, in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak.8 Uit dat rapport blijkt dat de rechter in grote mate de eis van het OM volgt, zowel in modaliteit (zoals een geldboete, taakstraf of gevangenisstraf) als in de hoogte van de sanctie. De hoogte van de opgelegde straf bedraagt gemiddeld ruim 90% van de eis. Dat houdt in dat weinig verschil zit tussen de strafeisen en opgelegde straffen.

Ook in 2014 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de strafeis van de officier tot stand komt.9 Uit vervolgonderzoek is gebleken dat de verhoging van de strafeis met +200% bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers, en dus ook werknemers met een publieke taak, is ingebouwd in de richtlijnen voor strafvordering en derhalve door de officieren van justitie wordt betrokken bij de beoordeling van de ernst van het feit. Het bepalen van de uiteindelijke strafeis in concrete zaken is maatwerk en wordt niet uitsluitend door richtlijnen bepaald. Officieren van justitie houden naast de in deze richtlijnen vastgelegde +200% verhoging – conform de wet, de jurisprudentie en het beleid – rekening met andere factoren zoals de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte, hetgeen tot verhoging of verlaging kan leiden van het in de richtlijn genoemde uitgangspunt.

In dit onderzoek kwam ook naar voren dat de uiteindelijke strafeisen bij geweld tegen (onder andere) werknemers met een publieke taak niet altijd uitkomen op +200%. Dit komt doordat de verhoging van +200% door het OM niet als laatste element wordt toegepast. Als bij de formulering van de uiteindelijke strafeis de verhoging van +200% als laatste zou worden toegepast, dan zouden immers ook andere componenten die strafverzwarend zijn (bijvoorbeeld recidive of wapengebruik) daardoor ook nog eens meetellen, waardoor de strafeis uiteindelijk verdrievoudigd zou kunnen worden. Er is dan geen sprake meer van zuivere rechtstoepassing. De systematiek van de strafvordering bepaalt uiteindelijk hoe hoog de strafeisen in dit soort zaken uiteindelijk uitvallen.

Tot slot wordt in dit vervolgonderzoek geconcludeerd dat het OM bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers,10 niet alleen een hogere strafeis vordert maar ook op andere manieren kiest voor «verzwaring». Bijvoorbeeld door vaker te dagvaarden of een zwaardere modaliteit te eisen.11

Overeenkomstig de gedane toezegging heb ik het OM gevraagd over welke cijfers met betrekking tot agressie en geweldsdelicten tegen politieambtenaren het beschikt. Het OM geeft aan dat binnen de brede groep van zaken van agressie en geweldsdelicten tegen werknemers met een publieke taak (VPT), cijfers beschikbaar zijn van het aantal door het OM beoordeelde zaken waarin het specifiek om agressie en geweld tegen politieambtenaren, alsmede belediging van politieambtenaren (GTPA) gaat:

  • In 2015 heeft het OM 6.927 als agressie en geweld tegen politieambtenaren geoormerkte zaken beoordeeld. Daarvan zijn 4.594 zaken (66,3%) gedagvaard, inclusief voegingen. Dagvaarden houdt in dat het OM heeft besloten de zaak voor de rechter te brengen. Met voegen wordt bedoeld dat het OM heeft besloten om een strafzaak tegelijkertijd met een andere strafzaak aan te brengen bij de strafrechter:

  • In 1460 zaken (21,1%) heeft het OM een strafbeschikking (opgelegde straf door het OM), transactie (beslissing van het OM om de verdachte een geldsom te laten betalen ter voorkoming van strafvervolging) en/of een voorwaardelijk sepot (beslissing van het OM om onder voorwaarden niet verder te vervolgen) opgelegd.

  • In 703 zaken (10,1%) heeft het OM een onvoorwaardelijk sepot opgelegd. Een onvoorwaardelijk sepot betreft de beslissing van het OM om een verdachte niet verder te vervolgen.

