28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 381 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2013

Met bijgevoegde rapportage1 informeer ik u – mede namens mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie – over de voortgang van het programma Veilige Publieke Taak (hierna: VPT).

In 2007 is door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het programma VPT geïnitieerd om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak – zoals ambulancemedewerkers, brandweermensen, onderwijzers en conducteurs – landelijk aan te pakken.

Het gaat daarbij om een gecombineerde en integrale aanpak van werkgeversmaatregelen, het bevorderen van de ketensamenwerking (beide vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en strafrechtelijke maatregelen (vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie).

Om de ambities op het terrein van VPT waar te maken heb ik besloten de looptijd van het programma VPT te verlengen en gedurende deze kabinetsperiode voort te zetten.

In bijgevoegde tiende halfjaarlijkse voortgangsrapportage wordt ingegaan op de inspanningen die in de periode juni – december 2012 zijn verricht en de voortgang die daarmee is geboekt.

Tijdens het Algemeen Overleg Agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers en overheidsmedewerkers van 30 januari 2013 en het VAO van 12 februari 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 51, item 19, blz. 56–59) heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan2. Hierna bericht ik u over de wijze waarop ik drie van deze toezeggingen ben nagekomen. Het betreft het verbinden van kwantitatieve doelstellingen aan het beleid van VPT, de relatie tussen burgerschap en VPT en de opvoeding van kinderen.

In het Algemeen Overleg van 30 januari jl. deed ik de toezegging na te gaan of er kwantitatieve doelen aan het beleid verbonden kunnen worden.

De huidige kwantitatieve doelstelling van het programma VPT is gebaseerd op slachtofferpercentages3. Wat betreft de overheidssectoren wordt daarbij uitgegaan van de meetgegevens van de tussenmeting «Agressie en Geweld» 2010, voor de politieke ambtsdragers van de percentages uit het onderzoek «Bedreigd Bestuur» 2010 en voor de overige sectoren van de gegevens uit de 1-meting uit 2009 (de benchmark ten behoeve van het instrument Agressie Weerbaarheids Onderzoek van de Internetspiegel).

Het programma VPT meet in haar monitors het slachtofferpercentage in organisaties. Werknemers met een publieke taak worden gevraagd of en hoe vaak zij in het afgelopen jaar slachtoffer van agressie en geweld zijn geweest. Het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat met haar jaarlijkse Veiligheidsmonitor op eenzelfde manier te werk.

Het programma VPT stimuleert registratie van incidenten, zodat deze vergeleken kunnen worden met de slachtofferpercentages. Het aantal geregistreerde incidenten geeft – door onderregistratie – een minder volledig beeld van de aard en omvang dan slachtofferpercentages. In 2011 gaven slachtoffers van agressie en geweld aan dat het laatst voorgevallen incident in 41% van de gevallen intern geregistreerd was4. De Monitor Agressie en geweld openbaar bestuur 20125 liet ook zien dat de feitelijke registratie een fractie is van het totaal aantal incidenten zoals werknemers deze opgeven in enquêtes6. Het programma VPT spoort, door slachtofferpercentages te confronteren met het aantal geregistreerde incidenten, werkgevers aan werk te maken van registratie van incidenten.

Tijdens het AO op 30 januari jl. heb ik toegezegd dat ik in de voortgangsrapportage VPT aandacht zal besteden aan het grensvlak tussen burgerschap in het algemeen en VPT. Het regeerakkoord vermeldt dat dit kabinet de overtuiging heeft dat het goed is voor onze samenleving en onze burgers om ruimte te maken voor initiatief en ondernemerschap. Daarbij past een betrouwbare overheid die kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal belemmert.

Het kabinet wil werk maken van ruimte voor innovatie van onderop, het belang van vakmanschap en ruimte voor de professional. Dit zien we ook terug in wat in het regeerakkoord benoemd wordt als kern van de decentralisaties: deze moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Mijn inzet rondom burgerschap en de doe-democratie verloopt via twee lijnen, namelijk door burgers in positie te brengen (bijvoorbeeld door belemmeringen weg te nemen voor vrijwilligers) en het vergroten van het aansluitingsvermogen van de overheid waarbij overheden leren situationeel te handelen. Initiatieven die erop zijn gericht om te bevorderen dat burgers actief deelnemen in het veiligheidsdomein, maken onderdeel uit van deze benadering.

Uw Kamer kan in juli 2013 een brief van mij verwachten waar ik nader inga op deze plannen, mede als reactie op de motie van uw Kamer over het bevorderen van de doe-democratie7.

Het beleid rond VPT richt zich op het veilig en integer kunnen uitvoeren van de publieke taak. Het VPT-beleid richt zich in essentie op maatregelen die werkgevers in betreffende sectoren dienen te treffen ter voorkoming van agressie en geweld, ter bescherming van de medewerkers en op de strafrechtelijke aanpak van de daders. Het VPT-beleid stelt grenzen en biedt bescherming aan organisaties met een publieke taak. Deze grenzen en bescherming gelden, op basis van wet- en regelgeving, mutatis mutandis, ook buiten de publieke sector.

In het kader van burgerschap richten de grenzen en bescherming zich op participatie in de samenleving.

Tijdens het VAO van 12 februari jl. heb ik u toegezegd in deze brief aandacht te besteden aan de rol van ouders bij het bestrijden van geweld tegen werknemers met een publieke taak. Ik ben van mening dat respect voor de publieke taak en het vermogen om je in een ander te verplaatsen de basis vormen voor een goed contact tussen burgers en overheid. Deze waarden en vaardigheden horen kinderen mee te krijgen in hun opvoeding. Iedere bij het opvoeden betrokken partij moet daarin zijn verantwoordelijkheid nemen, ouders voorop. Diverse departementen, gemeenten en andere overheden geven uitvoering aan beleid ten aanzien van ouders, opvoeding en opvoedondersteuning.

Vanuit de regierol voor VPT betrek ik ouders nadrukkelijk bij het bestrijden van geweld tegen publieke functionarissen. Zo ondersteun ik diverse VPT-initiatieven waarbij ouders worden betrokken, zoals:

  • De pilots «Halt op school» die door Halt Nederland in het schooljaar 2011–2012 zijn uitgevoerd op 10 scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Onderdeel van dit traject zijn speciale ouderavonden waarin ouders bewust worden gemaakt van het belang van respect voor de publieke taak en de gevolgen van agressie en geweld voor medewerkers met een dergelijke taak.

  • Halt heeft een VPT-les en ouderbijeenkomst ontwikkeld die in het reguliere aanbod van Halt aan scholen en gemeenten is opgenomen.

  • Halt heeft een specifieke Halt-straf ontwikkeld voor jongeren die een VPT-delict hebben gepleegd. De straf legt de nadruk op het gesprek tussen dader en slachtoffer en gaat uit van betrokkenheid van de ouder of opvoeder bij de uitvoering van de straf.

  • De Vreedzame Veilige Publieke Taak in Kanaleneiland in Utrecht is een project waarbij jongeren, ouders, scholen, gemeente, wijkbureau, jongerenwerk, wijkwelzijnswerk, een vrouwenvereniging, politie en openbaar ministerie actief samenwerken. De beginselen van de Vreedzame school worden daarmee doorgetrokken naar de wijk. Kern van de Vreedzame wijkaanpak is dat professionals samen met ouders, bewoners en jongeren aan vreedzame oplossingen en prettigere omgangsvormen werken. Er zijn afspraken over hoe te handelen bij een onverhoopte escalatie. Regel is dat in zo’n geval altijd contact wordt opgenomen met de daders, dat de relatie in stand wordt gehouden en dat herstel een kans krijgt. Als het gaat om jonge daders wordt altijd contact opgenomen met de ouders. Uniek aan dit project is de vervlechting met VPT. De Vreedzame wijkaanpak wordt op meer plaatsen in Nederland toegepast, zoals Amersfoort, Amsterdam-Noord en Hoorn.

In de voortgangsrapportage komen deze en andere projecten terug.

Via de website van het Expertisecentrum VPT worden dergelijke voorbeelden onder de aandacht van alle organisaties met een publieke taak gebracht. Ook de komende tijd zal ik goede, voor VPT relevante initiatieven met ouderparticipatie ondersteunen en aanjagen. Zo ben ik in gesprek met de sector onderwijs over de wijze waarop de hiervoor genoemde VPT-producten van Halt een vervolg kunnen krijgen.

Uit bijgevoegde voortgangsrapportage moge blijken dat er in de tweede helft van 2012 op alle hoofdlijnen van programma (voorkomen, ondersteunen van werkgevers, bestuurlijke aanpak en aanpakken van de daders) voortgang is geboekt. De focus is meer dan voorheen aangebracht op voorkomen en op de bestuurlijke aanpak door gemeenten. Naar mijn mening spelen gemeenten en met name burgemeesters een cruciale rol als werkgever, maar ook als subsidieverlener, vergunningverlener, handhaver, regisseur integrale lokale veiligheid en boegbeeld.

In 2013 zal ik nog meer nadruk leggen bij de bestuurlijke aanpak door gemeenten en voorkomen van agressie en geweld.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 372

X Noot
3

Kamerstuk 28 684, nr. 345

X Noot
4

Kamerstuk 28 684, nr. 327

X Noot
5

Kamerstuk 28 684, nr. 365

X Noot
6

In de Monitor geven raadsleden aan dat 11% van de incidenten wordt geregistreerd. Naar schatting is 7% van de incidenten ten opzichte van raadsleden bekend bij griffiers.

X Noot
7

Kamerstuk 33 400 VII, nr. 28

Naar boven