28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 476 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 september 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 7 september 2016 overleg gevoerd met mevrouw Dijksma, Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 12 januari 2016 inzake landelijk Beeld Jaarwisseling 2015–2016 (Kamerstuk 28 684, nr. 459);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 31 maart 2016 inzake algeheel Beeld Jaarwisseling 2015–2016 (Kamerstuk 28 684, nr. 464);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 30 mei 2016 inzake informatie over de effecten van de maatregelen die genomen zijn om bepaalde vuurwerkproducten (babypijltjes en Romeinse kaarsen) te verbieden (Kamerstuk 28 684, nr. 467);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 1 september 2016 inzake werkprogramma handhaving vuurwerk (Kamerstuk 28 684, nr. 472);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 september 2016 inzake onderzoek rond de opinie over en beleving rondom vuurwerk (Kamerstuk 28 684, nr. 473).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Van Toorenburg

Griffier: Verstraten

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Kooiman, Marcouch, Van Tongeren, Van Toorenburg, Van Veen en Wassenberg,

en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, en mevrouw Dijksma, Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Aanvang 15.03 uur.

De voorzitter:

Welkom bij dit overleg over een niet direct buitengewoon actueel maar desalniettemin zeer belangrijk onderwerp, namelijk het landelijk beeld van de jaarwisseling 2015–2016. Welkom aan de Minister en de Staatssecretaris en ook aan de ambtenaren die hen altijd zo adequaat bijstaan. De leden hebben vandaag vier minuten spreektijd. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Afgelopen jaar telde de politie bijna 1.900 branden en ontploffingen in één nacht. In diezelfde nacht waren er meer dan 4.000 vuurwerkincidenten. Die nacht moesten 482 mensen worden behandeld in het ziekenhuis. Dan hebben we het over afgerukte vingers en brandwonden. Vijftien mensen moesten een oog missen. Sommigen zijn voor de rest van hun leven doof. Ze zijn allemaal vuurwerkslachtoffer, soms helemaal buiten hun eigen schuld. Ze stonden gewoon op straat te praten, te buurten, toen ze werden getroffen door een vuurpijl. In ongeveer een derde van de gevallen is daarvan sprake. Dat gebeurde allemaal in de nacht van 31 december 2015 op 1 januari 2016. Het jaar daarvoor gebeurde het ook, net zoals het jaar daarvoor en het jaar daar weer voor. Volgend jaar gebeurt het weer en het jaar daarna ook, tenzij wij daar iets tegen ondernemen. Daarvoor dient dit debat.

Niet alle slachtoffers van vuurwerk zijn even zichtbaar. Longpatiënten bijvoorbeeld en mensen met ademhalingsproblemen kijken al weken van tevoren met angst en beven naar de laatste dag op de kalender. Vuurwerkdampen kunnen longpatiënten de adem benemen, letterlijk. Drie jaar geleden heeft het meetbureau Sensornet – dat zit hier om de hoek bij het Ministerie van Financiën – de concentraties ultrafijnstof gemeten tijdens oudejaarsnacht. Dat waren 300.000 deeltjes per kubieke centimeter. Als je één keer diep inademt, heb je al 1 miljard deeltjes ultrafijnstof in je longen. Ik moet er even bij zeggen dat ultrafijnstofdeeltjes de allerkleinste fijnstofdeeltjes zijn. Die dringen diep door in de longen om daar een vernietigend effect te hebben. Ze worden onder meer in verband gebracht met het ontstaan van kanker en met hartaanvallen. Uit metingen die op het dak van het instituut werden verricht, bleek de concentratie fijnstof 60 keer zo hoog te zijn als normaal vanwege het vuurwerk. Dat was dus op het dak. Onderzoekers zeiden dat het aantal ultrafijnstofdeeltjes op straatniveau nog vele malen hoger ligt. Laat ik het even tastbaar maken: 60 keer zo veel betekent dat een half uurtje buiten zijn op oudejaarsnacht overeenkomt met 30 uur uitlaatgassen happen langs de A12. Longpatiënten worden door het afsteken van vuurwerk dan ook gedwongen om binnen te blijven.

Voor huisdieren en dieren in het wild zijn de gevolgen ook heel groot. Vuurwerk zorgt voor heel veel ellende, voor vluchtende dieren en extreem gestreste dieren. Al die ellende, al die branden, al die gewonden en verminkten worden veroorzaakt door vuurwerk. Wat is het positiefste dat de Minister hierover meldt? «Het is in het verleden nog erger geweest. Er zijn nog nooit zo weinig gewonden door vuurwerk gevallen. Het zijn er nog geen 500.» Daar zullen de mensen die blind zijn geworden aan één oog blij mee zijn. Overigens is het aantal slachtoffers jonger dan 20 gestegen. Het gaat om jongeren die vaak voor de rest van hun leven getekend zijn.

Vuurwerk is een probleem. Steeds meer gemeenten zien dat ook en stellen vuurwerkvrije zones in. Daar zie ik twee kanten aan. Vuurwerkvrije zones zijn een duidelijk signaal dat de gemeenten oplossingen proberen te bedenken voor de ellende rond vuurwerk. Ik vraag dan ook aan de Minister deze gemeenten te helpen om het gemakkelijker te maken om vuurwerkvrije zones in te stellen. Beperk de verkooptijden van vuurwerk en beperk ook de afsteektijden verder. Tegelijkertijd zijn de vuurwerkvrije zones een lapmiddel, omdat de Minister weigert het probleem echt aan te pakken. Een verbod op consumentenvuurwerk is het enige middel om leed en letsel met oud en nieuw structureel te beperken. Laat vuurwerk over aan de professionals en verbied het consumentenvuurwerk. Dat is ook wat de politie tijdens het rondetafelgesprek van 30 april vorig jaar adviseerde: knalvuurwerk en vuurpijlen gefaseerd verbieden. Patiëntenverenigingen, oogartsen, chirurgen, dierenbeschermers en hulpdiensten steunen allemaal het pleidooi om consumentenvuurwerk te verbieden. Is de Minister bereid om dit advies op te volgen? Met een verbod zou de Minister niet alleen de politie, burgemeesters, hulpdiensten en longpatiënten een groot plezier doen. Uit een brief van de Staatssecretaris van I en M blijkt dat 60% van de Nederlanders voorstander is van een verbod op consumentenvuurwerk, als daar tenminste professionele shows tegenover staan. Ik verneem graag een reactie van de Minister.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Wederom hebben we vlak na de zomer een debat over de jaarwisseling. Dat blijft een rare gewaarwording, maar goed. Dank aan alle hulpverleners voor al het werk dat ze hebben verzet de afgelopen jaarwisseling.

Voor heel veel mensen is oud en nieuw een leuk feest: oliebollen eten, samen kijken naar het vuurwerk en met familie en vrienden bijeenkomen. Daar hebben we het vandaag echter niet over. Vandaag hebben we het over wat er beter kan en zou moeten om de veiligheid van burgers en hulpverleners tijdens oud en nieuw te verbeteren. Afgelopen jaarwisseling is het aantal incidenten gedaald ten opzichte van het vorige jaar. Hulpverleners konden beter hun werk doen, er was minder geweld tegen de politie en er waren minder brandstichtingen. Dat is een goed teken, dat wil ik allereerst gezegd hebben. We hebben een lange brief ontvangen van de bewindspersonen, maar ik ben vooral benieuwd of zij een oorzaak hebben kunnen vinden voor de daling van het aantal incidenten. Heeft bijvoorbeeld zo'n vuurwerkvrije zone hiermee te maken? Tijdens het vorige overleg over de jaarwisseling, dat ook zo ongeveer in de zomer werd gehouden, heb ik gevraagd naar de ervaringen van gemeenten. In de genoemde lange brief heb ik welgeteld vijf zinnen gevonden over een evaluatie. Dat vind ik nogal mager. Ik had gevraagd om een evaluatie en die was ook toegezegd. Ik kan uit de brief bijvoorbeeld niet opmaken welke invloed vuurwerkvrije zones hebben en of er sprake is van een waterbedeffect. Daar waren we wel bang voor. Hoeveel extra capaciteit vergt het van handhavers en politie? Zijn er minder vuurwerkslachtoffers? Hebben gemeenten hier behoefte aan? Hoe groot kan zo'n gebied zijn? Worden er ook alternatieven zoals vuurwerkshows aangeboden? Uit de evaluatie die wij afgelopen week ontvingen, blijkt dat mensen wel behoefte hebben om naar vuurwerk te kijken maar niet om het zelf af te steken. Dat zijn heel belangrijke signalen. Ik denk dan ook dat een grondige evaluatie op z'n plaats is.

Mijn volgende punt is het geweld tegen hulpverleners. Het geweld tegen politieagenten is gelukkig afgenomen, maar het geweld tegen hulpverleners in den brede is wel iets toegenomen. Elk jaar weer stellen we vast dat geweld tegen hulpverleners hard moet worden aangepakt. We hebben niet voor niets besloten om geweld tegen hulpverleners te bestraffen met drie keer hogere straffen. We weten ook dat zo'n straf niet altijd wordt opgelegd door een rechter. Heeft de Minister inzicht in de uitspraken rondom de jaarwisseling in zaken waarin geweld is gebruikt tegen hulpverleners?

Vuurwerk wordt vaak besteld bij illegale shops in Polen en Tsjechië. Voor postbezorgers dreigt daardoor een gevaarlijke situatie. Ze vervoeren pakketten die mogelijk bommen – zo kun je het wel noemen – bevatten, zonder het te weten. Afgelopen jaar zijn er achttien controles uitgevoerd bij post- en transportbedrijven. Het is natuurlijk mooi dat er een start is gemaakt, maar achttien lijkt me wel weinig. Kan er niet meer worden gecontroleerd? Kunnen de bewindspersonen dat toezeggen?

Elk jaar weer komen we te spreken over Europese afspraken over een degelijke productie van en handel in vuurwerk en elk jaar blijven deze afspraken uit. Moet ik volgend jaar weer vragen of er eindelijk schot in de zaak zit? We vragen al zo lang om een Pyrorichtlijn. Wanneer komt die er?