  • In 170 zaken (2,5%) heeft het OM besloten om de zaak te beëindigen (bijvoorbeeld door deze over te dragen naar een ander arrondissement of administratief te beëindigen door de zaak uit te schrijven, bijvoorbeeld omdat sprake was van een dubbele inschrijving).

  • In 2016 betrof het aantal GPTA geoormerkte beoordeelde zaken door het OM 7.662. Hiervan is in 5.104 zaken gedagvaard (66,6%) en is in 1514 zaken een strafbeschikking/transactie/voorwaardelijk sepot opgelegd door het OM (19,8%); in 833 zaken heeft het OM besloten onvoorwaardelijk te seponeren (10,9%) en in 211 zaken (2,8%) is besloten de zaak te beëindigen in verband met overdracht/administratieve beëindiging.

Het is mogelijk dat bij de registratie zaken niet als VPT worden herkend en geregistreerd, waardoor deze niet worden meegenomen in de cijfers. Met de aanbiedingsbrief Onderzoeksrapport en halfjaarlijkse voortgangsrapportage Veilige Publieke Taak d.d. 21 mei 201612 is uw Kamer geïnformeerd over de beperkte registratie van de hoogte van de strafeisen.13 Hierdoor is het niet mogelijk volledig zicht te genereren op de strafeisen in de zwaardere zaken met betrekking tot agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (waaronder politieambtenaren), waardoor een onjuist en vertekend beeld kan ontstaan omdat een groter deel van de eisen in lichtere strafzaken bekend zijn.

De Raad voor de Rechtspraak heeft mij laten weten slechts beperkte informatie beschikbaar te hebben over de vonnissen met betrekking tot GTPA delicten, te weten de vonnissen die in eerste aanleg zijn behandeld (rechtbank) waarbij strafbare beledigingen niet zijn meegenomen.

Van het totaal aantal zaken GTPA zaken die door de rechtbank zijn behandeld, met uitzondering van strafbare belediging, heeft de rechtbank als volgt geoordeeld (gemiddeld per jaar):

  • 83% betrof een veroordeling met straf

  • 2% betrof een uitspraak schuldig zonder straf

  • 6% betrof een vrijspraak

  • 9% betrof een andere uitspraak (o.a. niet ontvankelijk OM en ontslag van alle rechtsvervolging)

Voor een vollediger beeld van cijfers over strafeisen en straffen is uitgebreid dossieronderzoek en analyse hierop nodig zoals gedaan is in het onderzoek «Straftoemeting bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers» dat hierboven uitgebreid is toegelicht. De vraag is echter of een dergelijk uitgebreid intensief onderzoek op dit moment nodig is. Uit het hierboven beschreven onderzoek is namelijk al gebleken dat het OM conform de Richtlijn inzake kwalificerende delicten handelt en dat de rechter deze voor het overgrote deel opvolgt. Ik heb geen enkele aanwijzing of reden om aan te nemen dat dit nu niet meer het geval is.


X Noot
1

Kamerstuk 28 684, nr. 489

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 495

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 684

X Noot
4

In onder meer het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Australië, Frankrijk, Duitsland, Singapore en Nieuw Zeeland is het stroomstootwapen al een aantal jaren in gebruik. Er zijn meer dan 750 medische studies verricht naar de veiligheid van stroomstootwapens.

X Noot
5

Motie Marcouch, d.d. 1 december 2016 (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 56).

X Noot
6

Kamerstuk34 641, 22 december 2016.

X Noot
7

Kamerstuk 29 628 nr. 684.

X Noot
8

Kamerstuk 28 684, nr. 366.

X Noot
9

Kamerstuk 28 684, nr. 406.

X Noot
10

Hieronder valt ook agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.

X Noot
11

Bijvoorbeeld een taakstraf in plaats van een geldboete of een gevangenisstraf in plaats van een taakstraf.

X Noot
12

Kamerstuk 28 684, nr. 460.

X Noot
13

Het systeem Compas, waarin zwaardere zaken worden geregistreerd door het Openbaar Ministerie, verplicht niet tot het vastleggen van de strafeis.

Naar boven