28 676 NAVO

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2020

Hierbij ontvangt u het verslag van de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie op 22 en 23 oktober 2020. De videoteleconferentie stond in het teken van lastenverdeling, afschrikking door en verdediging van het bondgenootschap, en NAVO-missies en -operaties. Ook werd door de Ministers kort stilgestaan bij de situatie in de Middellandse Zee.

Lastenverdeling

De Ministers spraken over alle drie de aspecten van lastenverdeling (cash, capabilities en contributions). Tijdens de bijeenkomst werd het zogenoemde Defence Capability Review Report door de Ministers vastgesteld. Het overzicht van het aan Nederland gewijde hoofdstuk uit de bijlage bij dit rapport is recent met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 28 676, nr. 347).

De dag voor de bijeenkomst maakte de secretaris-generaal een overzicht van de defensie-uitgaven van de bondgenoten openbaar. Uit dat overzicht blijkt dat de afgelopen zes jaar, inclusief 2020, de uitgaven van de Europese bondgenoten en Canada zijn gestegen. De secretaris-generaal benadrukte dat het, ook in tijden van COVID-19, belangrijk blijft om prioriteit te geven aan de defensie-uitgaven, gelet op de huidige en in sommige gevallen toenemende uitdagingen en dreigingen waarmee het bondgenootschap wordt geconfronteerd.

Nederland verwees in dit kader naar de onlangs gepubliceerde Defensievisie 2035 (Kamerstuk 34 919, nr. 71). Daarin komt deze urgentie ook aan bod. De Defensievisie biedt transparantie over hoe Defensie ervoor staat en welke opties en dilemma’s voorliggen. Volgende kabinetten zullen zich moeten buigen over eventuele vervolgstappen.

Afschrikking en verdediging

In het kader van afschrikking door en verdediging van de NAVO werd gesproken over de coherentie van de zogenoemde Deterrence and Defence Posture van de NAVO en hoe initiatieven ter versterking van deze posture verder aan elkaar kunnen worden verbonden. Er werd vooruitgekeken naar februari 2021, wanneer de Ministers zullen spreken over de implementatie van het concept for the Deterrence & Defence of the Euro-Atlantic Area (DDA). Aangaande afschrikking en verdediging werd verder door de secretaris-generaal in zijn openingsstatement aandacht besteed aan zijn recente bezoek aan Vliegbasis Volkel in het kader van een oefening met nucleaire dimensie en aan het belang van de vergrote transparantie over deze oefening.

Tijdens de bijeenkomst werd ook gesproken over weerbaarheid. De COVID-19 crisis is voor veel bondgenoten, waaronder Nederland, aanleiding om het belang van dit onderwerp verder te onderstrepen en na te gaan of en op welke onderdelen de (civiele) weerbaarheid kan worden versterkt, via de zeven Baseline Requirements uit het Report on the State of Civil Preparedness dat voorlag. Dit zijn niet-bindende minimumstandaarden om de weerbaarheid van enkele vitale functies in de samenleving te garanderen, zodat in crisistijd militaire inzet niet verstoord wordt.

De Ministers spraken verder over het politiek-militair advies over hoe de uitwerking van de ruimte als operationeel domein vorm moet krijgen. In dat kader werd stilgestaan bij het opzetten van een NATO Space Centre in Ramstein, als onderdeel van het overkoepelend ruimtebeleid van het bondgenootschap. Ook kwam cyber aan de orde, waarbij de Ministers steun uitspraken voor de aanbevelingen in het Progress Report on NATO Cyber Defence. De Ministers gaven tevens opdracht om te komen tot een nieuwe Cyber Defence Policy.

Middellandse Zee

De secretaris-generaal vroeg aandacht voor de situatie in de oostelijke Middellandse Zee, waar Griekenland en Turkije elkaars aanspraken betwisten. Er is een bilateraal militair de-conflictiemechanisme opgezet om het risico op ongelukken en incidenten te verkleinen. Er was onder bondgenoten brede steun voor de inspanningen van de secretaris-generaal om dit de-conflictiemechanisme mogelijk te maken. Nederland heeft in dit kader nogmaals het belang van dialoog benadrukt.

Operaties en missies

Tijdens de tweede werksessie lag de focus op de NAVO-missies in Irak en Afghanistan. Daarnaast vroeg de secretaris-generaal zoals verwacht aandacht voor de vulling van NAVO-activiteiten, -missies en -operaties. De Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) benoemde in dit kader onder andere het belang van substantiëlere bijdragen aan de NATO Response Force en Operation Sea Guardian. Beiden benadrukten dat het noodzakelijk is dat de bondgenoten hun bijdrage leveren, zodat de NAVO kan blijven voldoen aan haar hoofdtaken.

Irak

De Ministers spraken over de aanpassing van de NAVO-missie Irak (NMI). De secretaris-generaal stelde dat de Iraakse autoriteiten recentelijk nog hebben herbevestigd dat men de uitbreiding van de NMI verwelkomt. De NAVO-missie gaat zich op verzoek van Irak in de nabije toekomst richten op advisering en training van een breder scala aan Iraakse veiligheidsinstituties dan enkel het Iraakse Ministerie van Defensie. NMI zal zich daarbij in brede zin gaan richten op het versterken van deze instituties, om zo een verdere stabilisatie te bewerkstelligen en de terroristische dreiging nog effectiever te bestrijden.

Deze verbreding ligt in het verlengde van de inschatting die ook binnen de anti-ISIS coalitie wordt gemaakt, namelijk dat er een verdere verschuiving kan plaatsvinden richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw op institutioneel niveau, omdat de Iraakse veiligheidssector in toenemende mate zelf in staat is om de dreiging die van ISIS uitgaat het hoofd te bieden.

Met deze verbreding gaat gepaard dat NMI niet enkel in (de nabije omgeving van) Bagdad maar ook elders in Irak actief zal worden. Daarnaast zal de missie zo veel als mogelijk flexibel worden opgezet om adequaat in te kunnen blijven spelen op de behoefte van de Iraakse autoriteiten. Door een aantal bondgenoten werd daarbij terecht aangegeven dat de beschikbaarheid van zogenaamde enabling capaciteiten (logistiek, bevoorrading etc.) daarbij van groot belang is.

De Ministers stemden in met een herziening van het operatieplan van NMI, wat een verdere concretisering op zal leveren. Het is de verwachting dat tijdens de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie in februari 2021 een definitief besluit wordt genomen over de toekomst van deze NAVO-missie. Op dat moment zal ook voor bondgenoten inzichtelijk worden welke aanvullende militaire en civiele capaciteiten er precies nodig zijn. Op basis daarvan zal het kabinet vervolgens wegen of Nederland een aanvullende bijdrage kan leveren aan de toekomstige NMI.

Afghanistan

Tijdens de bijeenkomst onderstreepten bondgenoten eensgezind hun toewijding aan duurzame vrede in Afghanistan. Er werd gesproken over de ontwikkelingen in Afghanistan en de mogelijke gevolgen voor de Resolute Support missie (RSM). Daarbij benadrukten vele bondgenoten, waaronder Nederland, dat eventuele verdere aanpassingen van het troepenaantal «conditions-based» moeten zijn en in nauwe samenwerking gecoördineerd dienen te worden. Zij herhaalden daarbij het uitgangspunt: «in together, adjust together and out together». Nederland vroeg daarnaast aandacht voor het behouden van de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt.

Vrouwen, vrede en veiligheid

De Ministers stonden tijdens de tweede werksessie tevens stil bij het 20-jarig bestaan van de VN-Veiligheidsraad resolutie 1325. De Ministers spraken zich uit voor het belang van dit onderwerp en stemden in met het actieplan ter implementatie van de in 2019 vastgestelde NATO Policy on Preventing and Responding to Sexual Exploitation and Abuse. In het kader van dit onderwerp kondigde Nederland aan momenteel te werken aan het vierde Nationaal Actieplan (NAP) 1325, voor de periode 2021–2025. Uw Kamer ontvangt dit Actieplan zodra deze gereed is.

Letter of Intent grondgebonden luchtverdediging

En marge van de bijeenkomst tekende Nederland samen met negen NAVO-bondgenoten een Letter of Intent ten behoeve van de oprichting van een multinationaal materieelsamenwerkingsverband op het gebied van grondgebonden luchtruimverdediging1. Nederland gaat hiervan deel uitmaken omdat het, net als een aantal andere bondgenoten, aan de vooravond staat van de vervanging van belangrijke delen van de grondgebonden luchtverdediging. Het samenwerkingsverband is gericht op kostenbesparing, standaardisatie en interoperabiliteit. Met deze ondertekening gaat Nederland nog geen financiële of juridische verplichtingen aan.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

De negen bondgenoten zijn: België, Denemarken, Duitsland, Hongarije, Italië, Letland, Slovenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

Naar boven