De heer Wassenberg (PvdD):

Mevrouw Kooiman heeft het over vuurwerk uit Oost-Europa, uit Tsjechië en Polen. Wat vindt zij van het legale vuurwerk? Uit het rapport Vuurwerkongevallen 2015–2016 blijkt dat drie kwart van de slachtoffers niet het slachtoffer is van illegaal maar legaal vuurwerk. Het illegale knalvuurwerk veroorzaakt slachtoffers, maar het siervuurwerk, dat ook slachtoffers veroorzaakt, is legaal vuurwerk. In drie kwart van de gevallen gaat het dus om legaal vuurwerk. Kan mevrouw Kooiman daarop reflecteren?

Mevrouw Kooiman (SP):

De heer Wassenberg haalt deze cijfers terecht aan. Ik kan me voorstellen dat veel gemeenten kiezen voor vuurwerkvrije zones. Dat is ook de reden dat ik de Minister en de Staatssecretaris vraag om een evaluatie. Wat ik nu teruglees, vind ik te mager. Ik zou graag willen weten wat het effect is van vuurwerkvrije zones, bijvoorbeeld op het aantal slachtoffers.

De heer Wassenberg (PvdD):

Als gemeenten vuurwerkshows organiseren – de Partij voor de Dieren is daar ook voorstander van – steunt de SP een verbod op consumentenvuurwerk. Klopt dat?

Mevrouw Kooiman (SP):

Nu gaat de Partij voor de Dieren iets te snel. Ik vraag in ieder geval om een grondig onderzoek, zodat we kunnen afwegen wat het effect is van vuurwerkvrije zones. Dan weten we ook of mensen inderdaad behoefte aan vuurwerkshows hebben en of dat een redelijk alternatief is. Laten we eerst stap één zetten.

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Als de geregistreerde schade weliswaar is teruggelopen maar nog niet nul is, kun je onmogelijk tevreden zijn. Toch is dit jaar de gemelde nieuwjaarschade opnieuw lager dan het jaar ervoor. Dat is een trend die wat ons betreft moet worden doorgezet. Al mijn voorgangers van de VVD op dit onderwerp hebben het gezegd: oud en nieuw is een volksfeest. Het is typisch Nederlands. Het is een van de weinige momenten waarop mensen de straat opgaan en hun buren de hand schudden en het beste wensen. Bij dat feest – dat zal u niet verbazen, voorzitter – hoort consumentenvuurwerk. Veel ondernemers verdienen er een leuk extra zakcentje mee, van fietshandelaren tot bouwmarkten, iedereen pikt zijn graantje mee. Alle maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen, zowel bij de verkoop als bij het gebruik van vuurwerk, hebben ertoe geleid dat de risico's voor de gebruikers geminimaliseerd zijn en dat de overlast beheersbaar is geworden. Beheersbaar vanuit het perspectief dat burgemeesters de mogelijkheid hebben om vuurwerkvrije zones aan te wijzen binnen hun gemeentegrenzen. De VVD wil dat dit tijdig kenbaar wordt gemaakt en dat normale bezwaarprocedures gehanteerd worden als burgemeesters zo'n vuurwerkverbod opleggen. De VVD wil niet dat burgemeesters hun hele gemeente tot vuurwerkvrije zone benoemen. Kan de Minister daar iets over zeggen? Dat laatste is wat ons betreft een te grote inperking van de vrijheid om in Nederland oud en nieuw te vieren zoals we dat al jaren met elkaar hebben gedaan.

Minder beheersbaar is de aanpak van illegaal vuurwerk in Nederland. Het is een illusie te veronderstellen dat legaal in België verkrijgbaar vuurwerk de Nederlandse consument niet bereikt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de Europese aanpak van de verkoop van vuurwerk? Welke gevolgen zou het hebben als wij dezelfde standaard als België gebruiken wanneer dat land niet voornemens is de eigen regels aan te passen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mijn collega zei net dat de VVD er niet voor is dat een burgemeester, eventueel met steun van de hele gemeenteraad – dat is dus een democratisch besluit – een hele gemeente vuurwerkvrij maakt. Mag het hele centrum van een stad wel vuurwerkvrij worden gemaakt? De VVD zegt altijd een brede volkspartij te zijn. We lezen in de brief van de Staatssecretaris dat 64% van de mensen in Nederland voorstander is van een verbod in het centrum van de stad.

De heer Van Veen (VVD):

De vraag stellen is hem ook beantwoorden. Het centrum van de stad is niet de hele stad. Ik wil niet toe naar een gemakzuchtig beleid waarin burgemeesters zeggen: weet je wat, ik verbied het voor iedereen, ik laat op geen enkele plek in de gemeente het afsteken van vuurwerk toe. Ik vind nog steeds dat je je fiets moet kunnen pakken om naar een plek te gaan waar je wel vuurwerk mag afsteken, zoals we dat gewend zijn in onze Hollandse traditie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zou de VVD, gezien het grote aantal mensen die dit willen, bereid zijn om vanuit het Rijk te helpen om het centrum van elke gemeente in Nederland vuurwerkvrij te maken?

De heer Van Veen (VVD):

Dat is een beetje raar. Net hadden we het over een gemeenteraad die in meerderheid beslist of er wel of niet vuurwerk mag worden afgestoken en nu gaan we helpen om gemeenten die dat misschien helemaal niet willen ... Ik vind dat een burgemeester een zelfstandige afweging moet maken en zich daarover moet verantwoorden tegenover de inwoners van zijn gemeente en de gemeenteraad. Wij moeten er alleen voor zorgen dat de vrijheid van mensen niet wordt beperkt door te verbieden om vuurwerk af te steken. Dat vind ik heel belangrijk.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik had hierover al meteen een vraag willen stellen, maar ik wilde de heer Van Veen niet in het begin van zijn betoog onderbreken. Hij had het over oudejaarsnacht, buren die elkaar de hand schudden en vuurwerk behorend bij de traditie. Vindt hij dat longpatiënten ook in de gelegenheid moeten zijn om hun buren de hand te schudden? Mevrouw Van Tongeren zei al dat de VVD een brede volkspartij is. Horen daar ook longpatiënten bij? Zij zijn immers echt het slachtoffer van vuurwerk, ook al worden ze niet getroffen door een pijl of knalvuurwerk. Longpatiënten kunnen de straat niet op vanwege de heel hoge concentraties fijnstof.

De heer Van Veen (VVD):

Ik vind dit zulke flauwe interrupties. Ik wil ook heel graag dat een blinde auto kan rijden, maar dat kan niet. Iemand die ziek is, die griep heeft, kan niet naar buiten. Hij moet dus binnenblijven. Dat is voor een korte periode, zoals u zelf net al aangaf. Dat is heel vervelend en ik heb veel medelijden met deze mensen, maar dat betekent niet dat we vuurwerk gaan verbieden in Nederland en zo mensen hun plezier ontnemen.

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Van Veen maakt hier wel een karikatuur van; blinden die auto willen rijden! Ik heb het over longpatiënten die niet naar buiten kunnen gaan, omdat de concentraties ultrafijnstof zo'n 60 keer of meer hoger zijn dan normaal. Ze hebben er zelfs binnen last van, omdat ultrafijnstof ook door kieren kan doordringen. Mijn vraag is heel simpel: is de VVD een brede volkspartij, dus ook voor longpatiënten?

De heer Van Veen (VVD):

Wij zijn een brede volkspartij, ook voor longpatiënten.

De voorzitter:

Er komt een beetje vuurwerk in dit debat, maar ik wil de rust laten weerkeren. De heer Van Veen vervolgt zijn betoog.

De heer Van Veen (VVD):

In de brief over het werkprogramma Handhaving vuurwerk van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu staat een passage over de verkoop van vuurwerk via webshops. In de evaluatie van Veiligheid en Justitie staat dat in 2015 slechts 100 kilo van dit vuurwerk is opgespoord. Dat klinkt niet alleen als zijnde weinig, het is weinig. Het Ministerie van I en M concludeert op basis van het werkprogramma dat men in samenwerking met de douane de postorderbedrijven geholpen heeft met het opsporen van illegale pakketten. Dan is 100 kilo wel heel karig. Mij valt verder op dat het ministerie de verantwoordelijkheid volledig heeft neergelegd bij de postorderbedrijven. Die moeten zelf opsporen en namen en adressen doorgeven aan de opsporingsdiensten. Dat gaat volgens mij niet werken. Tegelijkertijd lopen pakketbezorgers in Nederland die al rokend naast Zalandodozen ook explosieven afleveren aan de geadresseerde of diens buren, enorm veel risico. Ik heb vandaag weer even gekeken op internet. Na het intikken van «firework Poland» gaat er een wereld voor je open; allemaal vuurwerk dat gewoon thuisbezorgd kan worden. Wat gaan de bewindslieden doen om de veiligheid te vergroten en de postorderbedrijven de mogelijkheid te geven om actie te ondernemen tegen illegale pakketten?

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben het op dit punt eens met de VVD, maar toch heb ik een vraag. Als we vinden dat 18 keer controleren of 100 kilo te weinig is, is de VVD het dan met de SP eens dat het controleren moet worden geïntensiveerd?

De heer Van Veen (VVD):

Dat blijkt volgens mij uit wat ik zeg. Het is illegaal, het mag niet. Mensen worden erdoor in gevaar gebracht, zonder dat ze dat weten. Intensiveren lijkt mij wel op zijn plaats. Misschien kan de Minister of de Staatssecretaris daarover iets zeggen.

Het eerste illegale vuurwerk is alweer aangetroffen, in augustus. Wat de VVD betreft, wordt hieraan prioriteit gegeven, zodat een grote groep Nederlanders met aansteeklont, vuurwerkbril en legaal vuurwerk het oer-Hollandse oud en nieuw verantwoord kan vieren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. In de laatste zin van zijn betoog gaf mijn voorganger van de VVD al aan dat tradities veranderen. Hij zei dat iedereen recht heeft op het afsteken van vuurwerk, een beetje zoals in de VS, waar iedereen recht heeft op een wapen. De heer Van Veen maakte zelf echter al een voorbehoud: met een aansteekklont en een vuurwerkbril. In mijn jeugd gebeurde dat zeker niet. De VVD is het met GroenLinks eens dat tradities kunnen veranderen. Dan kunnen we ook een volgende stap zetten in die verandering. Wij willen heel graag toe naar een nieuwe Nederlandse traditie, namelijk een fijne oud en nieuw voor iedereen, inclusief postbezorgers en longpatiënten. We willen dan ook geen laisser-faire, in de zin van «als een gemeente dat per se wil, moet ze dat maar tijdig voor elkaar zien te krijgen». We willen dat de Minister van V en J het voortouw neemt in het onderzoeken van de mogelijkheden om dit op een fatsoenlijke manier te regelen, zodat het niet per gemeente verschillend is. Als er in de ene gemeente wel een feestje is en in de andere niet, bestaat het gevaar dat mensen niet met de fiets maar met de auto, mogelijk met een borreltje op, van de ene naar de andere gemeente gaan.

Is het mogelijk om op het ministerie een project te starten, getiteld «Een fijne jaarwisseling voor iedereen»? Daarbij kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de mooie cijfers die we van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben gekregen. Daaruit blijkt dat 70% van de Nederlanders voorstander is van maatregelen om vuurwerkvrije zones in gemeenten uit te breiden. Hoe doe je dat? Ik zei het net al, 64% van de Nederlanders wil een inperking van de eigen traditie. Is het ministerie bereid om die Nederlanders hierbij te helpen? Het draagvlak hiervoor is in de Randstad nog groter dan elders. Dat zou dan ook de aangewezen plek zijn om met brandweer, politie, veiligheidsregio en de burgemeester – bij andere veiligheidsuitdagingen doen we dat ook – na te gaan hoe we stap voor stap die traditie zo kunnen omvormen dat het een fijne jaarwisseling voor iedereen wordt.

Er is dus een fundamentele heroverweging van vuurwerk nodig. GroenLinks stelt vast dat Nederland is omringd door landen waar men ook een heel prettig oud en nieuw viert, zonder dat er elk jaar – de cijfers zijn genoemd door mijn collega's – honderden slachtoffers vallen en mensen met longklachten en astma niet worden belemmerd om indien gewenst naar buiten te gaan. Van luchtverontreiniging is in Nederland ook zonder vuurwerk al sprake. Die kant zou GroenLinks graag op willen. Ik hoor graag van de Minister of hij bereid is om iets meer te doen dan alleen te zeggen: stap voor stap wordt het iets minder gevaarlijk en beter beheersbaar.

Ook ik sluit me aan bij een woord van dank aan alle hulpverleners en politieagenten tijdens oud en nieuw. Ze zorgen goed voor ons en proberen het voor in ieder geval de meeste Nederlanders een aangename avond te laten zijn. We kunnen er echter voor zorgen dat iedereen in Nederland een mooie feestavond heeft.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Het grootste volksfeest in Nederland is de jaarlijkse viering van oud en nieuw. De schade is navenant. In geen nacht zijn zo veel branden, ontploffingen en mishandelingen: vorig jaar ruim 11.000, het jaar ervoor ruim 12.000. Voor dit jaar voorspel ik 10.000. De jongeren die blind zijn geworden of rondlopen met een kunstbeen, kunnen hierover meepraten. Dat kunnen ook de leerlingen die na de nieuwjaarsnacht de resten van hun zwartgeblakerde school aanschouwden, of de uitgescholden brandweerlieden, de aangevallen ambulancemedewerkers, de beledigde politieagenten en andere belaagde hulp- en dienstverleners.

We hebben het hier nog altijd over een minderheid die voor de overgrote meerderheid het feestje verpest, elk jaar weer. Toch wil ik dit AO benutten om ons eeuwenoude Nederlandse volksfeest te redden, vier maanden voordat wij onze buren een gelukkig 2017 wensen te midden van vuurwerk en wie weet champagne. De verbeteringen gaan voorbij de oliebollen en de appelflappen. De verbeteringen zitten in een serieuze voorbereiding van dit jaarlijkse feest en in de kwaliteit van de uitvoering en de handhaving.

Allereerst de voorbereiding, te beginnen bij de daders. We weten nu al welke jongens de ellende gaan veroorzaken. Vaak doen ze dat namelijk het hele jaar al. Op 31 december gaan ze los, met een flinke slok op. Wat helpt, is jongeren en jeugdwerkers betrekken bij de voorbereiding. Dat zeiden de burgemeesters ook tijdens de hoorzitting. In steden waar dit al gebeurt, is de ervaring dat deze jongeren de rest meetrekken en het vaak veel te druk hebben met hun eigen feest, wat een zegen is voor de anders zo zwaar belaste brandweerlieden, agenten en ambulancebroeders. Wat doet de Minister om dit in het hele land aan te moedigen? Het feest moet als een feest worden voorbereid. Er moet dus niet worden gefocust op het negatieve. Een groot feest, het grootste volksfeest komt eraan. Hoe gaan we dat organiseren? Er zijn veel verschillen tussen gemeenten. Wijst de Minister de gemeenten op de mogelijkheden om preventief op te treden? De Gemeentewet biedt mogelijkheden, maar ook de aangescherpte Politiewet biedt mogelijkheden. Denk aan gebiedsverboden die kunnen worden opgelegd aan de daders van het jaar ervoor en ook aan jongeren die al het hele jaar overlast veroorzaken.

Ik kom op de illegale vuurwerkhandel. We weten dat er nu al illegale vuurwerkpakketten naar Nederland komen, zoals mijn collega van de VVD zei. «Bompakketjes» heeft de woordvoerder van onderzoeksinstituut TNO ze genoemd. Als we cocaïne kunnen opsporen in pindakaas, bananen en siliconenborsten, kunnen we toch ook wel buskruit opsporen in pakketten? Kan de Minister de komende periode een verhoogde inzet realiseren? Het gaat om een heel specifieke periode. Collega Kooiman zei het al, kan er niet vaker worden gecontroleerd dan achttien keer per jaar, mede gezien het feit dat er gevaarlijk vuurwerk binnenkomt?

Na de voorbereiding volgt de handhaving. Mede naar aanleiding van mijn motie hebben we een brief ontvangen van het kabinet over de afstemming van al die vergunningverlenende overheidsdiensten. De Staatssecretaris belooft meer samenwerking, maar dat horen we wel vaker, ook bij andere problemen. Ik lees in de brief dat de informatie-uitwisseling nog niet helemaal zeker is omdat de systemen daarvoor nog niet klaar zijn. Dat kan pas ergens in 2017. Kan het niet pragmatischer, gewoon met gecombineerde teams? We moeten dat gevaarlijke vuurwerk tegenhouden en de daders opsporen en zwaar bestraffen.

Waarom is bescherming niet onderdeel van de vergunningverlening? Waarom wordt op de verkooppunten niet standaard een vuurwerkbril uitgereikt aan de kopers? In een overheidscampagne moet worden aangemoedigd dat ook de omstanders zo'n bril dragen. Komt er zo'n campagne om mensen te waarschuwen voor de risico's en gevaren van vuurwerk en om ze aan te moedigen om er vooral een feestje van te maken?

De heer Wassenberg (PvdD):

Uit het rapport Vuurwerkongevallen 2015–2016 blijkt dat een derde van de slachtoffers van vuurpijlen deze pijl niet zelf heeft aangestoken. Hoe zijn deze mensen geholpen met een veiligheidsbril? Zo'n bril kan het aantal slachtoffers misschien iets beperken, maar hooguit voor een deel. Een derde – dat is behoorlijk veel – blijft onbeschermd.

De heer Marcouch (PvdA):

Vuurwerk is in ons land over het algemeen verboden. We maken een uitzondering voor de viering van oud en nieuw. Veilig vuurwerk bestaat niet. Als we voorlichting geven, is het dan ook van belang om mensen te attenderen op het gevaar ervan. Zelf steek ik geen vuurwerk af en als ik op straat ben, kijk ik uit. Het vraagt veel van de mensen zelf, niet alleen bij het afsteken. Als je op straat bent, moet je uitkijken, want het is geen geheim dat in die periode vuurwerk wordt afgestoken. Elk ongeluk is er een te veel, of het nu wel of niet door eigen toedoen wordt veroorzaakt. Er zijn al te veel mensen die een oog kwijtraken of ander letsel oplopen. Ik vraag dan ook aan de bewindspersonen om mensen er bewust van te maken dat ook legaal vuurwerk gevaarlijk is. Ik vind dat ook de branche de verantwoordelijkheid moet nemen om voorlichting te geven bij de verkoop en brillen te verstrekken, wat mij betreft gratis, als onderdeel van de vergunningverlening: «je mag verkopen, maar van jou als verkoper vragen we dan wel wat.»

De voorzitter:

Ik vraag de heer Wassenberg om het voorzitterschap even over te nemen, zodat ik zelf mijn inbreng kan leveren.

Voorzitter: Wassenberg

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik wil, net als mevrouw Kooiman, eerst een aantal complimenten uitdelen aan de hulpverleners die zich weer voortreffelijk hebben opgesteld. Zij hebben gezorgd voor zo veilig mogelijke omstandigheden. Dan gaat het om de politie, de brandweer, artsen en al die anderen die zich ervoor hebben ingezet om het een mooi feest te laten zijn. Het is waardevol om met elkaar te delen dat het in de afgelopen jaren steeds rustiger is geworden. Het afgelopen jaar is het beter gegaan. Het aantal slachtoffers is verminderd en het aantal incidenten is teruggelopen. Het gaat dus de goede kant op, maar natuurlijk zijn er nog steeds grote zorgpunten. Het is eigenlijk wel bizar om weer te moeten constateren dat er ruim 11.000 incidenten hebben plaatsgevonden en dat er 523 mensen zijn gearresteerd. Oud en nieuw blijft een feest voor mensen, maar er zijn ook mensen die zich gruwelijk gedragen. Het blijft bizar: zo veel mensen vieren feest, maar ook zo veel mensen proberen het voor anderen te verpesten.

Er zijn meer zorgen. Die zijn met name gelegen in het feit dat er meer jeugdige slachtoffers zijn. Dat is iets wat wij dit jaar hebben gezien: een toename van 45% naar 53%. Wat is volgens het kabinet de oorzaak hiervan en wat zou het kabinet willen doen om dat tij te keren, zodat minder kinderen het slachtoffer worden? Dat is namelijk heel erg zorgelijk. Ik vond het wel heel goed om te zien dat een grote opticien, maar ook bepaalde gemeenten, zelf al de handschoen hebben opgepakt en gratis vuurwerkbrillen aan kinderen hebben uitgedeeld. Wanneer ik met mijn eigen kinderen vuurwerk ga afsteken, zie ik nog steeds dat er heel veel kinderen zijn die niet zo'n bril opzetten. Ik vind het onbegrijpelijk, maar het gebeurt. Sommige lagere scholen geven ze zelfs gratis en ook grote opticiens doen daaraan mee.

Het aantal ontploffingen en grote branden is toegenomen, maar niet per definitie door brandstichting. Kan het kabinet bezien wat daar de oorzaak van is? Is de oorzaak dat er meer fors en gevaarlijk vuurwerk is? Dat is wel een tendens waarover ik mij grote zorgen maak.

Omwille van de tijd sluit ik mij aan bij wat mevrouw Kooiman en de heer Van Veen zeiden over de webshops. Ik vind het heel erg zorgelijk dat wij postbezorgers in autootjes, op de fiets of bij de verzamelpunten bij Albert Heijn of andere winkels al die pakketten laten rondbrengen waar gevaarlijk vuurwerk in zit. Er zitten zware explosieven in en dat kan eigenlijk niet. Er wordt naar mijn mening te weinig op gecontroleerd en dat vind ik zorgelijk.

Een ander punt, waar wij het vandaag nog niet over hebben gehad, zijn de snelrechtzittingen, de ZSM (Zo Spoedig, Slim, Simpel, Selectief en Samen Mogelijk). Ik denk dat het belangrijk is om na nieuwjaarsnacht adequaat en snel op te treden. Wat mij verbaast, is dat het snelrecht eigenlijk maar heel weinig is toegepast. Daar waar het is toegepast, is dat eigenlijk alleen in de Randstad gebeurd en nauwelijks in de regio. In heel Oost-Brabant is er niet een ZSM-zaak geweest. Ik begrijp dat niet goed en zou graag van het kabinet willen horen waar dit aan ligt. Juist daar is lik-op-stuk heel belangrijk om direct op te treden, maar dat lukt dus niet. Ik vind dat niet goed en wil dus graag weten waar het aan ligt.

Wij weten dat er maatregelen worden bedacht omtrent het zware vuurwerk, ook in Europa. In het verlengde van wat andere woordvoerders vandaag al zeiden, zou ik willen dat daar nog daadkrachtiger tegen wordt opgetreden. In Italië, bijvoorbeeld, wordt heel gevaarlijk vuurwerk gemaakt. Dit wordt op de markt gepompt, ook voor consumenten.

Het is een linke boel met de jaarwisseling. Wij moeten heel goed opletten. Goede voorlichting is belangrijk. Met name moeten kinderen worden beschermd. Ik vind het prima om te bezien of je bepaalde gebieden veiliger kunt maken. Wat doet een gemeente? Het is allemaal fantastisch, maar vervolgens moeten wij wel met elkaar bezien hoe wij een mooie traditie overeind kunnen houden. Daar moeten wij samen ons best voor doen.

Voorzitter: Van Toorenburg

De vergadering wordt van 15.38 uur tot 15.45 uur geschorst.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen, en met name voor de complimenten die zijn uitgesproken voor al die mensen van gemeenten en hulpdiensten. Ik noem de ambulancemedewerkers en de mensen van de brandweer, de politie en het Openbaar Ministerie, maar natuurlijk ook de mensen van de ILT, die het afgelopen jaar hard hebben gewerkt om de jaarwisseling zo goed mogelijk te laten verlopen en die ook nu alweer aan het werk zijn om de komende jaarwisseling ook zo goed mogelijk te laten verlopen. Al die inzet, waarvoor ik zelf ook mijn waardering wil uitspreken, heeft ertoe geleid dat de afgelopen jaarwisseling aanzienlijk beter is verlopen dan de jaren ervoor. Er waren in zijn totaliteit minder incidenten, maar dat wil niet zeggen dat de incidenten die er toch waren, niet ernstig zijn.

Ik vind het van groot belang om vast te stellen dat het geweld tegen hulpverleners, welke hulpverleners het ook zijn, onacceptabel is en blijft. Wij zullen met elkaar op alle mogelijke manieren ervoor zorgen dat, als het toch plaatsvindt, daar keihard tegen wordt opgetreden. Gelukkig gebeurt dat ook.

Het beeld dat wij krijgen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten laat zien dat gemeenten vinden dat de beperkte afsteektijden hebben bijgedragen aan minder overlast tijdens de jaarwisseling. Ook geven steeds meer gemeenten aan dat zij gebruikmaken van de mogelijkheden om vuurwerkvrije zones in te stellen. Zij hebben aangegeven dat zij daar goede ervaringen mee hebben, zoals wij de Kamer hebben geschreven. Ik verwijs graag naar mijn brief van 31 maart jongstleden. Ik ben blij dat de maatregelen die wij met elkaar hebben genomen, hun vruchten afwerpen. Onze gezamenlijke inspanningen zullen dan ook voor de komende jaarwisseling onverminderd worden voortgezet. Wat mij betreft is er geen reden om het beleid dat wij nu met elkaar hebben geformuleerd aan te passen of te wijzigen. Wij moeten nu gewoon doorgaan op de ingeslagen weg en iedereen moet daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.

Alle woordvoerders realiseren zich dat het aan de gemeenten zelf is om afspraken te maken over vuurwerkvrije zones, het wel of niet organiseren van een groot feest, het wel of niet organiseren van een centraal vuurwerk en het wel of niet nemen van allerlei maatregelen via de wijkagent en via jongerenwerkers. Ik proef ook dat iedereen hier zegt: dat zijn echt keuzes die door de gemeenten moeten worden gemaakt. Het debat daarover moet plaatsvinden in de gemeenteraden. De heer Marcouch en de heer Van Veen hebben gezegd: zorg er wel voor dat de rijksoverheid ondersteuning en informatievoorziening biedt, om de gemeenten in staat te stellen hun eigen verantwoordelijkheid optimaal te kunnen nemen. Er zijn ontzettend veel maatregelen mogelijk gemaakt voor gemeenten om actie te ondernemen; de heer Marcouch wees daarop. Ik noem gebiedsverboden, maar er is een eindeloze reeks mogelijkheden voor gemeenten om acties te ondernemen die de veiligheid en de openbare orde tegemoet kunnen komen. Zoals wij elk jaar doen, zullen wij een brief met aandachtspunten voor alle betrokken partijen opstellen. Daarbij zullen wij aandacht vragen voor de veilige publieke taak, de campagne voor het veilig afsteken van vuurwerk en het toepassen van al die bestuurlijke instrumenten die wij mogelijk gemaakt hebben, waaronder het aanwijzen van vuurwerkvrije zones. Op die manier voldoen wij aan de behoefte die ik proef bij de Kamerleden, in de trant van: zorg er in ieder geval voor dat de instrumenten die er zijn, voldoende bekend zijn bij gemeenten, zodat zij binnen hun eigen verantwoordelijkheid hun eigen afwegingen kunnen maken.

De heer Wassenberg wees erop dat er mensen zijn die zeggen: maak het nu mogelijk om vuurwerk algeheel te verbieden. Wij hebben daarover steeds een debat. Vorig jaar was dat ook zo en ongetwijfeld zal in het in de voorgaande algemeen overleggen over dit onderwerp ook aan de orde zijn geweest. Net als vorig jaar proef ik daarvoor ook nu geen meerderheid in de Kamer. Er zijn ook mensen die zeggen: maak het dan wel mogelijk dat gemeenten hun hele gemeente als vuurwerkvrije zone aanwijzen. Dat gaat natuurlijk niet en dat begrijpt ook iedereen. Als het afsteken van vuurwerk een legale mogelijkheid is binnen de beperkingen die er zijn en er goede ervaringen mee zijn, kun je op basis van het Vuurwerkbesluit in de APV van alles opnemen, maar je kunt niet de hele gemeente als vuurwerkvrije zone aanwijzen. Dat betekent namelijk de facto dat je toch een vuurwerkverbod regelt. Maar de model-algemene plaatselijke verordening van de VNG geeft veel voorbeelden van gevallen waarin het verstandig zou kunnen zijn om een vuurwerkvrije zone af te kondigen. Het is dan aan de gemeenteraden om daarover na te denken.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de ervaringen van gemeenten. In de brief hebben wij geschreven dat er met de vuurwerkvrije zones positieve ervaringen zijn opgedaan. Ik zie bij de gemeenten geen behoefte om het instrumentarium op dat gebied uit te breiden. Ik verwacht dat bij de komende jaarwisseling nog meer gemeenten van die gelegenheid gebruik zullen maken, ook vanwege de positieve resultaten in andere gemeenten. Het is van belang dat het CCV, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, dat gefinancierd wordt door mijn ministerie, actief kennis deelt over de vuurwerkvrije zones. De VNG heeft daarover een website met veel informatie. Er is bij gemeenten geen behoefte om dat instrument verder diepgaand te evalueren. Het instrument is er en het wordt toegepast. De gemeenten zijn daar tevreden over en dat zal ongetwijfeld tot verdere toepassing leiden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb een vraag over die vuurwerkvrije zones. De Minister zegt dat er het afgelopen jaar meer vuurwerkvrije zones zijn ingesteld en dat deze succesvol zijn geweest. Daarom verandert hij het beleid niet. Ik zou zeggen: als die vuurwerkvrije zones zo succesvol zijn, waarom breid je die dan niet uit en maak je het gemeenten gemakkelijker om die vuurwerkvrije zones in te stellen? Dan help je de gemeenten ook met alle procedures om dat mogelijk te maken. Als het beleid succesvol is, waarom zet je dan niet meer in op dat beleid? Het hoeft geen beleidsverandering te zijn; het is een beleidsversnelling.

Minister Van der Steur:

Dat is juist allemaal al geregeld. De gemeente heeft gewoon de mogelijkheid om in de APV de mogelijkheid van een vuurwerkvrije zone op te nemen. Dat is een keuze die gemeenten zelf moeten maken. Vervolgens moet de gemeente daar dan toepassing aan geven. De rijksoverheid hoeft daar vanuit haar verantwoordelijkheid niets aan te doen. Dat is echt een afweging die gemeenten zelf kunnen maken.

Mevrouw Kooiman, mevrouw Van Toorenburg en andere leden spraken over agressie. We zien nog steeds dat er agressie is tegen mensen met een publieke taak. Ik herhaal dat dit echt absoluut onacceptabel is. Wij hebben daarover in het verleden goede afspraken met elkaar gemaakt, die ertoe hebben geleid dat het Openbaar Ministerie een strafverhoging eist van 200%. Die is conform de OM-richtlijn toegepast en ingebouwd in het systeem van het Openbaar Ministerie. Die wordt automatisch meegenomen in de bepaling van de uiteindelijke strafeis. Uiteindelijk zal de rechter daarin natuurlijk een eigen afweging maken. Wij hebben dit helemaal laten onderzoeken in 2012. Een en ander is uitgebreid met de Kamer besproken; ik was daar toen zelf bij, maar dan in een andere rol. Toen bleek dat de rechterlijke macht inderdaad die strafeisen aan het volgen is. Wij hebben geen aanleiding gehad om er verder diepgaand onderzoek naar te doen, met name omdat het een heel ingewikkeld en vrij omvangrijk onderzoek is geweest, maar uit de cijfers die ik heb toegestuurd blijkt dat de zaken die te maken hebben met de veilige publieke taak een hoger dagvaardingspercentage kennen. Er wordt expliciet voor gekozen om de zaak af te doen op een alternatieve manier. In 80% van de gevallen wordt echt gedagvaard. Dat is een buitengewoon hoog percentage. Het geldt ook voor lichte zaken. Het Openbaar Ministerie eist vaak een zwaardere modaliteit, zoals gevangenisstraf in plaats van taakstraffen. Er wordt ook vaak schadevergoeding geëist. Wat dat betreft zie ik de juiste reactie op handelingen en gedrag waarvan wij met elkaar vinden dat deze absoluut onacceptabel zijn. Ik ben blij dat het aantal incidenten op dat punt afneemt, zij het dat wij niet op alle fronten even blij kunnen zijn, zoals u aan de cijfers hebt kunnen zien.

Ik heb daarmee al antwoord gegeven op de vraag van de heer Van Veen of het kabinet voornemens heeft om zijn beleid ten aanzien van het vuurwerk te wijzigen. Wat mij betreft is dat voornemen er dus niet.

Mevrouw Kooiman vroeg of wij inzicht hebben in de uitspraken. Ik heb al gezegd dat wij daar geen inzicht in hebben. Wat wij wel weten, is dat supersnelrecht wordt toegepast waar dat kan. Mevrouw Van Toorenburg vroeg daar ook naar. Ik zie mogelijkheden om dit supersnelrecht uit te breiden. Ik hecht zelf grote waarde aan het lik-op-stukbeleid. Ik vind echt dat wij, als iemand zich misdraagt, moeten proberen om betrokkene zo snel mogelijk een tik te geven. Daar zijn twee mogelijkheden voor. Wij hebben het ZSM-traject, dat niet leidt tot een rechterlijke uitspraak, en wij hebben het supersnelrecht, dat wel leidt tot een rechterlijke uitspraak. Beide instrumenten worden gebruikt. Het voordeel van supersnelrecht is dat er echt een rechterlijke uitspraak ligt. De rechterlijke macht zegt ook altijd: al ons recht wordt op termijn supersnelrecht. Ik ben daar blij om en vind het een belangrijke ontwikkeling. Het gaat er natuurlijk wel om dat je de zaak rond krijgt. Als het Openbaar Ministerie de keuze heeft tussen supersnelrecht – met het risico de zaak niet rond te kunnen krijgen, waardoor misschien vrijspraak volgt – of de gewone weg – omdat men denkt daarmee zorgvuldiger en beter tot een goed eindresultaat te komen – vind ik dat het OM de goede keuze maakt als het kiest voor de weliswaar langzamere, maar op dat moment meer kansrijke route. Dat hoef ik mevrouw Van Toorenburg niet uit te leggen.

De voorzitter:

Ik ben weliswaar voorzitter, maar als de leden het goedvinden, stel ik een vraag. Wat mij bevreemdt, is dat het in de Randstad wel gebeurt, maar in de regio's niet. Is daar een aparte reden voor? Ik ben het helemaal met de Minister eens dat je het alleen moet doen als je het kunt doen en als je denkt dat het succes zal hebben. Maar waarom gebeurt het in de ene regio wel en in de andere regio niet?

Minister Van der Steur:

Ik denk dat het vooral komt door de aard van de delicten die zich lenen voor supersnelrecht, zoals winkeldiefstal. Naar de aard van de zaak komen die over het algemeen vaker voor in de Randstad dan elders. Er is gewoon meer ervaring in de Randstad met delicten die zich beter lenen voor supersnelrecht dan andere. Zoals u in mijn brief hebt gezien, is dit wel een punt dat ik graag wil bespreken met het OM en de rechterlijke macht, omdat ik zelf vind dat het instrument te waardevol is om regionale verschillen te laten zien. Mijn beleidsvoornemen – en dat zal ik ook uitvoeren – is om met de partijen om de tafel te gaan zitten over de vraag of wij dit instrument inderdaad toepassen waar dit kan. 2.800 zaken per jaar is niet veel op het totale aantal zaken. Wat mij betreft mag het vaker, maar wel met de beperking dat de zaak succesvol moet aflopen.

De voorzitter:

Als u dit bespreekt, zou ik graag de vraag meegenomen willen hebben of het ook te maken heeft met het feit dat er juist in de regio's bijna geen politie meer is. Wij hebben het dan over Limburg, Noord-Holland, Noord-Nederland en Oost-Brabant. Laten dat nu net de gebieden zijn waar de aanrijtijden erbarmelijk zijn en waar het heel lastig is om snel een politieagent in de buurt te hebben. Mijn vraag aan de Minister is dus: als u het onderzoekt, neem dit dan mee.

Minister Van der Steur:

Mevrouw Van Toorenburg en ik hebben hierover al vaker van gedachten gewisseld. Er zijn altijd verbeteringen mogelijk op een aantal terreinen, maar de conclusie dat er een verband is tussen supersnelrecht en aanrijtijden is niet een-op-een te trekken, voor zover dat in al die gebieden al een groot probleem zou zijn. Het geldt voor een aantal daarvan zeker, maar voor een heleboel ook niet. Maar ik neem het graag mee.

Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe de Minister de traditie van oud en nieuw zou willen omvormen. Welnu, dat is niet de ambitie van deze Minister. Deze Minister staat voor de simpele beleidsuitgangspunten die wij zojuist met elkaar hebben besproken, te weten ervoor zorgen dat wij alle instrumenten hebben die gemeenten nodig hebben om hun eigen keuzes te kunnen maken. Tegelijkertijd moeten wij instrumenten hebben om, als er sprake is van incidenten, daar adequaat tegen te kunnen optreden. Vervolgens zorgen wij voor goede samenwerking met de gemeenten, de politie, de brandweer, het Openbaar Ministerie en andere partijen. Verder noem ik voorlichting door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Het gaat erom dat iedereen weet welke middelen er zijn.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de oorzaak van de toename van het aantal branden. Het goede nieuws van het afgelopen jaar was dat het aantal brandstichtingen was gedaald. Maar het aantal branden was gestegen. Brandstichting is moedwillig, maar branden ontstaan bijvoorbeeld ook door afzwaaiend vuurwerk. Wij hebben geen inzicht in de precieze oorzaak daarvan. Het goede nieuws is dus dat er minder vaak brand is gesticht. Maar er is wel vaker brand ontstaan.

De Staatssecretaris zal ongetwijfeld het een en ander zeggen over de postorderbedrijven. Laat ik opmerken dat er het afgelopen jaar 60.000 kilo illegaal vuurwerk in beslag is genomen door de opsporingsdiensten. Ik zeg dat om aan te geven dat er echt sprake is van structurele inzet op de aanpak van illegaal vuurwerk, hoe lastig dit ook is, omdat je – zoals de heer Van Veen zei – bepaalde soorten vuurwerk vooral in de ons omringende landen op een relatief eenvoudige manier kunt verkrijgen.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal de resterende vragen voor mijn rekening nemen. Mevrouw Kooiman vroeg naar de oorzaak van de daling van het aantal slachtoffers. Zoals de Minister al zei, blijken de maatregelen die we eerder hebben genomen, effectief te zijn. Denk aan het verbod op Romeinse kaarsen en babypijltjes en de aangepaste afsteektijden. Ook de voorlichtingscampagne was belangrijk, zeg ik tegen de heer Marcouch. Die handhaven we. Mevrouw Van Toorenburg vroeg hoe we het aantal jeugdige slachtoffers naar beneden kunnen krijgen. Ik ben het zeer met haar eens dat dit van groot belang is. Het is afschuwelijk om al die kinderen met oogletsel en ander letsel te zien. Ik kan goed begrijpen dat de oogartsen in Nederland ieder jaar opnieuw hard aan de bel trekken. Kinderen en ook oudere slachtoffers zijn immers voor hun leven geraakt, en dat willen we met elkaar voorkomen. De komende voorlichtingscampagne richten we ons dan ook op kinderen in groep acht van de basisschool. Dat is immers een belangrijke doelgroep. We doen dat in samenwerking met de brandweer en ook de vuurwerkbranche. In de regio's waar de brandweer al actief is op dit gebied, zien we het aantal jeugdige slachtoffers dalen. Het is belangrijk om dit op te merken. De campagne die u allen kent, een van de slogans van Postbus 51, namelijk «je bent een rund als je met vuurwerk stunt» – wie kent ’m niet? – blijven we inzetten.

Een aantal leden heeft gevraagd hoe we internationaal illegaal vuurwerk aanpakken. Staat dit onderwerp wel voldoende op de Europese agenda? Komt daar ook actie uit voort? Dat is eigenlijk wat de Kamer van het kabinet verlangt. We zijn daar natuurlijk niet pas gisteren mee begonnen. Het is belangrijk om in Europees verband steeds aandacht te blijven vragen voor de problematiek van met name illegaal gebruik en het zware knalvuurwerk. In 2014 is er een expertmeeting met de Commissie en de lidstaten geweest over illegaal gebruik van zwaar vuurwerk. Die heeft geresulteerd in een Commissieonderzoek naar dit onderwerp. Dit marktonderzoek naar de handel in zwaar knalvuurwerk verkeert in de afrondende fase. Op basis van dit onderzoek gaan we na of de Europese regels moeten worden aangescherpt. Als dat het geval is, zullen we dat zeker doen. Via het gebruikelijke circuit bij Raden zullen we de Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten en haar hierin ook meenemen.

De heer Van Veen (VVD):

De Staatssecretaris zegt «het is belangrijk, het is belangrijk» en uiteindelijk valt het woordje «illegaal». In Nederland is het illegaal. Ik wijs erop dat je in België in de speelgoedwinkel vuurwerk kunt kopen dat in België legaal is. Ik kan me goed voorstellen dat de Belgen het arrogant van de Nederlanders vinden als wij aan hen gaan vertellen aan welke eisen hun vuurwerk moet voldoen. Wat gebeurt er met het Nederlandse beleid als België zegt «dat doen we niet»? Gaan wij ons dan aanpassen aan het Belgische beleid?

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is precies de reden waarom wij in Benelux-verband dit soort gesprekken voeren. Straks zal ik nog iets zeggen over een gesprek dat naar ik meen vorige week heeft plaatsgevonden tussen een delegatie van het Ministerie van V en J, van mijn ministerie en enkele gemeenten enerzijds en de Belgische buren anderzijds. Inderdaad kennen de Belgen een andere traditie als het gaat om het afsteken van vuurwerk. Men heeft ook geen federale regelgeving en gaat er heel verschillend mee om. Het is belangrijk om hierover binnen de Benelux te spreken om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen, ook op het punt van de aanpak van illegaal vuurwerk, en te komen tot harmonisatie van regels rondom bijvoorbeeld transport. Dat doen we ook. Uw punt is terecht en dat is ook opgepakt. U hebt gelijk dat we dat niet morgen al helemaal gelijkgetrokken hebben. Als er illegale activiteiten plaatsvinden, moeten we elkaar helpen die te beëindigen. Dat is ook de inzet van die gesprekken.

De heer Van Veen (VVD):

Ik voer dit debat waarschijnlijk maar één keer, maar de problematiek met Belgisch vuurwerk is al 25 jaar oud. Toen ik 20 was, hadden we al Belgisch vuurwerk in Oost-Brabant. De Staatssecretaris gebruikt weer het woord «illegaal». In België is het legaal. We kunnen dus wel zeggen dat het illegaal is, maar als de Belgen blijven volharden in hun standpunt dat het legaal is, zal uiteindelijk een van de twee partijen water bij de wijn moeten doen om iets legaal te laten zijn voor iedereen. Is de Staatssecretaris überhaupt bereid om ten aanzien van vuurwerk water bij de wijn te doen? Anders ben ik bang dat we over twintig jaar nog steeds over hetzelfde praten.

Staatssecretaris Dijksma:

Mijn wedervraag is: wat verwacht u dan van mij? In Nederland – ik begon er mijn inleiding mee – zijn we succesvol in het terugdringen van het aantal vuurwerkslachtoffers, onder andere doordat we zwaar vuurwerk met al zijn bedreigingen voor de volksgezondheid verboden hebben. Ik denk niet dat het terugdraaien van dat verbod vanwege de situatie in België kan rekenen op steun van uw collega's. Ik steun het ook niet. Hoe zitten we in dit gesprek? Daar waar harmonisatie van regelgeving mogelijk is, moeten we dat zeker verkennen. In Europa loopt er zoals gezegd een onderzoek naar illegaal en zwaar vuurwerk. Mogelijk vraagt dat actie van de Europese lidstaten. Het is niet zo dat ik een voorstel in mijn achterzak heb zitten. Om veiligheidsredenen hebben wij een aantal dingen buiten de orde verklaard. Dat moeten we niet gaan veranderen. Ik denk dat u er recht op hebt om te weten dat ik dat ook niet van plan ben. Ten aanzien van de samenwerking heb ik net verteld wat mijn inzet is. We voeren gesprekken. De tradities van Nederland en België zijn heel verschillend. Als grensbewoner weet u daar nog veel meer van dan ik. Ik heb niet de illusie dat we die verschillen binnen een jaar hebben opgelost. Alle partijen laten zien dat ze serieus betrokken zijn en in Benelux-verband gaan we na hoe we een stap verder kunnen zetten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Dijksma:

Misschien is het goed om nog even op te merken dat er vanaf 2017 in België een verbod komt op de verkoop van F3-consumentenvuurwerk aan particulieren. De beweging is dus eerder andersom.

Ik kom op de informatievoorziening. Er is al het een en ander gezegd over de voorlichtingscampagne. De branche geeft zelf ook voorlichting, zeg ik tegen de heer Marcouch. We hebben een zogenaamde safetydeal gesloten met de vuurwerkbranche. Dat houdt in dat de campagne vooral gericht is op het terugdringen van het letsel bij het afsteken van vuurwerk. Men neemt ook het initiatief om het personeel van de verkooppunten basiskennis bij te brengen van de risico's om de consumenten goed te kunnen informeren. Daarbij wijst men op het belang van het gebruik van brillen. Ik ben bereid om, nu we in het kader van de safetydeal toch met de vuurwerkbranche om tafel zitten, de branche te vragen of er een mogelijkheid is om de brillen gratis te verstrekken. Inderdaad moet er op dit moment voor worden betaald. Ik kan niet afdwingen dat de branche de brillen gratis verstrekt, maar men zou dit gebaar kunnen maken. Als die bereidheid er blijkt te zijn, laat ik dat weten aan de Kamer. Het is echter niet iets wat je bij wet of decreet kunt afdwingen. Je kunt het wel op tafel leggen en ik ben bereid om dat te doen.

De voorzitter:

Desondanks heeft de heer Marcouch een vraag.

De heer Marcouch (PvdA):

De afgelopen keer ben ik in een aantal winkels geweest, niet om te kopen maar om te kijken; kijken, kijken, maar niet kopen. Ik begrijp wel dat men zo veel mogelijk pakketjes wil verkopen. Ik zou graag de apotheekconstructie willen zien: voorlichting bij het verstrekken van zo'n pakket. Je steekt immers niet elke dag vuurwerk af. Dus: «dit zijn de gevaren en de risico's.» Ik denk dat we het verstrekken van brillen wel moeten afdwingen. We hebben de drie verkoopdagen in stand gehouden, juist om ruimte te creëren voor de branche om haar verantwoordelijkheid, die ze zelf zegt te willen nemen, ook goed te kunnen nemen. Als we dat niet terugzien, moeten we wel gaan nadenken over die verkoopdagen: hebben die dan wel enig nut?

Staatssecretaris Dijksma:

Volgens mij zijn wij, en is de branche, echt al een stuk verder dan de heer Marcouch nu suggereert. De inzet die uit de safetydeal blijkt, heeft precies hierop betrekking, namelijk voorlichting geven, ook bij de verkoop. Dat gaat men ook doen. Ik vind dat goed. Natuurlijk zullen we er scherp op toezien dat men zich ook aan de afspraken houdt. Ik zeg de Kamer toe dat ik bereid ben om in de gesprekken – de safetydeal is daar een tastbaar resultaat van – de suggestie te doen om die brillen gratis te verstrekken in die «apotheek», zoals de heer Marcouch het noemt. Dat hoort immers bij «kijken, kijken maar niet kopen», maar ik kan het niet afdwingen. Dat moet men mij ook niet vragen, want ik heb geen artikel in mijn achterzak om dat te kunnen. Ik denk dat het goede gesprek dat we hebben, voldoende basis biedt om na te gaan hoever we op dit punt kunnen komen. De uitkomst van het gesprek zal ik de Kamer laten weten. Dan kan zij ook zien of iedereen wel zijn best doet.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben blij met de toezegging van de Staatssecretaris en ook met de informatie dat de branche veel verder is dan ik dacht op basis van mijn observaties. Het gaat mij er helemaal niet om dat er een artikel komt, ik wil dat het een feest wordt, zonder ongelukken en verminkten die voorkomen hadden kunnen worden. Als de branche zegt dat zij haar verantwoordelijkheid zal nemen, dan juich ik dat toe. Ik houd de Staatssecretaris aan haar toezegging.

Staatssecretaris Dijksma:

Zoals u van mij gewend bent: dat mag.

Ik kom op het laatste punt: de illegale postpakketten. Het is van belang om hier goed op te letten. Het verleden heeft laten zien dat als gevolg van illegaal transport via bijvoorbeeld postpakketbedrijven veel gevaarlijk spul het land binnenkomt. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft met PostNL als grootste marktpartij een convenant afgesloten over een betere gegevensuitwisseling, zodat de diensten een betere ondersteuning kunnen bieden bij de opsporing. Het aantal controles was minder, maar er is ook minder gevonden. Kennelijk verplaatst de stroom zich. Er zijn minder pakketten aangetroffen, maar dat betekent nog niet dat het probleem daarmee is opgelost. Om die reden is er dat werkprogramma. Daarin werken we samen. Er zijn geen wettelijke wijzigingen nodig vanwege de bestaande mogelijkheden die de verschillende diensten hebben. Wel is een goede informatie-uitwisseling van belang. De ILT is geen opsporende dienst, maar vanuit haar handhavende taak kan zij wel ondersteunen. Er is dan ook voortdurend overleg.

De heer Marchouch vroeg waarom we met een en ander wachten tot 2017. We wachten niet met opsporing en handhaving, maar als een laatste stap om het net rond criminelen te sluiten, voeren we in 2017 een erkenningstelsel in voor personen die bedrijfsmatig vuurwerk importeren in Nederland. Als bedrijven met een legale handel in Nederland worden betrapt op illegale activiteiten, hebben we hiermee een titel om ook de legale handel stop te zetten. Dat is een belangrijk extra instrument. Eerder dan 2017 kunnen we dat niet voor elkaar krijgen, maar dat betekent zeker niet dat we tot die tijd stilzitten. Dat beeld zou ik verre van mij willen werpen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond om te zien of de leden behoefte hebben aan een tweede termijn. Dat is het geval. Het woord is aan de eerste spreker, de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben nog niet helemaal tevreden, want ik vind dat we een grote groep mensen in de kou laten staan. Voor roken hebben we heel strenge regelgeving om te voorkomen dat mensen last hebben of zelfs ziek worden van sigaretten- of sigarenrook. We willen dat longpatiënten ook naar het café kunnen gaan, of naar de schouwburg of de cinema. Als het om oudejaarsnacht gaat, zeggen we echter tegen diezelfde longpatiënten: zoek het maar uit, blijf maar binnen en plak ramen en deuren dicht tegen ultrafijnstof. Ik vind dat geen juist signaal. Dat is geen goede reactie. Daarom vraag ik bij dezen een VAO aan om een of meer moties te kunnen indienen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb twee punten, allereerst het vuurwerkverbod in bepaalde gebieden. De Minister las netjes de vijf zinnen voor die ook in de brief staan. Die informatie was mij dus al bekend. Ik heb een paar punten genoemd die ik graag terug zou zien in een evaluatie, bijvoorbeeld de mogelijkheden en onmogelijkheden voor gemeenten. Zijn er minder vuurwerkslachtoffers? Hoe zit het met de capaciteit van de handhavers en de politie? Is er sprake van een waterbedeffect in de omliggende gebieden? Dat zijn zaken die ik graag onderzocht zou willen hebben. Ik hoop dat de Minister deze vragen serieus neemt.

Mijn andere punt betreft de controles. De Staatssecretaris had het over een verschuiving. Ik ben benieuwd of we dan ook elders moeten gaan controleren. Achttien controles – mijn collega van de VVD had het over 100 kilo – is wel erg weinig. De vraag is immers groot en de websites zijn nog in de lucht. Dat laatste is logisch, want zoiets kun je niet zomaar verbieden. Een goede controle is belangrijk, zeker voor de medewerkers die de pakketjes rondbrengen. Kan er een intensivering plaatsvinden?

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Ik ben eigenlijk wel tevreden. Het kabinet is niet van plan om het beleid te wijzigen. Dat stemt mij gerust. Ik heb nog wel een aanvullende opmerking op twee punten, allereerst de Benelux-aanpak van het vuurwerk dat in andere landen wel mag worden verkocht. Ik wil Duitsland er ook best bij betrekken. Daar verkoopt de Lidl gewoon vuurwerk. Voor consumenten is onduidelijk wat wel en wat niet mag. Ik ben er een beetje bang voor dat deze discussie zich voortsleept. Ik hoor nu dat er goed nieuws is te melden en dat een bepaald soort vuurwerk in België niet meer verkocht mag worden aan consumenten. Dan weet ik echter nog niet zeker of er niet toch vuurwerk overblijft dat in Nederland verboden is. Ik vind het een lastig verhaal en ik ben benieuwd of de Staatssecretaris volgend jaar kan aangeven dat er iets is veranderd. Mijn verwachtingen zijn niet hooggespannen.

Mijn tweede opmerking gaat over de postorderbedrijven en de pakketbedrijven. Ik vind het antwoord wat mager. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat de verantwoordelijkheid vooral ligt bij de postorderbedrijven. Ik vind dat wij die bedrijven wel moeten helpen. Dat kan niet met achttien controles. Ik ben heel trots op de douane, die in de haven containers met illegaal vuurwerk uit China onderschept. Hier gaat het gewoon om postorderbedrijven die pakketjes uit Polen bezorgen bij consumenten binnen Europa. Dat gebeurt op nietsvermoedende wijze. Dan vind ik het iets te gemakkelijk om daar in de beantwoording niet op in te gaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Hoor ik het goed dat de VVD begint te pleiten voor harmonisatie van eisen aan consumentenartikelen in Europa? Daar zou ik zelf enorm voor zijn. Frankrijk verbiedt bepaalde hormoonverstorende stoffen, omdat die slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zeggen we: dat maken we zelf wel uit. Over vuurwerk wordt gezegd: er zijn andere regels in België dan in Nederland. Nu hoor ik echter een beweging van de VVD naar Europese harmonisatie. Hoor ik dat goed, of geldt dat uitsluitend voor het vuurwerkdossier?

De heer Van Veen (VVD):

Als mevrouw Van Tongeren goed had geluisterd, had ze gehoord dat ik niet voor harmonisatie ben. Ik zeg dat wij een probleem creëren door in Nederland dingen te verbieden die in België wel mogen. Consumenten die dat spul in België kopen, spreken we hier aan op het in bezit hebben van illegaal vuurwerk. Dat is verwarrend. Stel dat België, Duitsland of een ander Europees land niet bereid is zijn vuurwerkverordening of wat dan ook te wijzigen, hoe gaan wij daar dan mee om? Dat heb ik aan de Staatssecretaris gevraagd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De VVD probeert zich te presenteren als een consistente partij. Producten die in Frankrijk zijn verboden, zijn hier wel toegestaan, maar dat geldt niet voor producten die in België zijn gemaakt. Dat kan niet. Dan moet je de regels op alle vlakken harmoniseren. De VVD zal waarschijnlijk toe willen naar zo laag mogelijke eisen, terwijl GroenLinks wil uitgaan van de strengste regels. We willen dat de Belgen wat vuurwerk betreft onze regels overnemen, maar qua hormoonverstorende stoffen zijn we niet bereid om de Franse regels over te nemen. Is het een kwestie van selectief shoppen, of heeft de VVD een consistent standpunt?

De heer Van Veen (VVD):

Ik merk dat ik een beetje immuun word voor dit soort vragen. Ik zeg alleen dat we al twintig jaar met de Belgen praten over harmonisatie van vuurwerkregels en ik vraag de Staatssecretaris wat zij wil doen als de Belgen niet bereid zijn om hun regels aan te passen. Daar verwacht ik een normaal antwoord op en dat heeft niets te maken met hormonen in Frankrijk en dergelijke. Het gaat mij erom dat je als consument in Nederland wordt vervolgd voor het kopen van vuurwerk in België en Duitsland.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren krijgt nu het woord voor haar inbreng in tweede termijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou iets meer willen horen over de voortgang met betrekking tot de Pyrorichtlijn. Kan de Kamer nog iets doen om een en ander te bespoedigen, al dan niet via onze Europarlementariërs? Ik ben wat teleurgesteld in de Minister. Hij zegt: ho, ho, wij doen genoeg en de gemeenten zijn zelf aan zet. Als jongeren maar in de buurt komen van een pil, krijgen ze bezoek van de burgemeester, de politie en de school. Dan krijg je als ouder, zoals vandaag in de krant stond, een brief met de mededeling: uw kind is mogelijk in aanraking met drugs. Daar wordt dus flink op geïntervenieerd. Wordt er een joint gerookt in de buurt van een jongere, dan is het een en al law and order. Maar als jongeren het slachtoffer worden van vuurwerk of van de slechte luchtkwaliteit door dat vuurwerk, dan wordt er achterover geleund. Is de Minister op geen enkele wijze te bewegen om wat te helpen bij het omvormen van de traditie? We hebben immers al geconcludeerd dat de Nederlandse traditie rond oud en nieuw stap voor stap verandert. Het zou bijvoorbeeld enorm helpen als er samen met de VNG een handige modelverordening wordt gemaakt die ook de beroep- en bezwaarprocedures in alle gevallen kan doorstaan. Ik hoor de Minister «Hilversum» zeggen, maar die gemeente heeft er hard voor moeten werken om dat voor elkaar te krijgen. Maar goed, ik mag niet in discussie met de Minister.

De voorzitter:

Ik heb een vraag aan de Minister gehoord en daar zal hij in tweede termijn waarschijnlijk wel op antwoorden. Ik geef het woord aan de heer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen. We hebben het vooral over vuurwerk gehad, maar het gaat natuurlijk over het totaalbeeld van oud en nieuw, en dat is meer dan alleen vuurwerk. De overgrote meerderheid van de Nederlanders viert gewoon een mooi feestje, zoals ik al zei. Er is een minderheid die het verpest. Soms is vuurwerk daar een factor bij, maar heel vaak is er ook alcohol in het spel of is het een kwestie van willens en wetens auto's in de fik steken et cetera. De laatste jaren is de overheid zich steeds meer gaan bemoeien met dit feest. Dat offensief, die betrokkenheid, leidt ertoe dat het steeds beter gaat en dat we niet meer zeggen «het hoort erbij». Ik daag de bewindspersonen uit – ik hoorde de Minister positief reageren – om samen met gemeenten veel meer proactief initiatieven van onderaf te stimuleren om er daadwerkelijk een feestje van te maken. De burgemeester van Hilversum was het afgelopen jaar zeer te spreken over de betrokkenheid van de bewoners uit zijn gemeente. Ik zou zeggen: laten we vooral dat feest voor ogen houden en het offensief aanmoedigen en faciliteren.

Natuurlijk moeten diensten samenwerken, zeg ik tegen de Staatssecretaris. We zien echter dat er vaak langs elkaar heen wordt gewerkt. Aan de ene kant probeert de politie via lokwebsites de kopers van zwaar en verboden vuurwerk op te sporen, maar aan de andere kant is het heel gemakkelijk om via PostNL pakketjes te ontvangen. Ik zou willen dat we in dit soort periodes – we weten dat het nu weer begint – de diensten veel meer samen laten optrekken in plaats van alleen maar informatie te laten uitwisselen. Zoals de aanpak van andere misdaden heeft laten zien, is dat veel effectiever. Ik zou op dit punt meer offensief en meer betrokkenheid van de bewindspersonen willen zien.

Voorzitter: Wassenberg

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat dit een goed AO is. Het is mooi om op deze wijze het debat weer te beginnen na het reces om na te gaan hoe we het voor de komende periode nog weer beter kunnen maken. Een aantal gemeenten heeft wijzigingen aangebracht en ook goede vorderingen gemaakt. Ze hebben gebieden aangewezen waar geen vuurwerk mag worden afgestoken en hebben ter compensatie mooie shows georganiseerd. Ik vind het belangrijk om te zien hoe dat uitpakt.

Zelf heb ik in Engeland gewoond. Ik zou willen weten hoe de bezoekers naar die shows toegaan. In Engeland stappen veel mensen in de auto, terwijl ze een stuk in de kraag hebben. Dan lopen ze misschien geen letsel op als gevolg van vuurwerk, maar plakken ze wel tegen een boom. Misschien is het goed als de Minister van Infrastructuur en Milieu dit meeneemt. Lopen we hiermee een risico? Gebeuren er hierdoor meer ongelukken? Wat betekent dit voor het openbaar vervoer? Misschien moet dat dan beschikbaar zijn als de overheid een vuurwerkshow aanbiedt. Ik vind het belangrijk dat mensen daar op een veilige manier naartoe kunnen. Wat gaan we op dat punt faciliteren? Dat zou ik graag van de Staatssecretaris willen horen.

Ik ben blij dat de Minister gaat kijken naar de supersnelrechtszaken. Mij bekruipt het gevoel dat juist in regio's waar het ingewikkeld is om zaken op te helderen, geen supersnelrechtszaken zijn gevoerd. Ik wil graag van de Minister vernemen hoe dat komt.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van Toorenburg. Ik ben coulant geweest wat uw spreektijd betreft.

Voorzitter: Van Toorenburg

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Minister om te zien of hij direct kan antwoorden. Dat is het geval.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Mevrouw Kooiman vroeg naar ervaringen van gemeenten. Dat zijn typisch zaken die gemeenten zelf kunnen oppakken, al dan niet in overleg met de VNG. Wij zullen zorgen voor informatie en ondersteuning, zoals wij dat ieder jaar doen.

Mevrouw Van Tongeren zei: ik ben teleurgesteld in de Minister. Daar neem ik kennis van, maar ik snap niet zo goed waarom. Ik denk dat wij gemeenten juist op een heel zorgvuldige manier steunen en helpen om binnen hun eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden de maatregelen te nemen die nodig zijn. Er is een heel goede model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dat laat onverlet dat mensen daartegen bezwaar en beroep kunnen indienen. Zo zit het stelsel in Nederland nu eenmaal in elkaar. Als je belangen hebt, moet dat ook kunnen. Daar zou ik niets aan willen afdoen, maar dat zegt nog niets over de kwaliteit van de APV. De ervaringen met bijvoorbeeld de vuurwerkvrije zone zijn positief. Om die reden verwacht ik dat andere gemeenten daaruit lessen zullen trekken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Stel dat je dat wettelijk regelt, dan is dat toch makkelijker voor de gemeenten dan wanneer ze dat allemaal zelf moeten regelen per APV?

Minister Van der Steur:

Nee, want je hoeft dat wettelijk niet te regelen. Daar hebben we de APV nu eenmaal voor. APV's maken het mogelijk dat gemeenten individueel afwegingen kunnen maken. Dat is de keuze die we anderhalve eeuw geleden met elkaar hebben gemaakt door ons staatsbestel zo in te richten dat gemeenten hun eigen bevoegdheden hebben, en ik wil dat graag zo laten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Er wordt continu gewijzigd in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Rijk en de gemeenten, dus dat is niks nieuws. Een wettelijke regeling die de gemeenten die mogelijkheid geeft, voorkomt dat ze allemaal individueel een verordening moeten maken. Bovendien laat het een teneur van het Rijk zien. Als van bovenaf een richting wordt aangegeven – we gaan naar een fijn oud en nieuw voor iedereen – helpt dat een traditie veranderen. Daar zit mijn teleurstelling.

Minister Van der Steur:

Ik denk dat tradities veranderen als de samenleving dat wil, niet als de overheid dat oplegt. Dat is wel een mooi uitgangspunt. Verder heb ik gezegd wat ik erover heb gezegd. Er zijn uitstekende mogelijkheden voor gemeenten om keuzes te maken. Dat doen ze ook. Als er al beweging is in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeenten, betreft dat vooral de bevoegdheden van gemeenten. Die krijgen meer bevoegdheden, omdat zij dichter bij de burger staan. De rijksoverheid gaat niet bepalen of er op de hoek van de straat al dan niet een vuurwerkverbod moet zijn. Ik denk dat dit een heel verstandige beweging is.

In dat kader zie ik de opmerking van de heer Marcouch ook als ondersteuning van het beleid dat wij voeren: de rijksoverheid moet ervoor zorgen dat zij haar informatie op orde heeft en goed samenwerkt met gemeenten en alle andere partners. Ik dank hem voor deze bemoedigende woorden.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor haar tweede termijn.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Er waren nog een paar vragen, voor een deel op het terrein van opsporing en voor een deel op internationaal terrein. Laat ik de vragen van mevrouw Van Tongeren en de heer Van Veen combineren, al is dat wat gevaarlijk. Hun vragen hangen namelijk samen met de Pyrorichtlijn. Mevrouw Van Tongeren vroeg wat we eraan doen om deze aan te passen. Ook andere lidstaten, bijvoorbeeld België en Duitsland, krijgen steeds meer last van zwaar/illegaal vuurwerk. Het draagvlak om die Pyrorichtlijn aan te passen, is echt groeiende. De vraag was hoe we voorkomen dat we over twintig jaar nog steeds hetzelfde debat voeren. Dat moeten we inderdaad voorkomen. Dit jaar wil Nederland opnieuw een expertmeeting organiseren, mede op basis van het Europese onderzoek waarover ik net al vertelde. De uitkomsten zullen we wel moeten betrekken bij de discussie over het aanpassen van de richtlijn. Als we kiezen voor een bepaalde inzet, zullen we die delen met de Kamer om te bezien of zij dat ook verstandig vindt. Naast het gesprek dat we sowieso in de Benelux hebben over het tegengaan van illegale transporten en dergelijke, zullen we proberen om meer eenheid te krijgen in de aanpak van zwaar en/of illegaal vuurwerk. Wat in België tot nu toe zwaar legaal was, is straks voor een deel ook illegaal. Dat is een goede ontwikkeling. Als we voor het goede doel water bij de wijn moeten doen, dan doen we dat. Maar in dit geval kijkt België vooral naar Nederland: hoe pakken ze dat aan en kunnen wij daarvan iets leren? Dan is het niet zo zinvol om zelf meteen te gaan bewegen.

Ik kom op de postpakketten. Hoe gaan we daarmee om? Wordt er niet te weinig gecontroleerd? De tendens is dat er minder illegale pakketten via postorderbedrijven worden verzonden. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat men weet dat men tegen de lamp kan lopen. Ook helpen we de pakketbedrijven door gegevens uit te wisselen. Een deel van de illegale stroom verplaatst zich. Dat betekent weer werk aan de winkel voor andere diensten.

Daarmee kom ik op de vraag van de heer Marcouch. Het is inderdaad belangrijk dat we dat net samen sluiten. Daarvoor dient nu juist dat werkprogramma. Dat is een serieuze poging om te doen wat de heer Marcouch vraagt, namelijk niet alleen af en toe iets uitwisselen, maar via gezamenlijke acties bereiken dat de illegale stroom opdroogt. Ik ga de capaciteit van de ILT niet inzetten als ik zie dat het probleem zich verplaatst. Soms heb je helaas te maken met een waterbedeffect. De inkt van het werkprogramma is bij wijze van spreken nog maar net droog. Ik vraag de Kamer om het een kans te geven.

De voorzitter:

Er was ook nog een vraag over het openbaar vervoer.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, inderdaad. Ik ben een groot fan van het openbaar vervoer. Zeker als mensen iets op hebben, moeten ze daarvan gebruikmaken. Uit onderzoek blijkt echter dat mensen die vuurwerk willen afsteken met oud en nieuw, dat het liefst thuis doen. Vervoer rondom evenementen is decentraal belegd. Dat is iets waar de vervoersregio's samen met bijvoorbeeld het bevoegd gezag werk van moeten maken. Dan kom ik bij wat u en de heer Marcouch aangaven: het is van belang dat het lokale bevoegd gezag samen met de eigen vervoersautoriteit naar dit soort zaken kijkt, zodat een feest ook echt kan worden gevierd; groots en meeslepend als het kan, maar wel zonder problemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb een aantal toezeggingen gehoord, waarvan een heel concrete: de Staatssecretaris gaat in gesprek met de vuurwerkbranche over de gratis brillen. Daarnaast is toegezegd om in internationaal verband een aantal zaken aan te pakken. Verder worden zaken die zijn uitgerold bij de politie en de gemeenten goed gevolgd. We hebben ook genoteerd dat we een VAO over dit onderwerp krijgen. Dat is aangevraagd door de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. Dat VAO zullen we aanmelden.

Ik dank iedereen voor de belangstelling en ik dank de bewindslieden en hun ambtenaren.

Sluiting 16.38 uur.

Naar boven