28 676 NAVO

Nr. 226 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2015

Op 24 en 25 juni jl. kwamen de Navo-Ministers van Defensie te Brussel bijeen. Deze ministeriële viel halverwege de Navo-top in Wales en de Warschau-top volgend jaar zomer. Er is vooral gesproken over de uitvoering van de in Wales genomen besluiten. Tijdens de eerste dag ging de aandacht uit naar het Readiness Action Plan (RAP) en de langetermijnontwikkeling van de Navo in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie aan de randen van het verdragsgebied. De aangenomen ministeriële verklaring is als bijlage gevoegd bij dit verslag1.

Op de tweede dag vergaderde de Navo-Oekraïne Commissie met de Oekraïense Minister van Defensie Stepan Poltorak en kwamen de partnerlanden van de Resolute Support Missie bijeen om te spreken over de situatie in Afghanistan.

In deze brief ga ik tevens in op mijn toezegging, uit de geannoteerde agendabrief van 12 juni jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 225), om in het verslag van de Navo-ministeriële een nadere toelichting te geven over de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de VJTF. Daarnaast ga ik in op mijn toezegging, uit het algemeen overleg Kustwacht Caribisch gebied van 11 juni jl., om verslag te doen van mijn gesprek met mijn Franse collega Le Drian over de samenwerking tussen Frankrijk en Nederland.

Werksessie over het Readiness Action Plan

De Secretaris-generaal constateerde dat de fundamentele wijzigingen in de veiligheidssituatie vragen om diepgravende aanpassingen van de Navo. Hij noemde als voorbeeld de interim Very High Readiness Joint Task Force (VJTF), onder leiding van Duitsland, Nederland en Noorwegen. Met de succesvolle oefening Noble Jump 2015 is een belangrijke stap gezet op weg naar een in 2016 volledig operationele VJTF. Inmiddels zijn er zeven landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Polen, Spanje, Turkije en het Verenigd Koninkrijk) bereid om een framework grouping te leiden en het voortouw te nemen bij de invulling van de VJTF in de komende jaren. Verder wordt gewerkt aan het vestigen van zes NATO Force Integration Units (NFIU’s) die dienen voor de ondersteuning van de ontplooiing van de VJTF op het grondgebied van een Navo-bondgenoot. Het belang van goede Host Nation Support, waar Nederland zich steeds sterk voor heeft gemaakt, werd beklemtoond. In dat verband werd aandacht gevraagd voor de met Noble Jump 2015 opgedane ervaringen. Die ervaringen laten zien dat er in een aantal landen nog ruimte is voor een verbetering van de nationale procedures voor de grensoverschrijdende doorvoer van militair materieel naar het inzet- of oefengebied van de VJTF.

De NATO Response Force (NRF) groeit de komende jaren van ongeveer 13.000 naar 40.000 militairen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat eenheden in plaats van een jaar straks drie jaar met verschillende gereedheidsgradaties beschikbaar moeten blijven. De komende maanden zal worden gewerkt aan een duurzame inbedding van de NRF in de NATO Command Structure en de NATO Force Structure, zo stelde de Secretaris-generaal. Daarnaast is gesproken over het ontwikkelen van de lucht-, marine- en special forces componenten van de NRF. Ik heb, evenals de voorzitter van het Militair Comité en enkele van mijn collega’s, mijn zorg uitgesproken over het geringe aantal bijdragen aan de Standing NATO Maritime Groups.

Over de NFIU’s is besloten dat alleen (een deel van) de incidentele kosten voor de oprichting als gemeenschappelijke kosten mag worden aangemerkt. Onderhoud en lopende kosten komen derhalve hiervoor niet in aanmerking.

Op voorstel van onder meer Nederland en het Verenigd Koninkrijk zal de Secretaris-generaal met een voorstel komen voor het testen van het politieke besluitvormingsproces.

Mijn Amerikaanse collega Ashton Carter kondigde aan dat zijn land militair materieel gaat prepositioneren in de drie Baltische staten, Bulgarije, Polen en Roemenië en daar op compagniesniveau met roulerende eenheden mee zal gaan oefenen. Daarnaast zal de Verenigde Staten ook zogenoemde enablers ter ondersteuning van de VJTF beschikbaar stellen.

De Secretaris-generaal vroeg de aandacht van de Ministers voor de uitvoering van de in Wales aangegane Defence Investment Pledge. Inmiddels heeft een meerderheid van de Navo-landen concrete plannen voor het verhogen van de defensie-uitgaven of is daar reeds mee begonnen. Ik heb voorts gepleit voor het publiceren van de nieuwe nationale input-output cijfers, zodat nationale parlementen meer inzicht krijgen in de capaciteiten die voor het beschikbare budget kunnen worden geleverd.

Werkdiner

Tijdens het diner werd vooruitgekeken naar de Navo-top in Warschau. De Poolse Minister kwam met voorstellen voor verdere langetermijnaanpassingen van de Navo, te bespreken in de aanloop naar Warschau. De discussie ging vooral over het langetermijnantwoord van de Navo op de gewijzigde Russische opstelling, de toegenomen Russische capaciteiten en hoe deze zijn geïntegreerd. Tijdens de ministeriële is meermaals het belang onderstreept de in 2014 genomen geruststellende maatregelen ook in de toekomst voort te zetten, op een manier die aansluit bij de verdere uitontwikkeling van het RAP (de zogenoemde «adaptation»). In Wales is besloten tot het Readiness Action Plan (RAP) en de oprichting van de VJTF, die het mogelijk moet maken om sneller te reageren op crisissituaties. De vraag is nu of de genomen aanpassingsmaatregelen voldoende zijn. De mogelijke implicaties van de gewijzigde Russische militaire strategie (conventioneel, hybride, nucleair) voor de Navo kwamen ook aan de orde.

Tijdens het diner, in aanwezigheid van Hoge Vertegenwoordiger Frederica Mogherini, kwamen ook hybride dreigingen aan de orde. Een aantal Ministers drong aan op nauwe praktische samenwerking van de Navo met de EU op dit vlak en meer aandacht voor strategische communicatie. De Hoge Vertegenwoordiger verwees ook naar de binnen de EU gevoerde «strategische reflectie» die kort voor de Navo-top in Warschau moet leiden tot een nieuwe EU-veiligheidsstrategie.

Het is nu nog te vroeg om de conclusie te trekken dat de huidige NATO Command Structure (NCS) niet voldoet aan de nieuwe eisen voor wat betreft de zwaardere collectieve defensietaak. Pas eind dit jaar is de recentelijk aangepaste NCS volledig operationeel en thans gaat de aandacht uit naar het optimaal vullen van de functies. De Nederlandse insteek is dat pas daarna kan worden gekeken of aanpassingen aan de NCS überhaupt nodig zijn.

Navo-Oekraïne Commissie

Dit was de eerste bijeenkomst met de in oktober 2014 aangetreden nieuwe Oekraïense Minister van Defensie Stepan Poltorak. Secretaris-generaal Stoltenberg herhaalde in zijn openingswoorden nogmaals de ongeclausuleerde steun van het bondgenootschap voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne. Hij refereerde voorts aan de grote uitdagingen waarmee de regering in Kiev te maken heeft. Hij dankte de Oekraïense Minister voor zijn inzet om bureaucratische belemmeringen, die de samenwerking bemoeilijken, verder weg te nemen.

Minister Poltorak gaf een schets van de militaire situatie in Oost-Oekraïne en de hoge prijs uitgedrukt in mensenlevens die Oekraïne moet betalen. Hij sprak zijn zorg uit over de voortdurende schendingen van het bestand en de niet aflatende steun van Rusland voor de separatisten. Hij verwees voorts naar het hervormingsprogramma van de Oekraïense overheid waarin corruptiebestrijding en versterking van de rule of law een belangrijke rol spelen. Euro-Atlantische integratie blijft het uiteindelijk te bereiken doel voor Oekraïne, aldus Minister Poltorak.

Bondgenoten herhaalden dat een politieke oplossing voor het conflict de enige oplossing is en dat integrale uitvoering van de Minsk-akkoorden daarvoor noodzakelijk is. Zij toonden zich bezorgd over de gebrekkige naleving van de Minsk-akkoorden tot dusver, in het bijzonder van de kant van Rusland en de separatisten.

Resolute Support

De Ministers van alle partnerlanden die meedoen aan Resolute Support missie spraken met de Afghaanse waarnemend Minister van Defensie, Mohammed Mazoom Stanekzai. Hij beklemtoonde het belang van voortgezette steun van de Navo-landen en vroeg om geduld om de bereikte resultaten in de opbouw en veiligheid van zijn land te kunnen bestendigen.

Uit de interventies van de voorzitter van het Militair Comité, als ook die van SACEUR en de commandant van de Resolute Support missie, bleek dat de Afghaanse veiligheidsdiensten voor een zware uitdaging staan. Stanekzai onderstreepte de complexiteit van de huidige situatie, verwijzend naar de rol van ISIS, de Taliban en diverse criminele netwerken.

SACEUR vroeg aandacht voor de nog bestaande tekortkomingen van de ANSDF en drukte bondgenoten en partners op het hart voldoende bijdragen te blijven leveren, tot en met RSM fase 2 («Kabul only»). Alleen dan kan de overgang naar een Enhanced Enduring Partnership kon worden gemaakt.

Gesprek met Franse Minister van Defensie

En marge van de Navo-vergadering sprak ik met mijn Franse collega Le Drian over de samenwerking in MINUSMA en het Caribisch gebied. Frankrijk heeft de financiering rond om in 2017 een walradarsysteem op de Franse Bovenwindse Eilanden te plaatsen. Minister Le Drian heeft de Kustwacht in het Caribisch gebied uitgenodigd aan te haken bij het project om informatiedeling mogelijk te maken.

De twee kustwachtorganisaties werken dit gezamenlijk verder uit. Voorts hebben we afgesproken ons in te zetten voor de spoedige ondertekening van een status of forces agreement (SOFA) en van een operationele samenwerkingsovereenkomst tussen de kustwachten om de onderlinge samenwerking en de mogelijkheden voor oefeningen te verbeteren.

Inzetscenario’s Very High Readiness Joint Task Force (VJTF)

In de geannoteerde agendabrief voor de Defensieministeriële (Kamerstuk 28 676, nr. 225, 12 juni 2015) heb ik toegezegd in het verslag een nadere toelichting te geven op de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de VJTF. De VJTF is in de eerste plaats opgericht voor de collectieve verdediging in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie op de oostflank van het bondgenootschap. Inzet van de VJTF voor andere doeleinden is echter niet uitgesloten. De mate van parlementaire betrokkenheid is afhankelijk van de inzetomstandigheden. Hieronder worden vier scenario’s geschetst ter verduidelijking.

Crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied

De Noord-Atlantische Raad (NAR) kan besluiten Navo-eenheden in te zetten voor crisisbeheersing buiten het Navo-verdragsgebied. In situaties die vragen om een urgente reactie, zou de VJTF kunnen worden ingezet. Op grond van artikel 100 van de Grondwet zullen de Nederlandse eenheden die deel uitmaken van de VJTF doorgaans niet voor crisisbeheersing worden ingezet voordat de regering aan de hand van het Toetsingskader inlichtingen heeft verstrekt aan uw Kamer. Voorts heeft Nederland via de NAR invloed op de inzet van de VJTF, omdat hiervoor een unaniem besluit van de 28 bondgenoten nodig is.

Artikel 5-situatie

Artikel 5 van het Noord-Atlantisch (Navo) Verdrag bepaalt dat een gewapende aanval tegen een of meer van de bondgenoten als een aanval tegen alle bondgenoten wordt beschouwd. De Navo-bondgenoten bespreken in de NAR of sprake is van een gewapende aanval. Alleen als zij unaniem vaststellen dat dit het geval is, bezien zij hoe de aangevallen bondgenoot kan worden bijgestaan. Het is mogelijk dat de VJTF in een artikel 5-situatie wordt ingezet als initiële reactiemacht. In dat geval is sprake van de verdediging van het Koninkrijk en zijn bondgenoten. Deze taak valt niet onder artikel 100 van de Grondwet. Er bestaat daarom geen verplichting uw Kamer voorafgaand aan de inzet van de VJTF te informeren. Het kabinet zal evenwel altijd trachten dit te doen. Gezien de urgentie van een artikel 5-situatie is het echter denkbaar dat uw Kamer pas wordt geïnformeerd als de VJTF-eenheden al onderweg zijn naar het inzetgebied.

Oplopende spanningen

Een Navo-bondgenoot die zich bedreigd voelt, kan op grond van artikel 4 van het Navo-verdrag vragen om consultaties. De NAR zou na deze consultaties een unaniem besluit kunnen nemen de VJTF preventief in te zetten. In het geval van oplopende spanningen is het voorts mogelijk dat de SACEUR voorstelt de VJTF preventief te ontplooien. Ook in dit geval is een unaniem besluit van de NAR nodig. In beide scenario’s is sprake van een afschrikwekkende maatregel in het kader van de collectieve verdediging en bestaat geen verplichting uw Kamer voorafgaand aan de inzet van de VJTF te informeren. Het kabinet zal niettemin altijd trachten dit te doen. Het is echter denkbaar dat de VJTF op zeer korte termijn moet reageren op een dreiging, waardoor uw Kamer niet voorafgaand aan de inzet van de VJTF kan worden geïnformeerd.

Reguliere oefeningen

De VJTF oefent regelmatig op het grondgebied van Navo-bondgenoten. Deze oefeningen zijn gericht op het verbeteren van de gevechtscapaciteit en interoperabiliteit en maken deel uit van het reguliere takenpakket van de VJTF. Evenals bij andere oefeningen wordt uw Kamer in beginsel niet over deze gereedstellingsactiviteiten geïnformeerd.

Aan het einde van elk jaar informeer ik uw Kamer over de Nederlandse deelname aan de NRF, de EUBG en Frontex voor het komende jaar. Daarbij zal ik vanaf dit jaar expliciet aandacht besteden aan de eventuele Nederlandse deelname aan de VJTF, de wijze waarop deze inzet gestalte krijgt en de voorziene inzet, voorzover bekend en openbaar.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven