28 676 NAVO

Nr. 225 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2015

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan ten behoeve van de Navo-ministeriële op 24 en 25 juni a.s. te Brussel. Tevens ga ik in op de toezegging, uit het algemeen overleg over internationale militaire samenwerking op 11 februari jl., tot een nadere toelichting op hoe de Joint Expeditionary Force (JEF) zich verhoudt tot andere snelle reactiemachten.

Agenda

In de uitnodigingsbrief van 2 juni jl. beklemtoont Secretaris-generaal Stoltenberg dat de ministeriële bijeenkomst op een belangrijk moment wordt gehouden, namelijk tussen de Navo-Top in Wales van september vorig jaar en de Top in Warschau op 8 en 9 juli 2016. Op de eerste dag van de bijeenkomst zal dan ook veel aandacht worden besteed aan de uitvoering van het Readiness Action Plan (RAP), dat in Wales werd aangenomen. Tijdens het werkdiner zal over de langetermijnplanning van de Navo worden gesproken, in het bijzonder over de Political Guidance voor het Navo Defensie Planningsproces (NDPP). Op de tweede dag vergadert de Navo-Oekraïne Commissie, gevolgd door een bijeenkomst met de partnerlanden van de Resolute Support missie.

Werksessie over het Readiness Action Plan

Zoals bekend, bevat het RAP maatregelen ter verhoging van de gereedheid en de inzetbaarheid van de Navo-strijdkrachten. Daartoe wordt ook de NATO Response Force (NRF) hervormd en de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) opgericht.

Het RAP is sinds de vorige Navo-ministeriële in februari jl. verder uitgewerkt. De oprichting van de VJTF moet de Navo in staat stellen snel, slagvaardig en flexibel te reageren op dreigingen waar dan ook in het verdragsgebied. Om de slagkracht van de Navo te garanderen, is besloten tot een omvang van drie brigades. Eén brigade bereidt zich voor (de stand-up VJTF-capaciteit), één brigade heeft een hoge gereedheid voor zeer snelle inzet (de stand-by VJTF-capaciteit), en één brigade is nog beschikbaar na de stand-by fase (de stand-down VJTF-capaciteit). De stand-up en stand-down VJTF-eenheden kunnen als versterking voor de stand-by VJTF dienen. Naar verwachting is de VJTF in juli 2016 volledig operationeel. Dit jaar levert Nederland samen met Duitsland en Noorwegen de landcomponent van de interim--VJTF. Hierdoor heeft Navo niet alleen een interim--capaciteit, maar wordt ook waardevolle ervaring opgedaan met het concept van zeer snel inzetbare eenheden. De Ministers zullen de uitwerking van het VJTF-concept bespreken en daarbij ook aandacht besteden aan de nog verder te ontwikkelen componenten van de marine, luchtstrijdkrachten en special operations forces. Nederland hecht hier groot belang aan omdat de dreigingen of veiligheidsrisico’s aan de flanken van het Navo-verdragsgebied niet alleen om snel inzetbare landstrijdkrachten vragen.

Voorts zal worden gesproken over de NATO Force Integration Units (NFIU's), die de VJTF ondersteunen bij de ontplooiing op het grondgebied van een Navo-bondgenoot. Het takenpakket van de NFIU’s wordt thans uitgewerkt. Vast staat dat er in de Baltische Staten, Bulgarije, Polen en Roemenië een NFIU komt. Deze NFIU’s krijgen een omvang van maximaal 40 personen, de helft hiervan is afkomstig uit het gastland. Nederland heeft in totaal acht militairen aangeboden voor de NFIU’s in Estland, Letland, Litouwen en Polen. De Nederlandse inzet is steeds geweest dat de ontvangende landen zorg dragen voor een goede Host Nation Support en dat zoveel mogelijk andere Navo-landen personeel bijdragen.

Ook komen de politieke besluitvorming en de operationele planning aan de orde. Deze beide aspecten moeten, met het oog op de operationele inzet van de VJTF, naadloos op elkaar aansluiten. Voor de geloofwaardigheid en de effectiviteit van de Navo is het van belang dat het politieke besluitvormingsproces is afgestemd op de zeer snelle inzetbaarheid van de VJTF. Vanzelfsprekend blijft steeds een besluit van de Noord-Atlantische Raad nodig voor de inzet van eenheden. In mijn brief over de parlementaire betrokkenheid bij de inzet van de Very High Readiness Joint Task Force (Kamerstuk 29 521, nr. 279, 27 januari 2015) ben ik reeds ingegaan op de betrokkenheid van uw Kamer. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg op 29 januari jl., zal ik dit opnieuw doen in het verslag naar aanleiding van de ministeriële op 24 en 25 juni a.s.

De Nederlandse positie is dat de Navo uiteindelijk moet beschikken over een reactiemacht die zowel geloofwaardig als duurzaam is. Voorts moet de Navo flexibel blijven, geen terugkeer naar de statische verdediging uit de tijd van de Koude Oorlog. De VJTF moet kunnen worden ingezet tegen dreigingen waar dan ook in het verdragsgebied. Tot slot moeten alle 28 bondgenoten een militaire en/of financiële bijdrage leveren aan de uitvoering van het RAP. Wat de maritieme component betreft, heb ik reeds eerder mijn zorg uitgesproken over de geringe bereidheid van landen om schepen aan de Standing NATO Maritime Groups beschikbaar te stellen. Dit blijft een punt van aandacht.

Naast de uitvoering van het RAP zal ook worden gesproken over de Defence Investment Pledge. Verder wordt er aandacht besteed aan de reactie van de Navo op het concept van hybride oorlogvoering, vooral in de context van de situatie in Oost-Oekraïne.

Werkdiner

Het werkdiner biedt de gelegenheid voor een discussie over de langetermijnontwikkeling van de Navo in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie. De Hoge Vertegenwoordiger, Federica Mogherini, zal daarbij aanwezig zijn. De verbondenheid van de Navo met in eerste instantie de EU, maar ook met de OVSE en de VN, zal op de Top in Warschau ook naar voren moeten komen evenals het verder ontwikkelen van de dialoog en samenwerking met partnerlanden.

Tijdens het werkdiner spreken de Ministers ook over de nieuwe Political Guidance.

Deze dient als prioriteitstelling voor de volgende cyclus van het Planningsproces van de Navo. In het gerubriceerde document wordt aan de hand van verschillende inzetscenario’s bepaald welke capaciteiten de Navo nodig heeft. Zo wordt gegarandeerd dat de Navo in voorkomend geval trefzeker kan reageren, zowel in crisisbeheersingsoperaties als in een Artikel 5-situatie. Het is belangrijk dat ook in de nieuwe Political Guidance de collectieve verdediging, crisisbeheersing en veiligheidssamenwerking (de drie kerntaken van de Navo) met elkaar in evenwicht zijn.

Navo-Oekraïne Commissie

De Navo-Oekraïne Commissie (NUC) wordt gehouden met de Oekraïense Minister van Defensie Stepan Poltorak. Aan de orde zullen komen de veiligheidssituatie in Oekraïne en de voortgang op het gebied van defensiehervorming, ondersteund vanuit de Navo Trust Funds. De Navo-landen zullen steun uitspreken voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne. Nederland hecht er belang aan dat de Oekraïense overheid de voorgenomen ambitieuze hervormingen uitvoert.

Sessie met partners van Resolute Support

De Ministers van alle partnerlanden die meedoen aan Resolute Support alsmede een vertegenwoordiger van Afghanistan bespreken in een gezamenlijke sessie over de situatie in Afghanistan. De missieplanning en de bijbehorende gefaseerde overgang naar een Enhanced Enduring Partnership zijn eveneens onderwerp van gesprek. Nederland heeft nog niet besloten tot deelneming aan het Enhanced Enduring Partnership. Nationaal is nu de verlenging van de eerste fase van de Resolute Support missie aan de orde.

Cyber Defence

De Ministers ontvangen voorts een rapport over de voortgang van het NATO Enhanced Cyber Defence actieplan. Sinds het vorige voortgangsrapport is onder meer vooruitgang geboekt met het Navo Industrie Cyber Partnerschap en is het debat gestart over cyber als mogelijk operationeel domein. Nederland steunt de Enhanced NATO Cyber Defence Policy en het bijbehorende Actieplan.

Nederland zet in op een pragmatische aanpak, die voortbouwt op de huidige cyber defence beleid en realistische en praktische vervolgstappen benoemt. Uitgangspunt hierbij is dat de prioriteit voor de Navo moet liggen bij de bescherming van de eigen netwerken en dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor de opbouw van eigen capaciteiten, waarbij de Navo een ondersteunende rol kan spelen.

Toelichting op de Joint Expeditionary Force

De Joint Expeditionary Force (JEF) is een interoperabel samenwerkingsverband waartoe het Verenigd Koninkrijk het initiatief heeft genomen om snel op crises te kunnen reageren teneinde een grootschalige operatie te voorkomen. Partnerlanden kunnen van geval tot geval besluiten om op modulaire basis een bijdrage te leveren aan de JEF. Doel is voorts om sneller te kunnen besluiten dan à 28 in Navo. De partnerlanden kunnen in JEF-verband ook een bijdrage leveren aan de NATO Response Force of de EU Battlegroup. Nederlandse bijdragen aan de JEF zullen steeds moeten worden bezien in samenhang met bijdragen aan andere snelle reactiemachten.

De JEF komt voort uit de reorganisatie van de Britse krijgsmacht en past binnen het Framework Nation Concept van de Navo. Het Verenigd Koninkrijk wil samen met partnerlanden de onderlinge interoperabiliteit versterken en met de JEF-structuur op drie crises tegelijk kunnen reageren. Nederland kent met de UK/NL amphibious force al geruime tijd een hoge mate van interoperabiliteit met het Verenigd Koninkrijk. Deze kan in JEF-verband worden versterkt ten behoeve van de expeditionaire inzet. De kracht van de JEF zal komen te liggen in het snelle, expeditionaire karakter.

In 2018 zal de JEF in multinationale vorm volledig operationeel inzetbaar zijn en zal een Memorandum of Understanding (MoU) worden getekend. Eerst ondertekenen de partnerlanden, waarschijnlijk in de tweede helft van dit jaar, een oprichtingsmemorandum. Daarmee onderstrepen zij hun inzet en worden de eerste contouren van de JEF zichtbaar. In de brief over internationale militaire samenwerking in oktober a.s., zal ik u opnieuw informeren over de ontwikkelingen van de JEF.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven